archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Bezigheden > Uit de wereldhandel | ||||
Kunstige schaarste | Paul Bordewijk | |||
Af en toe wordt er een nieuw schilderij van Rembrandt ontdekt, of denkt iemand een nieuw schilderij van Rembrandt ontdekt te hebben. Dat is dan groot nieuws, je kunt er de voorpagina van de NRC mee halen. Maar waarom eigenlijk? Hoewel ik zelf meer op heb met de late impressionisten, zal ik niet ontkennen dat Rembrandt goed kon schilderen. Hij heeft met zijn schilderijen zeker de wereld verrijkt. Wanneer hij nog meer geschilderd had zou de wereld nog meer verrijkt zijn. Maar wordt de wereld er ook beter van wanneer een nieuw schilderij van Rembrandt ontdekt wordt? Het gaat dan om een schilderij dat al bestond. Je kunt niet zeggen dat het mooier is geworden omdat iemand denkt te hebben aangetoond dat het door Rembrandt is geschilderd. De artistieke waarde is dus niet toegenomen en dus ook niet de bijdrage die het schilderij levert aan ons collectieve welzijn. Wel neemt de waarde van het schilderij als verzamelobject toe wanneer het door Rembrandt blijkt te zijn geschilderd en dat is prettig voor de eigenaar. Het omgekeerde komt ook voor. In de jaren dertig dook het schilderij De Emmaüsgangers van Vermeer op. Het werd het pronkstuk van het Museum Boymans. Na de oorlog toonde Han van Meegeren aan dat hij degene was die het geschilderd had. Toen vonden mensen het ineens veel minder mooi. Naarmate er meer Rembrandts zijn, worden ze minder zeldzaam en kan de waarde van andere Rembrandts daardoor afnemen. Of ons collectieve bezit meer waard wordt als er een nieuwe Rembrandt wordt ontdekt, is dus nog maar de vraag. Schilderijenverzamelaars zijn te vergelijken met postzegelverzamelaars. In 2012 bracht een postzegel op een veiling liefst één miljoen euro op. Dat is nog lang niet de waarde van een Rembrandt, maar zo’n postzegel heeft ook geen artistieke waarde en moet het alleen van de zeldzaamheid hebben. Het betrof de zogenaamde blauwe Mauritius, een van de twee eerste postzegels van het eiland in de Indische Oceaan, die maar kort in de verkoop is geweest. Er zijn daardoor nog slechts acht exemplaren van bekend. Eén van die zegels is te zien op Mauritius, waar hij het topstuk van het lokale museum is. Hij wordt geëxposeerd in een donkere ruimte, waar af en toe gedurende tien seconden een zwakke lamp de postzegel verlicht. Zo wordt benadrukt wat een bijzonder bezit het is. Maar je hoeft niet naar Mauritius. Het Communicatiemuseum in Den Haag heeft er ook een. Authenticiteit is een belangrijk criterium voor de verzamelwaarde van schilderijen. Soms is niet aan de hand van de schildering zelf na te gaan wie de schilder was, maar moet daar allerlei natuurwetenschappelijk onderzoek aan te pas komen. Een kopie of een reproductie van een schilderij is veel minder waard. En ook de schilderijen van meester-vervalser Geert Jan Jansen, die tegenwoordig exposeert met schilderijen ‘in de trant van’, zijn weinig waard, behalve als een schilder zo’n doek ten onrechte als een schilderij van zichzelf herkent. Bij andere kunstvormen kan het lastiger zijn uit te maken wanneer iets nu authentiek is of niet. Om de verzamelwaarde van etsen en litho’s op peil te houden wordt meestal slechts een beperkt aantal afgedrukt en worden die afdrukken genummerd en gesigneerd. Dat houdt de waarde als verzamelobject op peil, maar heeft niets met de artistieke waarde te maken. Ingewikkelder is het bij beelden, waar we onderscheid moeten maken tussen gehouwen en gegoten beelden. Bij gehouwen beelden is er één origineel, maar kan men daarvan wel afgietsels maken. Die zijn voor de leek misschien niet van het origineel te onderscheiden, maar voor de kenner wel en daarom hebben ze geen verzamelwaarde. Bij gegoten beelden wordt door de kunstenaar een ontwerp gemaakt in was, waarna vervolgens een mal wordt gemaakt, die dan wordt gebruikt om het beeld in brons te gieten. Met die ene mal kun je verschillende exemplaren van hetzelfde beeld maken, zoals er meerdere exemplaren van één boek zijn. Het Museum Kröller-Muller bezit een exemplaar van Aristide Maillol’s l’Aire, maar je kunt dat beeld ook in Parijs en Perpignan zien. Kennelijk zijn dat meerdere exemplaren van hetzelfde beeld en worden ze niet als kopieën beschouwd. Bij De Denker van Rodin raak je niet uitgedacht over dit thema. Het beeld werd gemaakt in 1881 als onderdeel van de monumentale ingang van een nieuw museum, de Poort van de Hel, geïnspireerd op Dante. Over de hele wereld zijn er exemplaren van te bewonderen. Toen Rodin in 1917 stierf erfde de Franse staat de gipsen mallen en het recht om afgietsels te maken. De staat beperkte toen het aantal afgietsels dat er nog per beeld zou mogen worden gemaakt. Of Rodin dat ook gewild had is de vraag: voor de meeste componisten kan hun werk niet vaak genoeg worden uitgevoerd en wat is een nieuw exemplaar van een beeld anders dan een volgende opvoering van een muziekstuk? In 1937 kochten William en Anna Singer een nieuw gegoten exemplaar voor hun collectie in wat later het Museum Singer Laren is geworden. Dat gold toen nog steeds als een echt kunstwerk en niet als een kopie. Toen het beeld in 2007 door koperdieven ernstig beschadigd werd, kwam de vraag op wat daaraan te doen. Technisch was het mogelijk een nieuw afgietsel te maken maar dat stond de Franse staat niet toe, ook niet bij inlevering van de resten van de vorige versie, wat toch een eerlijke deal zou zijn geweest. Het aantal exemplaren was dan niet toegenomen en dat moet toch de bedoeling van de beperking geweest zijn. Een afgietsel uit 2008 van een beeld uit 1881 was niet minder origineel geweest dan een uit 1937 en had zeker niet minder artistieke waarde gehad. Binnen het bestuur van het museum ontstond een discussie of men zou proberen het beeld te laten restaureren, of te proberen bij een veiling een ander exemplaar te verwerven. Men koos voor restaureren, volgens Het Parool van 19 februari 2009 omdat het specifieke beeld een bijzondere symboolwaarde had voor Singer Laren. Bij de restauratie werd gebruik gemaakt van de oorspronkelijke mallen en het resultaat werd erkend door het Musée Rodin. Maar het was toch geen volwaardige oplossing, want omdat er een aanvulling met kunststof had plaats gevonden, kon het beeld niet meer in de buitenlucht staan. Hoewel men dat eerst niet van plan was, bracht Singer Laren volgens Trouw van 18 juni 2009 wel een bod uit toen er dat jaar een exemplaar van de denker werd geveild, uit 1917 nog wel. De waarde werd geschat op minder dan die van de blauwe Mauritius, maar de opbrengst bleek geen €400.000,- maar drie miljoen. Voor het Singer Museum was dat niet op te brengen. In 2013 werd opnieuw een exemplaar geveild, dat maar liefst 15,3 miljoen dollar opbracht. Zo profiteerde de vorige eigenaar van dat beeld van de beperkingen die vanuit Frankrijk werden opgelegd aan het aantal exemplaren, zoals eigenaren van een blauwe Mauritius profiteren van het feit dat er slechts een klein aantal bewaard is gebleven. Wanneer je die had kunnen bijdrukken had dat geen zin gehad, omdat de postzegel alleen waarde heeft als verzamelobject. Bij De Denker ligt dat anders. Bezien vanuit het algemeen welzijn zou het mooier zijn wanneer je op nog meer plaatsen van De Denker zou kunnen genieten. Stel dat ergens een nieuwe Denker opduikt. Dat zou nog een grotere nieuwswaarde hebben dan een nieuwe Rembrandt. Maar daarvoor is alleen nodig dat de Franse staat het publieke belang zwaarder laat wegen dan dat van speculanten die slapend rijk worden van de waardestijging van hun eigen exemplaar. ----- De tekening is van Alex Verduijn den Boer http://www.verduijndenboer.nl/ |
||||
© 2018 Paul Bordewijk | ||||
powered by CJ2 |