archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Een rustig mens delen printen terug
Bij de dood van Saskia Stuiveling Arie de Jong

1414BS arkOp 20 april 2017 overleed Saskia Stuiveling, plotseling, op 71-jarige leeftijd. 31 Jaar lang, tot een jaar geleden, was ze lid van het college van de Algemene Rekenkamer; een op het gezicht buitenissig lange tijd. Daarmee drukte ze wel een stempel op integer overheidsbeleid.

Ik leerde Saskia meer dan veertig jaar geleden kennen, omdat we beiden lid waren van een ‘zware’ partijcommissie die rapport moest uitbrengen over de toekomst van de PvdA. Ik herinner me nog een brainstorm bij haar thuis in Rotterdam met: Roel in ’t Veld (de voorzitter van de commissie), Saskia (die verstand had van sociologisch onderzoek) en ik zelf om een grote enquête op te zetten onder kaderleden en gewone partijleden, om door te krijgen hoe de partij er voor stond. Ik hield er ook het recept van Babi Pangang aan over, die ik sindsdien ben blijven maken volgens de aanwijzingen van Saskia.

In die tijd werd ze rechterhand van burgemeester André van der Louw van Rotterdam, die net als Saskia solidariteitsacties voerde ten faveure van Chili, waar in 1973 Allende was afgezet via een door de VS gesteunde militaire coup. Saskia en haar man hielden aan deze betrokkenheid twee adoptiekinderen uit Chili over.
Toen André van der Louw het dringende verzoek van Joop den Uyl volgde om minister te worden in het kabinet Van Agt 2, werd Saskia staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, met een takenpakket gericht op grotestedenbeleid en het lokale bestuur. Zoals bekend zaten de leden van de PvdA nog geen 9 maanden in dat kabinet en stapten toen op.

Ze werd in 1984 lid van het college van de Algemene Rekenkamer, als opvolger van Harry Peschar (PvdA), die met pensioen was gegaan. In die tijd was het ongetwijfeld eervol om lid te zijn van het college van de Algemene Rekenkamer, maar dat stond toch in minder aanzien dan een lidmaatschap van de Raad van State. De honorering was sober (net als voor de medewerkers van de Algemene Rekenkamer), wat natuurlijk hoorde bij de aard van het instituut. Eerbiedwaardig was de Algemene Rekenkamer zeker, met een geschiedenis van vijf eeuwen. Ik vermoed dat zij de eerste vrouw was die plaatsnam in het college.

In 1991 ging Frans Kordes, president van het college, met pensioen en Saskia rekende er op dat zij nu president ging worden. Dat ging niet door omdat Henk Koning, die gevraagd was voor het college, dat alleen wilde doen als hij president werd. Gelukkig, acht jaar later, bij de pensionering van Henk Koning, was er geen twijfel meer mogelijk: Saskia werd president. Wat best wel spannend was, want op dat moment leverde de PvdA ook de voorzitter van de Tweede Kamer (Jeltje van Nieuwenhoven) en de vicevoorzitter van de Raad van State (Herman Tjeenk Willink), terwijl Wim Kok minister-president was. Saskia zou nog 16 jaar president zijn en in totaal 31 jaar lid van het college van de Algemene Rekenkamer. Indrukwekkend.

Toen ze nog maar net president was, kwam ik haar tegen en ze riep me licht ironisch toe: ‘Je hebt me wel een streek geleverd!’
Wat was het geval? Pas toen ze president was werd ze ermee geconfronteerd dat de geheime uitgaven van de departementen persoonlijk door de president moeten worden gecontroleerd (artikel 87 van de Comptabiliteitswet). Ik vertelde haar dat dit een compromis was. Toen er wijzigingen in de Comptabiliteitswet werden voorgelegd had ik een amendement ingediend met de strekking dat voortaan ook de geheime uitgaven door de Rekenkamer moesten worden gecontroleerd. Dat was namelijk nooit het geval geweest. Van de kant van Wim Kok, toen minister van Financiën, kwam er veel weerstand. Ik bleef erbij dat hoe dan ook de geheime uitgaven gecontroleerd moesten worden. Wim Kok diende toen zelf een Nota van Wijziging in, waarin werd geregeld dat de geheime uitgaven wel zouden worden gecontroleerd maar door de president persoonlijk. Ik kon niet veel anders dan hiermee akkoord gaan, want de collega’s vonden dat afdoende.

Tot slot wil ik nog teruggrijpen op een betoog dat Saskia in 2003 hield in de kring van de Wiardi Beckman Stichting en dat op mij een enorme indruk heeft gemaakt. Saskia hield haar betoog onder de titel: ‘Wat komt er van beleid terecht?’ De Rekenkamer had net een rapport uitgebracht onder de titel ‘Tussen beleid en uitvoering’.

In die publicatie werden dertig onderwerpen opnieuw tegen het licht gehouden die eerder door de Rekenkamer waren onderzocht. Er bleek een overmaat aan beleid geproduceerd te worden. Maar bij geen van die onderwerpen werd het beleid uitgevoerd zoals was aangekondigd en/of afgesproken. Het eerste dat opviel bij die dertig onderwerpen was dat men in politiek Den Haag uit zichzelf niets weet. Men heeft de informatie nodig van anderen. Wat weet een minister of Kamerlid eigenlijk over een beleidsterrein? Kent men resultaten, volumes, prestatiegegevens? Of beleid wordt uitgevoerd bleek bij geen enkel onderwerp bekend te zijn. Als iets niet gebeurt dan ontsnapt het terstond aan de aandacht, want daarvan zijn in elk geval geen gegevens beschikbaar.

Van wat er wel gebeurt, weet men meestal niet al te veel af en de wel beschikbare informatie is veelal niet betrouwbaar. Natuurlijk wordt er hard gewerkt, zowel door de beleidsmakers als in de uitvoering. Maar de uitvoerders blijken meestal een onmogelijke opdracht mee te krijgen. De uitvoerders hebben een aantal ontsnappingsmechanismen die met elkaar ervoor zorgen dat het adagium is: ‘Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan’. Die keuzes worden gemaakt op uitvoeringsniveau en niet op het verantwoordingsniveau. Per saldo betekent dit, dat de uitkomsten van democratisch overleg tussen regering en parlement niet serieus worden genomen.

Het rapport kreeg veel positieve reacties van buiten Den Haag, het beleefde diverse drukken. Vanuit politiek ‘Den Haag’ bleef het echter oorverdovend stil. ‘Misschien’, zo zei Saskia ‘is het onderwerp te groot, of te bedreigend. In de gang van zaken, het maken van beleid dat niet kan worden uitgevoerd zoals het is afgesproken of zelfs helemaal niet wordt uitgevoerd, verandert niets.’


© 2017 Arie de Jong meer Arie de Jong - meer "Een rustig mens" -
Beschouwingen > Een rustig mens
Bij de dood van Saskia Stuiveling Arie de Jong
1414BS arkOp 20 april 2017 overleed Saskia Stuiveling, plotseling, op 71-jarige leeftijd. 31 Jaar lang, tot een jaar geleden, was ze lid van het college van de Algemene Rekenkamer; een op het gezicht buitenissig lange tijd. Daarmee drukte ze wel een stempel op integer overheidsbeleid.

Ik leerde Saskia meer dan veertig jaar geleden kennen, omdat we beiden lid waren van een ‘zware’ partijcommissie die rapport moest uitbrengen over de toekomst van de PvdA. Ik herinner me nog een brainstorm bij haar thuis in Rotterdam met: Roel in ’t Veld (de voorzitter van de commissie), Saskia (die verstand had van sociologisch onderzoek) en ik zelf om een grote enquête op te zetten onder kaderleden en gewone partijleden, om door te krijgen hoe de partij er voor stond. Ik hield er ook het recept van Babi Pangang aan over, die ik sindsdien ben blijven maken volgens de aanwijzingen van Saskia.

In die tijd werd ze rechterhand van burgemeester André van der Louw van Rotterdam, die net als Saskia solidariteitsacties voerde ten faveure van Chili, waar in 1973 Allende was afgezet via een door de VS gesteunde militaire coup. Saskia en haar man hielden aan deze betrokkenheid twee adoptiekinderen uit Chili over.
Toen André van der Louw het dringende verzoek van Joop den Uyl volgde om minister te worden in het kabinet Van Agt 2, werd Saskia staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, met een takenpakket gericht op grotestedenbeleid en het lokale bestuur. Zoals bekend zaten de leden van de PvdA nog geen 9 maanden in dat kabinet en stapten toen op.

Ze werd in 1984 lid van het college van de Algemene Rekenkamer, als opvolger van Harry Peschar (PvdA), die met pensioen was gegaan. In die tijd was het ongetwijfeld eervol om lid te zijn van het college van de Algemene Rekenkamer, maar dat stond toch in minder aanzien dan een lidmaatschap van de Raad van State. De honorering was sober (net als voor de medewerkers van de Algemene Rekenkamer), wat natuurlijk hoorde bij de aard van het instituut. Eerbiedwaardig was de Algemene Rekenkamer zeker, met een geschiedenis van vijf eeuwen. Ik vermoed dat zij de eerste vrouw was die plaatsnam in het college.

In 1991 ging Frans Kordes, president van het college, met pensioen en Saskia rekende er op dat zij nu president ging worden. Dat ging niet door omdat Henk Koning, die gevraagd was voor het college, dat alleen wilde doen als hij president werd. Gelukkig, acht jaar later, bij de pensionering van Henk Koning, was er geen twijfel meer mogelijk: Saskia werd president. Wat best wel spannend was, want op dat moment leverde de PvdA ook de voorzitter van de Tweede Kamer (Jeltje van Nieuwenhoven) en de vicevoorzitter van de Raad van State (Herman Tjeenk Willink), terwijl Wim Kok minister-president was. Saskia zou nog 16 jaar president zijn en in totaal 31 jaar lid van het college van de Algemene Rekenkamer. Indrukwekkend.

Toen ze nog maar net president was, kwam ik haar tegen en ze riep me licht ironisch toe: ‘Je hebt me wel een streek geleverd!’
Wat was het geval? Pas toen ze president was werd ze ermee geconfronteerd dat de geheime uitgaven van de departementen persoonlijk door de president moeten worden gecontroleerd (artikel 87 van de Comptabiliteitswet). Ik vertelde haar dat dit een compromis was. Toen er wijzigingen in de Comptabiliteitswet werden voorgelegd had ik een amendement ingediend met de strekking dat voortaan ook de geheime uitgaven door de Rekenkamer moesten worden gecontroleerd. Dat was namelijk nooit het geval geweest. Van de kant van Wim Kok, toen minister van Financiën, kwam er veel weerstand. Ik bleef erbij dat hoe dan ook de geheime uitgaven gecontroleerd moesten worden. Wim Kok diende toen zelf een Nota van Wijziging in, waarin werd geregeld dat de geheime uitgaven wel zouden worden gecontroleerd maar door de president persoonlijk. Ik kon niet veel anders dan hiermee akkoord gaan, want de collega’s vonden dat afdoende.

Tot slot wil ik nog teruggrijpen op een betoog dat Saskia in 2003 hield in de kring van de Wiardi Beckman Stichting en dat op mij een enorme indruk heeft gemaakt. Saskia hield haar betoog onder de titel: ‘Wat komt er van beleid terecht?’ De Rekenkamer had net een rapport uitgebracht onder de titel ‘Tussen beleid en uitvoering’.

In die publicatie werden dertig onderwerpen opnieuw tegen het licht gehouden die eerder door de Rekenkamer waren onderzocht. Er bleek een overmaat aan beleid geproduceerd te worden. Maar bij geen van die onderwerpen werd het beleid uitgevoerd zoals was aangekondigd en/of afgesproken. Het eerste dat opviel bij die dertig onderwerpen was dat men in politiek Den Haag uit zichzelf niets weet. Men heeft de informatie nodig van anderen. Wat weet een minister of Kamerlid eigenlijk over een beleidsterrein? Kent men resultaten, volumes, prestatiegegevens? Of beleid wordt uitgevoerd bleek bij geen enkel onderwerp bekend te zijn. Als iets niet gebeurt dan ontsnapt het terstond aan de aandacht, want daarvan zijn in elk geval geen gegevens beschikbaar.

Van wat er wel gebeurt, weet men meestal niet al te veel af en de wel beschikbare informatie is veelal niet betrouwbaar. Natuurlijk wordt er hard gewerkt, zowel door de beleidsmakers als in de uitvoering. Maar de uitvoerders blijken meestal een onmogelijke opdracht mee te krijgen. De uitvoerders hebben een aantal ontsnappingsmechanismen die met elkaar ervoor zorgen dat het adagium is: ‘Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan’. Die keuzes worden gemaakt op uitvoeringsniveau en niet op het verantwoordingsniveau. Per saldo betekent dit, dat de uitkomsten van democratisch overleg tussen regering en parlement niet serieus worden genomen.

Het rapport kreeg veel positieve reacties van buiten Den Haag, het beleefde diverse drukken. Vanuit politiek ‘Den Haag’ bleef het echter oorverdovend stil. ‘Misschien’, zo zei Saskia ‘is het onderwerp te groot, of te bedreigend. In de gang van zaken, het maken van beleid dat niet kan worden uitgevoerd zoals het is afgesproken of zelfs helemaal niet wordt uitgevoerd, verandert niets.’
© 2017 Arie de Jong
powered by CJ2