archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Beschouwingen > Brief uit ... | ||||
Kenia: Een Afrikaanse provinciestad | Jan Dekker | |||
Tot 10 jaar geleden was de kuststad Malindi een uithoek van het land, waar de asfaltweg uit Mombasa plotseling ophield. Die asfaltweg is inmiddels doorgetrokken naar het Noorden, tot over de Tana Rivier; niet om economische redenen want het gebied is dun bevolkt en produceert weinig, maar om de veiligheid in dit deel van het land te verbeteren. Toch wordt het grensgebied met Somalië nog steeds onveilig gemaakt door shifta, gewapende bandieten, en rijden bussen en auto's nog steeds met een verplicht escorte, meestal een paargewapende agenten op de achterbank. Dit poreuze grensgebied is een constante zorg voor de Keniaanse en de Amerikaanse overheid. De daders van de aanslagen in Nairobi in 1998 en Mombasa in 2002 kwamen via dit gebied het land binnen. De sluiproute gaat veelal over zee in traditionele dhows, van eiland naar eiland in de Lamu-archipel en eindigt op het strand van Malindi of een nabijgelegen vissersplaats. In Ngomeni werd mijn assistent Salim gevraagd of ik soms een FBI agent was die kwam inspecteren. "Nee," was zijn antwoord "dit is de mwalimu (leraar) die vroeger heeft gewerkt en die banken heeft gekocht voor de lagere school." "Oh sorry, zeg het maar niet tegen hem." Desalniettemin kreeg Salim toch het advies minder open te zijn en zijn mond vooral niet voorbij te praten. De geschiedenis van Malindi gaat terug tot de 12e eeuw of zelfs eerder. Het werd in 1412 bezocht door een vloot onder admiraal Zheng, tijdens de enige periode van maritieme expansie van China. In die tijd moet het stadje een economische functie hebben gehad door de natuurlijke ligging aan de Indische Oceaan. Haji Adam, een Indische textielwinkelier en waarschijnlijk de oudste inwoner van het stadje, heeft me ooit verteld hoe hij begin 1900 per boot arriveerde; over land was er nog geen weg naar Malindi. Ik wilde hem bezoeken maar hij bleek vorig jaar overleden. Een jong familielid kwam, met de Koran in de hand, achter een gordijn vandaan en dankte uitbundig voor mijn aandacht voor zijn overleden oom. Eigenlijk is het een wonder dat het stadje al die eeuwen heeft overleefd en zelfs nog groeit; er zijn nu 60.000 inwoners. Het heeft geen transportfunctie naar het binnenland meer, er is geen industrie van betekenis, en de landbouw is zoals overal langs de kust weinig winstgevend. De hoofdbron van bestaan is sinds WO II het toerisme. Aanvankelijk voor de (blanke) settlers, die Kerstmis en Pasen aan de kust kwamen vieren; later werd de stad een bestemming voor Engels en Duits massatoerisme. De oorspronkelijke Afrikaanse kustbevolking, de Mijikenda, werd door de eeuwen aangevuld met Arabieren uit Oman en Zanzibar. De Swahili, nakomelingen van Arabieren en Afrikanen, hebben eeuwenlang de coastal strip gedomineerd. Rond 1900 kwamen de Indiërs en later groepen Afrikanen uit het centrum van het land. De etnische verschillen worden verder gecompliceerd door religieuze verschillen tussen Moslims en Christenen. Na de onafhankelijkheid van het land in 1963 vestigden zich Britse settlers die hun boerderijen upcountry gedwongen moesten verkopen. Nog later kwamen de Duitse en Italiaanse pensioners die op hun oude dag achter de jonge meiden aanzitten. Prostitutie is een sociaal probleem. Op het eerste gezicht leven die groepen vredig samen maar sympathie, laat staan waardering, voor elkaar ontbreekt. De Mijikenda vinden dat ze verdrongen worden door de andere etnische groepen, met name de Kikuyu en Kamba, die in de hotelindustrie werken. De Afrikanen hebben vrijwel unaniem een hekel aan de Indiërs, die ze van uitbuiting en rassendiscriminatie beschuldigen. De Arabieren en Swahili weten nog steeds niet waar hun identiteit ligt, Kenya of het Arabisch schiereiland, en kijken neer op de Afrikanen. De toeristen zijn zich van niets bewust en vinden alles prachtig. In 1996 kwam de onderlinge animositeit tot uitbarsting in ethnic clashes, die werden aangejaagd door het Moi-regime. Malindi zelf werd gelukkig gespaard. Internetcafés zijn tegenwoordig overal te vinden in Malindi. In het centrum van het stadje, tussen de winkels en de kantoren, maar ook in de visserswijk Shela waar een deel van de bevolking nog analfabeet is. In eerste instantie lijkt het een briljante uitvinding dat je van uit vrijwel elke stad in Kenia met het thuisfront kunt communiceren maar mijn aanvankelijk enthousiasme bekoelde snel. De meeste internetcafés in Malindi zijn kleine, bedompte ruimtes waar de computers als in een schoolklas staan opgesteld. De stoelen zijn laag en staan dicht op elkaar. Niet geschikt voor volwassenen, zeker niet voor die van de 'Europese soort', zoals ik. Het personeel keuvelt met vrienden en vriendinnen en negeert de klanten. De internet verbindingen zijn langzaam: ISDN en ASDL zijn nog niet beschikbaar. Openen van de e-mail kan wel 15 minuten nemen dus is er tijd om het bonte gezelschap te bekijken. Niet alleen toeristen en Europese pensioners maar ook de lokale bevolking heeft dit goedkope communicatiemiddel ontdekt (1 Euro=30 minuten): gezette Afrikaanse vrouwen met kleine kinderen, Arabische handelaars, jonge vrouwen in buibui's (zwarte gewaden), Indische schoolmeisjes, beachboys en prostituees. Het zit braaf naast elkaar. Een andere ontwikkeling is het verdwijnen van de monopoliepositie van taxi's door de introductie van tuktuks (driewielige Vespa's met een dakje) en bodaboda's (fietstaxi's met een kussentje op de bagagedrager). Zoals in zoveel landen rekenden de taxichauffeurs te hoge prijzen. Niet alleen moest je elke keer weer onderhandelen over de prijs (gemiddeld 50-70% van de aanvankelijke vraagprijs), maar blanken moesten ook nog eens het dubbele betalen. De tuktuks vragen een derde van de taxiprijs, de bodaboda's een tiende. Geen geringe concurrentie, die dan ook conflicten met zich brengt. Een paar maanden geleden zelfs met fatale afloop. Een Italiaanse klant en een taxichauffeur kwamen niet tot overeenstemming en een fietstaxi bood zich aan. De klant stapte achterop maar de taxichauffeur werd woedend en reed op het stel in. De bodaboda man overleefde het niet. De taxichauffeur zit in de gevangenis en zijn kansen om te overleven worden laag ingeschat want het slachtoffer kwam uit een grote familie werd mij ernstig meegedeeld. Afgezien van deze schermutselingen is het op het gebied van het busvervoer juist rustiger geworden. Malindi Bus, de lokale busfirma bestaat niet meer. Na de dood van de oprichter hebben de erfgenamen de bussen afgereden tot op de laatste velg. In haar hoogtijdagen vervoerde Malindi Bus passagiers naar Mombasa en Nairobi en de chauffeurs stonden erom bekend dat ze 's nachts met 120 tot 130 km per uur over de tweebaansweg naar Nairobi raasden. De firma ging er prat op de snelste busdienst op de route te zijn (8 uur over 600 km). De bussen zagen er uit als rijdende dozen in twee kleuren gespoten - matblauw en matgroen - en waren indertijd bij een aantal grote ongelukken betrokken maar de firma slaagde er altijd wonderwel in haar naam uit de kranten te houden bij die gelegenheden. De garage en stalling van de bussen was in het midden van de oude stad dicht bij de zeekant en vormden een milieu- en geluidshinder van formaat. De bussen manoeuvreerden met veel lawaai door de smalle straten. Proefritten na reparaties werden op de smalle en drukke weg langs het strand gemaakt; vervuilde olie werden zonder meer in de bodem geloosd. De chauffeurs van de bussen ergerden zich grotelijks aan fietsers die, zich van hun rechten bewust, hardnekkig op de rand van het asfalt balanceerden, wat gevaarlijke situaties opleverde op de smalle weg. De conducteurs wapenden zich soms met een lange stok die zij bij het inhalen op de rug van hinderlijke fietsers lieten 'neerdalen'. Maar die dagen zijn voorbij. De nieuwe regering Kibaki heeft sinds kort snelheidsbegrenzers en veiligheidsriemen verplicht gesteld voor bussen en matatu's (minibussen) en er wordt daadwerkelijk gecontroleerd door de verkeerspolitie. |
||||
© 2004 Jan Dekker | ||||
powered by CJ2 |