archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Doe toch een spelletje mee delen printen terug
Flip fascineerde me Manuel Nepveu

1606VG FlipOoit deed mijn gewaardeerde schaakvriend Hans Meijer een observatie over het schaakspel die helemaal klopt: ‘…Het is een spel van koude strategieën en verstoken van gevoel of menselijk contact. Interactie bestaat uit het doen van zetten op een vierkant geruit bord …’. Dat wil alleen niet zeggen dat er tussen de spelers zelf geen contact zou zijn. Mijn geheugen is bevolkt met lieden die tegenover mij hun koude strategieën uitprobeerden. Voor en na de partij was er met de meesten van hen menselijk contact, puntgave autisten waren in de minderheid. Eén persoon is mij in het bijzonder bijgebleven. Dat was Flip.

Toen ik begin jaren zeventig lid werd van BSG (afkorting voor Bussums Schaak Genootschap) zat Flip in dezelfde groep als waarin ik kwam te spelen. Hij was goed gekleed – onberispelijk is misschien een beter woord – en had lang, kastanjebruin haar. Flip had de Rietveldacademie doorlopen en was striptekenaar. Ik hoorde al gauw van hemzelf dat hij flink aan de heroïne was geweest, maar inmiddels was afgekickt. Hm. Op de club heb ik maar één keer tegen hem gespeeld. Later vertelde hij me dat hij uitgerekend in die partij onder invloed van geestverruimend spul was geweest.

Flip woonde op drie steenworpen afstand en ik kwam met enige regelmaat bij hem over de vloer. Zijn vader was een gedistingeerde heer met artistieke trekjes, zijn moeder zag er oud uit voor haar leeftijd, handwerkte altijd en was naar eigen zeggen goed in wiskunde en puzzels. Beiden spraken een opvallend mooi Nederlands, evenals Flip trouwens. Het huis van de familie gaf aanleiding tot de veronderstelling dat pa – niet meer in het arbeidsproces – goed had geboerd. Als ik op bezoek kwam kletste ik vaak wat met de ouwe lui, maar uiteindelijk moest er wel geschaakt worden.

Op Flips zolderkamer stond een schaakbord prominent op een daartoe ingerichte tafel. Groot bord, witte en bruine velden. Stukken van een mooi formaat, gebroken wit en bruin. Met viltjes. Het geheel straalde evenwicht, harmonie uit. Het was dus een genot om met dit spel te schaken. We lieten onze koude strategieën op dit bord op elkaar los, ritueel bijkans. Koffie en sigaren van uitstekende kwaliteit begeleidden ons daarbij. ‘Beide van Hajenius!’ aldus Flip met duidelijke trots. Flip mocht dan een bohemienachtig type zijn, hij had een goede opvoeding genoten en had geleerd van het goede der aarde te genieten. Ik had ook niet de indruk dat hij zich tegen zijn milieu afzette. Daar was voor hem dan ook niet zoveel reden toe.

Onze partijen vonden plaats ingebed tussen uitwisselingen van persoonlijke, zij het niet altijd van stijlvolle, aard. ‘Pissen is hartstikke pijnlijk wanneer je een druiper hebt.’ Ik laat in het midden wie van ons deze kranige uitspraak deed. Op zekere dag kreeg ik een schaakboekje van hem: ‘Die Verteidigung des Damengambits’ van de Praeceptor Germaniae Tarrasch. Dit exemplaar uit 1924 had oorspronkelijk toebehoord aan een stevige schaker die ik zo’n dertig jaar later in den lijve zou ontmoeten, bij een toernooi in Amsterdam: de vermaarde ‘Kabouter’ Roel van Duijn. Het boekje ligt naast me terwijl ik deze zinnen intik. Ook maakte striptekenaar Flip een keer heel snel een karikaturale schets van me. Treffend. Ik weet helaas niet waar die schets gebleven is.

Op zekere dag werd ik voorgesteld aan een nieuwe vlam van Flip. Haar naam is me ontschoten, maar zij maakte een geweldige indruk op mijn jongeheer. Ik ervoer bij die gelegenheid wederom dat Flips afkicken niet volledig was geweest, er was sprake van lotsverbondenheid tussen hem en zijn vlam. Flip woonde inmiddels in Amsterdam en was vader geworden, een trotse. Ook ik verdween uit de Bussumse contreien. Het contact loste op in het niets. Totdat ik laat jaren zeventig op het bekende adres aanbelde en met mijn neus in de boter viel. Het was weer als vanouds. Ik speelde in de huiskamer een partij met Flip –  niet op zolder ditmaal –  ondertussen koutend met de andere aanwezigen. Moeder Flip was aan een kunstzinnig handwerkje bezig. Bij die gelegenheid liet ik weten dat mijn promotiedatum vaststond en dat iedereen ‘bij deze’ uitgenodigd was. Dit is de laatste keer geweest dat ik met Flip heb gespeeld, de laatste keer dat ik hem heb gezien. Tijdens mijn promotie was vader Flip aanwezig, Flip niet.

Het leven gaat verder. Flip kwam soms, zonder herkenbare aanleiding in mijn hersenpan bovendrijven. Hoe zou hij het maken? Woonde hij nog in Amsterdam? Hoe was het hem vergaan als striptekenaar? Kort geleden kwam ik op het idee eens op Wikipedia te kijken. Waarachtig, raak! Maar de vreugde van de ontdekking sloeg vrijwel direct om in melancholie. Flip bleek zeventien jaar geleden overleden te zijn, een middenveertiger. De spuit? Iets anders? ‘Flip … was een veelbelovend kunstenaar wiens talent nooit tot volle bloei is gekomen,’ las ik. Het verbaasde me niet.

Zonder het schaken, zonder BSG had ik Flip nooit leren kennen. Deze persoon was zó volstrekt anders dan de types waar ik in die dagen normaliter mee omging. Hij was waziger. Fragiel van uiterlijk. Kwetsbaar. Dat laatste merkte ik na een incidentje waarbij een van mijn familieleden in negatieve zin betrokken was. Flip is er meer dan eens op teruggekomen. Hoe dan ook, ik ben blij dat ik Flip heb gekend. Hij deed een ander venstertje in mijn grijze materie open. En ja, hij was orden van grootte fascinerender dan de koude strategieën die wij ritueel op elkaar loslieten.

-------
Het plaatje is van Henk Klaren


© 2019 Manuel Nepveu meer Manuel Nepveu - meer "Doe toch een spelletje mee"
Vermaak en Genot > Doe toch een spelletje mee
Flip fascineerde me Manuel Nepveu
1606VG FlipOoit deed mijn gewaardeerde schaakvriend Hans Meijer een observatie over het schaakspel die helemaal klopt: ‘…Het is een spel van koude strategieën en verstoken van gevoel of menselijk contact. Interactie bestaat uit het doen van zetten op een vierkant geruit bord …’. Dat wil alleen niet zeggen dat er tussen de spelers zelf geen contact zou zijn. Mijn geheugen is bevolkt met lieden die tegenover mij hun koude strategieën uitprobeerden. Voor en na de partij was er met de meesten van hen menselijk contact, puntgave autisten waren in de minderheid. Eén persoon is mij in het bijzonder bijgebleven. Dat was Flip.

Toen ik begin jaren zeventig lid werd van BSG (afkorting voor Bussums Schaak Genootschap) zat Flip in dezelfde groep als waarin ik kwam te spelen. Hij was goed gekleed – onberispelijk is misschien een beter woord – en had lang, kastanjebruin haar. Flip had de Rietveldacademie doorlopen en was striptekenaar. Ik hoorde al gauw van hemzelf dat hij flink aan de heroïne was geweest, maar inmiddels was afgekickt. Hm. Op de club heb ik maar één keer tegen hem gespeeld. Later vertelde hij me dat hij uitgerekend in die partij onder invloed van geestverruimend spul was geweest.

Flip woonde op drie steenworpen afstand en ik kwam met enige regelmaat bij hem over de vloer. Zijn vader was een gedistingeerde heer met artistieke trekjes, zijn moeder zag er oud uit voor haar leeftijd, handwerkte altijd en was naar eigen zeggen goed in wiskunde en puzzels. Beiden spraken een opvallend mooi Nederlands, evenals Flip trouwens. Het huis van de familie gaf aanleiding tot de veronderstelling dat pa – niet meer in het arbeidsproces – goed had geboerd. Als ik op bezoek kwam kletste ik vaak wat met de ouwe lui, maar uiteindelijk moest er wel geschaakt worden.

Op Flips zolderkamer stond een schaakbord prominent op een daartoe ingerichte tafel. Groot bord, witte en bruine velden. Stukken van een mooi formaat, gebroken wit en bruin. Met viltjes. Het geheel straalde evenwicht, harmonie uit. Het was dus een genot om met dit spel te schaken. We lieten onze koude strategieën op dit bord op elkaar los, ritueel bijkans. Koffie en sigaren van uitstekende kwaliteit begeleidden ons daarbij. ‘Beide van Hajenius!’ aldus Flip met duidelijke trots. Flip mocht dan een bohemienachtig type zijn, hij had een goede opvoeding genoten en had geleerd van het goede der aarde te genieten. Ik had ook niet de indruk dat hij zich tegen zijn milieu afzette. Daar was voor hem dan ook niet zoveel reden toe.

Onze partijen vonden plaats ingebed tussen uitwisselingen van persoonlijke, zij het niet altijd van stijlvolle, aard. ‘Pissen is hartstikke pijnlijk wanneer je een druiper hebt.’ Ik laat in het midden wie van ons deze kranige uitspraak deed. Op zekere dag kreeg ik een schaakboekje van hem: ‘Die Verteidigung des Damengambits’ van de Praeceptor Germaniae Tarrasch. Dit exemplaar uit 1924 had oorspronkelijk toebehoord aan een stevige schaker die ik zo’n dertig jaar later in den lijve zou ontmoeten, bij een toernooi in Amsterdam: de vermaarde ‘Kabouter’ Roel van Duijn. Het boekje ligt naast me terwijl ik deze zinnen intik. Ook maakte striptekenaar Flip een keer heel snel een karikaturale schets van me. Treffend. Ik weet helaas niet waar die schets gebleven is.

Op zekere dag werd ik voorgesteld aan een nieuwe vlam van Flip. Haar naam is me ontschoten, maar zij maakte een geweldige indruk op mijn jongeheer. Ik ervoer bij die gelegenheid wederom dat Flips afkicken niet volledig was geweest, er was sprake van lotsverbondenheid tussen hem en zijn vlam. Flip woonde inmiddels in Amsterdam en was vader geworden, een trotse. Ook ik verdween uit de Bussumse contreien. Het contact loste op in het niets. Totdat ik laat jaren zeventig op het bekende adres aanbelde en met mijn neus in de boter viel. Het was weer als vanouds. Ik speelde in de huiskamer een partij met Flip –  niet op zolder ditmaal –  ondertussen koutend met de andere aanwezigen. Moeder Flip was aan een kunstzinnig handwerkje bezig. Bij die gelegenheid liet ik weten dat mijn promotiedatum vaststond en dat iedereen ‘bij deze’ uitgenodigd was. Dit is de laatste keer geweest dat ik met Flip heb gespeeld, de laatste keer dat ik hem heb gezien. Tijdens mijn promotie was vader Flip aanwezig, Flip niet.

Het leven gaat verder. Flip kwam soms, zonder herkenbare aanleiding in mijn hersenpan bovendrijven. Hoe zou hij het maken? Woonde hij nog in Amsterdam? Hoe was het hem vergaan als striptekenaar? Kort geleden kwam ik op het idee eens op Wikipedia te kijken. Waarachtig, raak! Maar de vreugde van de ontdekking sloeg vrijwel direct om in melancholie. Flip bleek zeventien jaar geleden overleden te zijn, een middenveertiger. De spuit? Iets anders? ‘Flip … was een veelbelovend kunstenaar wiens talent nooit tot volle bloei is gekomen,’ las ik. Het verbaasde me niet.

Zonder het schaken, zonder BSG had ik Flip nooit leren kennen. Deze persoon was zó volstrekt anders dan de types waar ik in die dagen normaliter mee omging. Hij was waziger. Fragiel van uiterlijk. Kwetsbaar. Dat laatste merkte ik na een incidentje waarbij een van mijn familieleden in negatieve zin betrokken was. Flip is er meer dan eens op teruggekomen. Hoe dan ook, ik ben blij dat ik Flip heb gekend. Hij deed een ander venstertje in mijn grijze materie open. En ja, hij was orden van grootte fascinerender dan de koude strategieën die wij ritueel op elkaar loslieten.

-------
Het plaatje is van Henk Klaren
© 2019 Manuel Nepveu
powered by CJ2