archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Bezigheden > Ergernissen | ||||
Aalscholvers en oorsuizen | Jack Luiten | |||
Iedereen heeft wel eens last van suizende oren, de één wat meer dan de ander. De aandoening heet tinnitus en dat is afgeleid van het Latijnse tinnitus aurium, hetgeen letterlijk ‘gerinkel in de oren’ betekent. Hoe kom je eraan en wat kun je eraan doen? De geleerden zijn het over de antwoorden op beide vragen niet eens. Lang geleden bezochten we vaak discotheken en popconcerten. En na afloop had je inderdaad het gevoel dat het concert nog vrolijk doorging. Zelfs de volgende ochtend kon je er nog last van hebben. Tegenwoordig nemen jongeren oordopjes mee om hun gehoor te beschermen, maar die had je vroeger niet. Of misschien ook wel, maar zagen we het nut er niet van in. Belangrijk symptoom van tinnitus is dat het waargenomen geluid niet van buitenaf komt, maar van binnenuit. Of het nu ruis is, piepen of fluiten en soms zelfs gebonk, het moet ergens vandaan komen. Vroeger heb ik wel eens een dreun voor mijn hoofd gekregen op het schoolplein. Ooit ben ik eens van een rijdende vrachtwagen gevallen, bovenop mijn hoofd. Ik kwam weer bij kennis tussen twee stoelen in de woonkamer van de familie Boon, terwijl ik de huisarts recht in de ogen keek. Mijn buurvrouw heeft iets soortgelijks meegemaakt. Ze was toen al dik in de tachtig. Het gebeurde op de dag dat de laatste mond-en-klauwzeercrisis in ons land uitbrak (2001). Ze was op de fiets op weg naar huis, toen ze werd geschept door een auto. Ze maakte een klapper van jewelste, was gebutst aan alle kanten en brak enkele botten. Hoewel ze op haar hoofd viel, overleefde ze dat zware ongeluk. Sterker nog, ruim een halfjaar later liep ze weer kwiek rond over het boerenerf. Ze had wat last van oorsuizingen, zei ze later, maar dat was ook alles. Ze was een pronte en bedachtzame boerin en heeft de honderd net niet gehaald. Van hard werken ga je niet dood, was haar lijfspreuk. De koeien en kalfjes verzorgen, bijna dagelijks kaasmaken en het vaste ritme van de werkzaamheden van alledag vormden de ingrediënten van een stabiel leven. Ze was niet van haar stuk te brengen en áls dat al eens gebeurde, keek ze langs je heen en bracht ze het gesprek al gauw tot een eind. Jaren na haar verkeersongeval zag ik haar – ze was de negentig ruim gepasseerd – wat ongedurig bewegen op het boerenerf, waar toen al lang geen koeien meer werden gehouden en het grind nog steeds op zaterdagmiddag werd geharkt. Schuin achter haar hield ze een windbuks vast. Ze klaagde over een stel volwassen Vlaamse gaaien, die haar moestuin teisterden. De jonge vogels hadden dat kunstje ook al gauw door. Ik ging op haar af: ‘Buurvrouw, je gaat me toch niet vertellen dat ... ’. Nee, nee, ze wilde ze alleen maar aan het schrikken maken. Ik hoor het haar nog zeggen. Toen we van vakantie terugkwamen en ik haar weer zag, wilde ze het er liever niet meer over hebben. ‘Nou, die vogels die zijn weg, hoor’, zei ze van achter de heg met een enigszins triomfantelijk gezicht. Daarmee was alles gezegd. Ik moest er aan terugdenken toen het Leids Dagblad op 1 april jl. meldde dat een bejaarde man, afkomstig uit een plaats in de omgeving van die stad, was opgepakt voor het doden van een aalscholver. Doodgeschoten, ook met een windbuks. Deze zwarte vogel, meestal gezeten op een lantaarnpaal om zijn gespreide vleugels te laten drogen, is een beschermde inheemse soort. Op het doden staat een maximale celstraf van maar liefst zes jaar. In het bericht stond, dat de man van 76 jaar na zijn aanhouding was overgebracht naar het cellencomplex in Gouda. Nee, het was géén mop. In mijn hoofd komen flarden voorbij van vakanties op enkele Griekse eilanden, waar het toen akelig stil was in de lucht. Omdat vogels schade toe brachten aan de oogst zijn ze simpelweg uitgeroeid. Een kwestie van jarenlang blijven schieten, totdat je niets meer ziet of hoort. In Nieuw Zeeland onderging de kea, een papagaai-achtige, bijna hetzelfde lot. Ook daar is deze vogel bijna niet meer te horen en te zien. Ja, hij vrat wel eens het rubber van de ruitenwissers. En at wat mee op het land van de boer. En dan grijp je naar het geweer, de mens beschikt. Zo’n twintig jaar terug kon je ze nog op veel plekken zien, nu moet je naar zo’n afgeschermd vogelpark om deze prachtige vogel te kunnen zien. Nog even terug naar die aalscholver, die ondanks een daling van de palingstand een enorme opmars in ons land heeft gemaakt. Deze zwarte vogels ogen onvriendelijk, zijn voortreffelijke duikers en nog betere vissers en, algemeen bekend, ze schijten alles onder. Geen wonder dat ze niet door iedereen graag worden gezien. In Zuidoost-Azië worden aalscholvers gebruikt om vissen te vangen voor hun baas. Zijn spitse, haakvormige snavel maakt hem tot een goede visser en al eeuwen terug werden aalscholvers door vissers in de Oriënt en India voor de visvangst afgericht. De vissers bonden met een touw de lange hals af, zodat de grotere vissen niet werden ingeslikt. In Nederland is deze vogel intussen een plaag voor de omgeving, vinden sommigen. Anderen vinden het juist een machtig mooie vogel, die vaak in kolonies is te bewonderen. In de jaren zestig en zeventig was het bezit van een windbuks heel gewoon, zeker op het platteland. Kinderen zoals ik speelden ermee. De ene keer schoot je op blikjes, de andere keer mussen en spreeuwen op het dak. Met kleine loden kogeltjes van 3 of 4 millimeter dik. Niemand keek er van op. Wijzelf dachten er amper over na. Het hoorde bij het leven. Zelf schoot ook ik eens een mus van de top van de koeienstal van de buren. Ik had geluk en pech tegelijk. Geluk, dat ik eindelijk eens raak schoot en pech omdat mijn vader niet ver achter me stond. Hij was de hoefsmid van het dorp en ik had hem niet gezien en al helemaal niet verwacht. Ik kreeg volkomen onverwachts een dreun om mijn oren, die mij languit vloerde. De klap was zo venijnig hard, dat ik nooit meer een buks heb aangeraakt. ‘Alles wat weerloos is, daar moet je met je poten van afblijven’, zei hij met rood aangelopen hoofd. Zoiets vergeet je niet. De bejaarde schutter van de aalscholver zal geen zes jaar cel krijgen. En ook geen forse draai om zijn oren. Misschien dat een passende taakstraf helpt. Twee dagen op water en brood als voorwaardelijke straf? Die zou hij dan kunnen ontlopen door hem een paar dagen op pad te sturen met een camera. De opdracht: op twintig plaatsen rond Leiden aalscholvers fotograferen en het resultaat ervan persoonlijk afleveren bij de Vogelbescherming in Zeist. Al geruime tijd heb ik last van suizende oren. De oorzaak is nog steeds niet achterhaald. Knalharde popmuziek? De val van de vrachtwagen? De vechtpartij op het schoolplein? Of is het toch gekomen door die opdoffer van mijn vader? De huisarts, die ik meerdere keren heb gevraagd naar de oorzaak van deze ellende, trekt telkens een gezicht van ‘dat weet ik ook niet precies’. Bij het laatste bezoek was hij aan het eind van het consult ineens veel stelliger: ‘Je vader was hoefsmid, sterk als een beer en had heel grote handen. Hou het daar maar op.’ ----- Het plaatje is van Han Busstra |
||||
© 2020 Jack Luiten | ||||
powered by CJ2 |