archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Vermaak en Genot > Een omweg waard | ||||
Een klap van de molenwiek | Nienke Nieuwenhuizen | |||
Sinds een week ben ik in mijn geboorteland en niet in, maar wel op fietsafstand van de Zaanstreek, de plek van mijn geboorte. Het moet hier zijn geweest dat de liefde voor rivieren geboren is. Diezelfde liefde is er ook voor windmolens, al vind je de rivier wel, maar de molens niet in mijn huidige woonplaats in Portugal. In Nederland heb ik vrienden die in een molenschuur aan de Zaan wonen en een andere vriendin van me ijvert er op dit moment voor, om molen de Otter te behouden, zodat deze Amsterdamse houtzaagmolen weer in ere hersteld kan worden. Ik hoop dat dit gaat slagen en wens haar en de stichting succes. Mijn moeder sprak vaak over de tijd dat de molens nog volop in gebruik waren. Ze had een buurman die een molen bezat. Op dagen dat er geen wind was, liep hij onrustig voor het raam heen en weer. Bij het naar buiten kijken, mopperde hij dan: "Wind, weer geen wind...!" Er was dan altijd wel een van zijn vier zonen paraat om zijn uitspraken te pareren met: "Wind weer geen wind...Kijk pa, daar heb je wind!" Op commando konden de jongens er één luid laten klinken! Grootvader Nieuwenhuizen, ik heb hem niet gekend, had ook een molen. Als nazaat van de familie wilde 'Vader Gerrit', als jonge jongen laten zien dat hij snel en lenig was. Hij toonde dit aan met het klassieke molenspel, om zo vlug mogelijk tussen de wieken door te rennen. Dat werd hem een keer fataal. Ik kan dus met recht spreken over iemand in mijn familie, die een klap van de molenwiek heeft gehad. Het wordt zelfs beschreven in een van de vele annalen die de Zaanstreek rijk is. Lange tijd heeft het geduurd voor hij van de verwondingen genezen was. In die tijd werd er voor het huis waar hij woonde, zand gestrooid om het geluid en de trilling van de paarden en karren die voorbijkwamen te dempen. Zelf heb ik maar een paar directe herinneringen aan nog werkende molens. Vader Nieuwenhuizen stierf toen ik acht was. Ik herinner me een visite met hem samen aan molen de Dood, daar werden lijnkoeken voor de koeien geperst. Het bulderen van de wieken en het kraken en schuren van de molensteen was indrukwekkend. Ook zag ik het zagen van hout in molen de Schoolmeester, mijn broer Gerrit werkte daar in de eerste jaren na de oorlog. Hij maakte in die tijd van de overgebleven spaanders, kleine molentjes, die je op de nok van een schuur zette, om de richting van de wind aan te geven. De groene windvaan had golfjes en daarop prijkte een witte eend. Oliemolen Het Pink was om de hoek bij de Boschjesstraat, maar zelf ben ik daar nooit binnen geweest. Ik herinner me wel de prachtige feesttooi aan de wieken tijdens Pinkster en het schaatsen bij de molen in de winter. Ook de mare van een toerist die van bovenuit de molen was gevallen en door de molenstenen was gegrepen, staat me nog bij. Hij had het niet overleefd. Als kind las ik graag de boeken over 'Keteltje' van Cor Bruyn, waarin het Zaanse leven uit de tijd dat de molens nog actief waren, werd beschreven. Ik loop nog niet met molentjes geloof ik, maar ik ben wel duf en dat komt door de pijnstillers. Ik schaarde me altijd onder de vrolijkere mensen, maar er zit kennelijk ook iets van een galspuwer in me. Naast een 'te groot' hart, heb ik een 'te volle' gal (met stenen). Hij moet eruit! De pijn van galstenen kan je het best vergelijken met die van weeën en dat is erg vermoeiend en hou je niet lang vol. Al ben ik zeer gelukkig in Portugal, als het op medische zorg aankomt, vertrouw ik toch meer op hulp in Nederland. Gelukkig kan ik voor verblijf bij mijn lieve familie terecht. Met de hoop dat ik de volgende keer mijn verhaaltje weer met een wat zonniger humeur kan schrijven, groet ik jullie! ------ Het plaatje is van Petra Busstra Meer informatie: www.petrabusstra.com |
||||
© 2021 Nienke Nieuwenhuizen | ||||
powered by CJ2 |