archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Vermaak en Genot > Een omweg waard | ||||
Trigger-Happiness | Carlo van Praag | |||
Niet in militaire dienst geweest zijnde, heeft het mij ontbroken aan enig duurzaam contact met de doorsneebevolking en daardoor heb ik de kans gemist voor een jaar of twee aan mijn eigen ABN-bubbel te ontsnappen. Ik til daar niet aan. Wat ik wel heb gemist is het hanteren van wapens. Ik voel mij aangetrokken tot schiettuig. Ik ben wat dat betreft in mijn kinderjaren blijven staan, in de tijd dat ik me met al mijn spaargeld in de speelgoedwinkel meldde voor die prachtige cowboyrevolver uit de etalage. Ik moest hem van mijn ouders terugbrengen. Maar de fascinatie is dus gebleven. Hoe graag zou ik niet een hand- of vuistvuurwapen bezitten, liefst een revolver want die zijn eenvoudig van constructie en geschikt voor de beginneling. Zo-een bijvoorbeeld als die mij werd aangeboden in een antiekwinkel in Veliko Tarnovo (Bulgarije), een heuse Nagant, een deugdelijke zevenschots revolver tot na WOII in gebruik bij het Russische leger. De winkelier verzekerde mij dat het allemaal legaal was, want het ging om een antiek wapen, maar ik zag mij er niet mee in het vliegtuig stappen. Een voorliefde voor wapens kan niet overal op goedkeuring rekenen. U, lezers van dit hoogstaande en veelgelezen blad, hebt vast ook uw bedenkingen. U schrijft mij waarschijnlijk bloeddorst of op zijn minst machtswellust toe, maar ik verkeer met mijn neiging in goed gezelschap. Zo heeft Rudy Kousbroek eens zijn bewondering beschreven voor een machinegeweer, niet om zijn vermogen tot massaslachting, maar om zijn verfijnde techniek en om zijn strikt functionele uitvoering. Hij beleeft dergelijk wapentuig esthetisch: ‘niets dan abstracte structuur uit geometrische vormen van voorbeeldige strengheid’ zegt hij en hij heeft het dan over automatische pistolen, machinegeweren en snelvuurkanonnen’ (Algemeen Handelsblad van 11 april 1967). Dezelfde auteur kocht in zijn Parijse jaren een antiek pistool op de vlooienmarkt (voor vijf francs). Hij repareerde het en zette zich aan het werk om buskruit te bereiden. Hij raadpleegde verschillende middeleeuwse en oude Chinese recepten. ‘Wie nooit zelf buskruit gemaakt heeft leeft maar half’ (zelfde artikel). Laat de lezers van dit blad zich dat aantrekken. Het lukt hem om zwavel, salpeter en houtskool (Norit!!) in de juiste verhouding te mengen. Hij vindt op de markt ook een instrument om loden kogels te gieten. Voor de vuurproef verzamelt zich een gezelschap in de tuin van een hunner. Er wordt een schijf bevestigd aan de schuur en het wapen wordt geladen volgens de regels. Het gezelschap neemt voorzichtig afstand. Rudy legt aan en haalt de trekker over. Er volgt een knal, maar die komt van het slaghoedje, daarna even niets, dan een soort zucht en de kogel die aan het wapen ontsnapt, valt met een flauw boogje voor zijn voeten neer. Op een van onze vele vakantiereizen naar Frankrijk kocht ik munitie, gewoon in de supermarkt. Het was nog in de aanbieding ook. Supermarkten ter grootte van een voetbalveld daar en je kon er destijds van alles kopen: behalve munitie ook tien soorten kwark, een half wild zwijn voor in de oven en een zweepje om kinderen mee te tuchtigen. Het doosje munitie schonk ik als verjaarscadeau aan vriend Loek die er maar wat blij mee was. Hij bezat namelijk een eveneens in Frankrijk gekocht revolvertje maar had daarvoor geen munitie. Helaas bleek de diameter van de patronen iets te groot voor de loop van het wapen. ‘Geen nood’, zei Loek en hij plaatste de revolver in de verticale boorstandaard en begon de loop uit te boren. Ik vermoedde dat dit geen orthodoxe procedure was, maar hield mijn mond. De proef vond plaats in een schaars bevolkt deel van Friesland waar Loek een minuscuul boerderijtje bezat, evenwel met een grote tuin. Wij zaagden een plak uit een reeds gevelde boom en bevestigden deze als schietschijf tegen de deur van de schuur. Loek stond erop ook nog een roos te schilderen op onze schietschijf, want hij had tegen het einde van de oorlog enige tijd gediend in het Britse leger en zich daar onderscheiden als scherpschutter. Het wapen werd geladen en wij plaatsen ons in eerste instantie op tien pas afstand van ons doel. ‘Nee, zei Loek, dat is te makkelijk’. Wij vergrootten de afstand met nog vijf passen. Loek schoot als eerste. De knal viel mee of tegen, afhankelijk van hoe je het bekijkt. Mijn beurt. Ik omvatte de kolf van het wapen met twee knuisten, zoals je in films ziet, en drukte af. Ik had gerekend op een ferme terugslag, maar die was er nauwelijks. Verwachtingsvol inspecteerden wij de schijf. ‘Niet in de roos’, zei Loek. ‘Dat moet beter kunnen’. ‘Zelfs niet in de schijf’ constateerde ik. Wij onderzochten de deur van de schuur. Nergens een spoor van een inslag. Ten slotte bleek dat wij de hele schuur gemist hadden. Loek vloekte. ‘Ach’, troostte ik mijn vriend, ‘de revolver is misschien niet perfect, maar om te dreigen volstaat hij’. Het was de enige keer in mijn leven dat ik een vuurwapen heb afgeschoten. Had ik in Amerika gewoond, dan was het anders gelopen. Laat ik vooropstellen dat ik dolgelukkig zou zijn geweest met de nederlaag van die kwaadaardige kleuter die het presidentschap tot een aanfluiting heeft gemaakt. Verder onderschrijf ik allerminst het constitutionele recht van de Amerikanen (vastgelegd in het ‘Second Amendment’) om wapens te bezitten en te dragen. Het vindt zijn oorsprong in de opstand tegen het Britse gezag aan het einde van de 18e eeuw en is een belachelijk relict dat zoals bekend sinistere gevolgen met zich draagt. Er waren voor de inauguratie van de nieuwe president 25.000 soldaten nodig om het Capitool te verdedigen tegen een mogelijke aanval door de gewapende aanhangers van de aftredende president. Ik zou elke poging toejuichen om dit recht op wapens te beperken en zo mogelijk af te schaffen. Maar voor het zover was zou ik mij nog gauw vervoegen bij ‘your friendly neighborhood gun store’ om een kleine collectie vuurwapens te verwerven die ik regelmatig zou demonteren, oliën en poetsen en op geëigende plekken ook zou afvuren. Met dat al ben ik blij dat ik in Nederland woon, waar zulks voor de oppassende burger niet is weggelegd. ------ Het plaatje is van Freek de VriesLentsch Meer informatie: www.instagram.com/_studioagape_ |
||||
© 2021 Carlo van Praag | ||||
powered by CJ2 |