archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Beschouwingen > Een rustig mens | ||||
Morvarid Hamidy, van Kabul naar Monster | Willem Minderhout | |||
Ik weet nog wanneer ik haar voor het eerst ontmoette: Prinsjesdag 2018. Ik was gevraagd of ik die dag ‘iets leuks voor de eerstejaars’ kon organiseren. Onze eerstejaars bestuurskunde op de Haagse Hogeschool komen overal vandaan en niet allemaal kennen ze de geneugten van Den Haag al, dus een bezoek aan de rijtoer van de vorst leek me wel een goed idee. Om het ook educatief verantwoord te laten zijn had ik voormalig Kamervoorzitter Jeltje van Nieuwenhoven en parlementair redacteur van De Groene, Aukje van Roessel gevraagd om iets van hun ervaringen rond deze bijzondere dag met de studenten te delen. In de tuin van de Nieuwe Kerk ontstond een geanimeerd gesprek, dat vanwege de harde wind helaas niet voor iedereen goed te volgen was. Hopelijk was het toch een memorabele ervaring. Een van de studentes sprak me aan. Ze was zeer geïnteresseerd in van alles en nog wat en vroeg me de oren van mijn hoofd. Aan haar taalbeheersing hoorde ik dat ze goed ontwikkeld was, maar dat Nederlands niet haar moedertaal was. Ze bleek Morvarid Hamidy te heten en een aantal jaar eerder uit Afghanistan in Nederland, in het Westlandse dorp Monster, terecht te zijn gekomen. Ik hoopte dat ze het zou redden. Bestuurskunde is bij uitstek een talig vak en je moet het Nederlands goed beheersen om de eindstreep te halen. Ook veel in Nederland geboren en getogen studenten hebben daar moeite mee, laat staan als je hier nog maar een paar jaar rondloopt. Morvarid bleek echter een taaie en ze haalde haar eerste jaar. Soms met hertentamens, maar ze fikste het toch maar. Ook in mijn privéleven dook ze op. Ze bleek een actief lid van de Jonge Socialisten te zijn geworden en die kom ik als oude PvdA’er wel eens tegen. Het leek me, mede in het licht van de ontwikkelingen in Afghanistan, interessant om mijn oude gewoonte om studenten te interviewen voor De Leunstoel weer eens op te pakken. Tot welke etnische groep ik behoor? Eigenlijk wil ik die vraag niet eens beantwoorden, want ik voel me wereldburger. Ik heb geen zin om onderscheid te maken tussen verschillende groepen. Maar mijn eerste taal is Dari, een aan het Perzisch verwante taal, dus we zijn Tadzjieken. Ik spreek echter ook Pasjtoe en – vanwege mijn verblijf in Pakistan – Urdu. Met Nederlands en Engels dus vijf talen in totaal. Mijn ouders hadden het goed in Afghanistan. Mijn vader had een bouwbedrijf en mijn moeder was verloskundige. We woonden in een groot huis in Kabul en we hadden ook nog een leuk huis in een dorp op het platteland. Mijn moeder kwam echter in de problemen. Ze kwam als verloskundige veel in aanraking met vrouwen die door hun man slecht behandeld werden. Zij probeerde die vrouwen te leren hoe ze voor zichzelf op konden komen. Vanwege die activiteiten werd ze op een gegeven moment met de dood bedreigd. Dat was zo serieus dat ze besloot naar Europa te vluchten. Ze nam een broer en een zus van me mee, maar ik bleef achter met mijn vader, twee zusjes en een dementerende oma. Dat was zwaar want ik moest voor hen zorgen. We waren natuurlijk ook bang dat ze ons iets aan zouden doen nu mijn moeder onbereikbaar was. Ze is met het vliegtuig vertrokken en vrij toevallig in Nederland terecht gekomen. We wisten wel dat dat land bestond en dat er heel veel bloemen, vooral tulpen, waren, maar dat was het wel zo’n beetje. Nadat de Taliban verdreven waren konden meisjes weer naar school. Op mijn zestiende werd ik al op de universiteit van Kabul toegelaten. Ik studeerde biologie. In mijn vierde jaar konden we op grond van ‘gezinshereniging’ naar mijn moeder in Nederland. Dat was vooral voor mijn vader een heel zware beslissing. Hij was een man van aanzien in Kabul, maar dat zou hij allemaal verliezen als hij wegging. Hij heeft het er nog steeds heel moeilijk mee, maar hij weet dat hij nooit meer terug kan. Zeker niet nu de Taliban het land weer veroverd hebben. Mijn moeder is dolgelukkig in Nederland. Ze is eindelijk verlost van het verstikkende Afghaanse patriarchaat. Ze is geen verloskundige meer, maar ze is heel actief als tolk in het vluchtelingenwerk en in de stichting ‘Stem voor Afghanen’. Toen wij in Nederland kwamen viel me op hoe groen alles was. Geen, of vrijwel geen, gesluierde vrouwen op straat. Dat vond ik ook heerlijk, want dat gaf me een gevoel van vrijheid. Het was wel schrikken toen we in het huisje van mijn moeder kwamen. We waren in Kabul een groot huis gewend en hier woonden we ineens in een piepklein huisje met zijn allen. Na enige tijd moesten we, de nieuwkomers, zelfs naar een AZC in Maastricht. Dat was wel erg ver weg, dus we vroegen of we dan toch maar in Monster bij mijn moeder mochten wonen. Gelukkig mocht dat. Ik wilde zo snel mogelijk Nederlands leren en een studie oppakken. Met mijn zusje achterop fietste ik van Monster naar het centrum van Den Haag naar les. Ik kon nog maar net fietsen en ik wist aanvankelijk de weg niet, maar toch hebben we het gevonden! Ik wilde naar de universiteit en heb een voorbereidend jaar gedaan van de Universiteit Leiden. Volgens een test sloot bestuurskunde het best aan op mijn interesse, maar ik wist helemaal niet wat dat voor een studie was. Ze hebben me daar aangeraden om niet naar de universiteit maar naar het HBO te gaan. Ik had immers een flinke taalachterstand. Bovendien waren in ons kleine huisje in Monster de studieomstandigheden ook niet optimaal. Ik denk dat dat een goede keus is geweest want ik voel me op de Haagse Hogeschool helemaal op mijn plek. Niet dat dat makkelijk was! Ik kon me redelijk redden in het Nederlands maar van die schoolboeken begreep ik helemaal niets! Ik moest die boeken vrijwel woord voor woord vertalen. Ik heb me daardoor niet laten ontmoedigen. Ik deed met alle debatten mee, ondanks dat ik struikelde over mijn woorden. Ik vond het heerlijk. Het was een worsteling, maar ik heb het gered, al was het vaak met hertentamens. Het vorige coronajaar was verschrikkelijk. Sommige online tentamens werden afgekeurd, dus ik liep wat vertraging op, maar ik lig nog best wel op koers. Ik doe nu een derdejaars-minor Koninkrijksrelaties. Ik vind dat heel interessant. Ik wil me graag wat internationaler oriënteren. Een toekomst in Afghanistan zie ik niet voor mezelf. De Afghanen zijn vreselijk in de steek gelaten, maar ik weet ook niet hoe Afghanistan bevrijd zou kunnen worden van de Taliban-terroristen. Hopelijk weten de bewoners van de Panshir-vallei uit hun invloedssfeer te blijven. Ja, de Taliban zijn ook Afghanen. Dat is waar, hoewel veel van hen uit Pakistan komen. Ze zijn helemaal gehersenspoeld op de Madrassa’s, de Koranscholen. Op de achtergrond proberen de VS, China, Pakistan en Iran om Afghanistan binnen hun invloedssfeer te krijgen. Soms denk ik wel eens dat de Derde Wereldoorlog in Afghanistan zal beginnen. Maar zo somber als ik ben over dat land, zo optimistisch ben ik over mijn eigen leven. Ik geloof in mezelf! Ik ben heel actief bij de Jonge Socialisten. Ik was secretaris van de afdeling Den Haag Leiden. Onlangs heb ik mezelf verkiesbaar gesteld als internationaal secretaris en heb ik flink campagne gevoerd. Ik ben het niet geworden, maar ik kreeg veel stemmen en ik voel me geaccepteerd en gerespecteerd. Ik loop nu ook stage bij de Statenfractie van de PvdA. Allemaal heel leerzaam! Ook heb ik nu een eigen studiootje! Mijn zus studeert geneeskunde in Amsterdam en woont in Zuid-Oost. Ik woonde een tijdje bij haar en dat was heel fijn, maar we hebben een wat afwijkend leefritme. Daardoor zat ik vaak op de gang te studeren. De huismeester vroeg me waarom ik daar zat en toen heb ik mijn situatie uitgelegd. Als HBO-student kom je ook voor zo’n woning in aanmerking, dus toen heeft hij voor mij iets geregeld! Het is heel klein, maar ik ben er erg gelukkig mee! Als het meezit kom ik op de lijst voor de Gemeenteraadsverkiezingen van de PvdA Westland. Als ik gekozen word ga ik natuurlijk weer in Monster wonen. ------- De plaatjes zijn aangeleverd door de auteur |
||||
© 2021 Willem Minderhout | ||||
powered by CJ2 |