archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Beschouwingen > Bij ons in de straat | ||||
Jan-Archibald en Ik | Marcel Duyvestijn | |||
Sinds er een kind op komst is, hebben we één kamer ontruimd. Dat wordt de kinderkamer. Hoewel de kleine wurm nog geen twintig centimeter is, wil hij wel 15 vierkante meter hebben. Hij niet, maar mijn vrouw wil dat. Want het is ook minder zijn kamer dan dat het haar kamer is.
De kamer van Jan-Archibald.
‘Wie is Jan-Archibald?’ vraagt mijn vrouw.
‘Ons kind.’
‘Jan-Archibald?’
‘Dat zei ik toch.’
We deden er het zwijgen toe. De strijd om de naam van het nog ongeboren jochie gaat straks in volle vreugde losbarsten. Tot die tijd probeer ik mijn keuze door te drukken. En als het op een gegeven moment op internet staat, kunnen we niet meer terug. Dat is mijn redenatie. Vandaar: Jan-Archibald.
In de kamer van Jan-Archibald staat nu al een wiegje dat nog bekleed moet worden, in de hoek ligt een stapel knuffelbeesten en de boekenkast is ontruimd voor de nu nog lege fotolijstjes, nu nog keurig opgevouwen rompertjes, nu nog lege melkflesjes en het nodige speelgoed (‘Stel je voor dat hij te vroeg geboren wordt en hij kijkt om zich heen. Wellicht dat hij zal zeggen: hé pa, waar is mijn speelgoed’). De enige boeken die nu in de kast staan, zijn Nijntje in het Museum (hij is namelijk nooit te jong voor goeie kunst) en Jip en Janneke voor als pappa moet gaan voorlezen.
Ik heb de boeken van Annie M.G. even doorgewerkt, maar ik denk dat ik ze moet herschrijven. Annie M. G. schreef over het duo in een ver verleden. Toen er nog geen televisie was, geen mobiele telefoon, laat staan internet, laat staan de Leunstoel. De tekst, hoe tijdloos ook, mag wat aanpassingen hebben. ‘Jip moet met zijn bling-bling mobiel een sms’je krijgen van de immer vet coole chick Janneke.’ Of iets in die geest. Dat ze door een gat in de heg kruipen, is voor de kinderen van nu ongeloofwaardig. Misschien dat ze een keer buitenspelen als Talpa niet uitzendt, maar tegen de tijd dat onze Jan-Archibald groot is, bestaan er helemaal geen heggen meer. Alleen maar virtuele (met de juiste ‘tools’ kun je die barricaden slechten.) Ik hoor hem nu al vragen: ‘Jezus, pap, die Jip kan Janneke toch gewoon sms’en als hij haar wil daten.’ Leg dat maar eens uit.
Maar goed, zoals ik zei, voorlopig heeft Jan-Archibald nog niets te zeggen. Ik overigens ook niet. Zwangere vrouwen kun je beter gehoorzamen. Dat wil zeggen: als je nog een rustig leven wilt hebben. Op een dag stond er een emmer blauwe verf en een kwast in de gang. De plintjes waren afgeplakt en op de grond had mijn vrouw plastic beschermfolie gelegd. Geen briefje. Geen woorden. Nee. De boodschap was duidelijk. ‘Ik ben zwanger en kan niet schilderen. Jij moet het maar doen.’
Dat Jan-Archibald een eigen kamer moet krijgen, is tot daar aan toe, maar het ergerlijke is dat mijn vrouw nu met haar werkspullen bij mij in mijn werkkamer intrekt. Een bureau moet er komen. Een stoel. Een boekenkast voor haar verzameling damesbladen. Haar spullen van school. De koekjestrommel met ansichtkaarten. De syllabussen van de studie Geschiedenis uit 1992 (je weet nooit waar het goed voor is. Ik heb ooit gezegd: ‘Misschien gaat Jan-Archibald ook wel geschiedenis studeren. Dan kan hij tenminste jouw aantekeningen overnemen.’) Al die spullen staan nu in mijn werkkamer. En dat is nog niet eens zo erg. Het ergste is dat ze ook wil dat ik deze kamer nu regelmatig opruim. Voor de anderhalve minuut per maand dat zij aan haar bureau zit, moet ze zich prettig voelen achter haar bureau.
Ik protesteer niet. Zwangere vrouwen moet je niet tegenspreken. Dat weet ik inmiddels. Maar ik kijk alvast vooruit. Als Jan-Archibald straks de leeftijd krijgt dat hij gaat praten, dan kunnen we met z’n tweeën een front vormen. Tot die tijd: zwijgen.
**********************************
Een interessante cultuursite is: www.flauwecult.nl |
||||
© 2005 Marcel Duyvestijn | ||||
powered by CJ2 |