archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Vermaak en Genot > Een omweg waard | ||||
Ze kijken naar me! * | Thomas van der Steen | |||
Op mijn fietstochten tref ik geregeld een kudde Schotse Hooglanders. Uiterst behoedzaam passeer ik ze, want met die beesten gelden de voorschriften van de vijfentwintigmetersamenleving. En elke keer als ik de langharige lomperiken weer zie grazen denk ik: ja, ja, ik weet het jongens, ik moet écht een keer naar Schotland. Het moet nou eenmaal omdat mijn moeder daar is opgegroeid. De eerste 23 jaren van haar leven woonde zij in Glasgow, de harde, grauwe havenstad aan de rivier de Clyde. Vlak na de oorlog ontmoette ze mijn vader in Aldershot Garrison, het trainingskamp van het Britse leger. Hij was daar als tolk van de Nederlandse divisie. Na drie keer gedanst te hebben trouwden ze. Ze vond hem ook zo leuk omdat hij niet vloekte, zoals al die andere mannen - waarschijnlijk herkende ze zijn godverdommes niet als vloek. In Nederland kwam ze in Rotterdam terecht, het jonge stel trok in bij zijn ouders. Denk je verlost te zijn van de donkere sfeer van je noeste geboortestad, glijd je naadloos een identieke stad in. Vlak na de oorlog, dus de stad richtte zich moeizaam op uit de ruïnes van het bombardement van 1940. Niet voor niets vond zij De Avonden zo’n geweldig boek. Ze herkende het van elke levensvreugd beroofde decor maar al te goed, het benam haar de adem. Maar al gauw kreeg mijn vader een baan aangeboden bij de Wereldomroep in Hilversum. Ze bezichtigden een huis in een laan met bomen en ze was verkocht. ‘Ik stond tot mijn knieën in de sneeuw maar dacht: dit is het, hier wil ik wonen!’ Daar ben ik ze nog altijd dankbaar voor, ik woon er al mijn hele leven. Tot nu toe is het er nog niet van gekomen, een reis naar mijn roots. Mijn generatiegenoten wel allemaal natuurlijk. Voor de whiskey * of golf, het liefst alle twee. Ik blijf er ver van, van beide. Golf vind ik stom en whiskey vies. Ik ben te laat om de dingen in Glasgow te zien waarover mijn moeder vertelde. De razor-gangs die elkaar op straat te lijf gingen met scheermessen, de Ranger-fans die op die van Celtic joegen, of andersom, hun vuisten gewapend met knuckledusters, boksbeugels. De goten die op vrijdagavond vol lagen met dronkelappen die hun weekloon in de pubs hadden verbrast. De ‘flares’ aan de horizon. Scheepswerven en andere zware industrie spuwden hun vlammen uit hun schoorstenen hoog de lucht in. De fabrieken zijn grotendeels weg, de roet is van de gebouwen geschrobd. Net als in Lille, Luik en veel steden in het Ruhrgebied zijn oude architectonische schatten en verdere pracht tevoorschijn gekomen. De door de wereldberoemde architect Macintosh vormgegeven gevels zijn gepoetst, indrukwekkende, futuristische gebouwen verrezen; de stad is een toeristische bestemming geworden. Zo gauw Covid-19 is uitgewoed ga ik, ik zweer het. Tijdens een herfstwandeling met mijn dochter over de Hoorneboegse hei staat er een heel groepje Hooglanders wezenloos te malen. ‘Kom pap’, zegt ze, ‘ik wil een foto maken.’ We komen mij iets te dichtbij maar ja, Instagram vereist nou eenmaal scherpte. ‘Hé, ze kijken allemaal naar jou papa, waarom?’ ‘Geen idee, kind, echt niet.’ *Ja, ik weet het, de officiële spelling in Schotland is whisky, maar mijn moeder had 100% Iers bloed en vond whiskey mooier. -------- Dit verhaal is geïnspireerd op een plaatje van Coc van Duijn. Meer informatie op: http://cocvanduijn.nl/ |
||||
© 2020 Thomas van der Steen | ||||
powered by CJ2 |