archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Vermaak en Genot > Een omweg waard | ||||
Bing | Katharina Kouwenhoven | |||
Met een vriendin ging ik naar het Van Goghmuseum, zoals ik wel vaker met haar naar een museum ga. Ik geloof, dat ik meestal degene ben die voorstelt waar we heen zullen gaan, en dat zij altijd instemt. Deze keer stelde ik het Van Goghmuseum voor, vanwege de Bing-collectie, in de stellige overtuiging dat zij mij verteld had dat haar dochter daar zo van genoten had. Niets was minder waar. Ondertussen verkeerde zij in de veronderstelling dat ik wel een hele goede reden zou hebben om die Bing-collectie te willen zien. In totale verbijstering hebben wij daar rondgelopen. Het misverstand tussen ons was snel opgelost, maar de verbijstering bleef.
Wat had het Van Goghmuseum in ‘s hemelsnaam bewogen om dit aan ons te presenteren? Voornoemde Bing was een uit Hannover afkomstige kunsthandelaar met een Galerie in Parijs aan de Rue de Provence. Wat hij presenteerde was wat hij noemde ‘Art Nouveau’. Hij importeerde onder andere Japanse prenten en andere Japanse parafernalia en verder stond die Galerie kennelijk vol met schilderijen, keramiek, meubelen en andere ambachtelijke vlijt.
Bing maakte geen onderscheid tussen kunst en kunstnijverheid en dat is zijn goed recht, maar het grootste probleem was dat deze Bing niet veel oog had voor kwaliteit. Drie verdiepingen van de uitbreiding van het Van Goghmuseum - die ronde kerker - staan vol met ongeregeld. Keurig geordend, uiteraard, in vitrinekasten of naar soort opgehangen, maar niettemin schokkend in zijn wansmakelijkheid. Die meneer Bing mocht een paviljoen inrichten op de Wereldtentoonstelling die in Parijs gehouden werd. Daar mogen we ook van meegenieten. Daar stond en staat nu in het Van Gogh een soort Jugendstil stijlkamer van een zo erbarmelijke soort, dat je niets anders kunt doen dan verbaasd je schouders ophalen. Het absolute dieptepunt vormde voor mij een soort bijzettafeltje met vier schuin geplaatste poten onder een vierkant blad dat was ingelegd met negen groen geglazuurde tegeltjes! Zo’n tafeltje kom je nog regelmatig tegen tussen het ongeregeld van rommelmarkten en ‘jumble sales’. Het afgrijzen dat dit wekte kleefde aan de hele tentoongestelde collectie. Het is een uitdragerij, een verzameling wanstaltigheid, waarin je zelfs met een goed oog niet veel waardevols kunt ontdekken. Er zijn ook geen topstukken bij en nauwelijks bekende namen, behalve van enkelen van de Arts and Crafts beweging, maar daar ben ik persoonlijk ook niet erg van onder de indruk, en een paar tekeningen van Munch.
Het hele idee dat de manier waarop iets gemaakt is belangrijker is dan wat er gemaakt wordt, lijkt me een onhoudbaar uitgangspunt. Maar dat terzijde. Wat mij betreft was er maar één conclusie mogelijk, die meneer Bing had geen smaak en ik verdeed mijn tijd. Mijn vriendin en ik waren unaniem dezelfde mening toegedaan. Opmerkelijk is ook het zeer dunne lijntje dat deze windhandel van Bing verbindt met Van Gogh. Van Gogh was nogal idolaat van Japanse prenten en daarvan kocht hij er wel eens een paar bij Bing, die daar een immense voorraad van bezat. Dat is het wel zo’n beetje.
Dat was wel aanleiding een aantal werken van Van Gogh te tonen waarin hij een paar van deze prenten heeft geprobeerd na te schilderen. Dat is curieus om te zien, omdat de pasteuze en expressionistische stijl van Van Gogh natuurlijk op zeer gespannen voet leeft met die prententraditie. Hij wist zich aardig in te houden, maar het lukte nooit helemaal. Er waren steeds plekken waar het penseelgeweld ongeremd naar buiten trad. Op schilderijen waarin niet letterlijk prenten waren gekopieerd, maar die waren geïnspireerd op Japanse prenten, bleek het Van Gogh nog veel meer moeite gekost te hebben zijn eigen exuberante stijl binnen de perken te houden. Hij hield van iets en werd geïnspireerd door iets dat hem als schepper eigenlijk wezensvreemd was. Uit zijn discussies met Gauguin over de ware aard van de schilderkunst meen ik ook begrepen te hebben dat hij zijn eigen stijl eigenlijk de enige ware manier vond om iets met verf en penselen tot expressie te brengen.
Hoe intrigerend dit allemaal ook is, het is op geen enkele manier een rechtvaardiging voor het vullen van een paar museumzalen met de waardeloze rommel van een duidelijk derderangs Galeriehouder. Die mag dan als inspirator gediend hebben voor de Art Nouveau in Frankrijk, voor enige kwaliteit heeft hij geen zorg kunnen dragen.
Betekent dit dat de ideeën voor tentoonstellingen ‘naar aanleiding van’ of ‘in verband met’ Van Gogh een beetje uitgeput zijn en dat die bunker waarmee het Van Goghmuseum zo nodig uitgebreid moest worden eigenlijk overbodig is? Wat mij betreft mag dat nare gebouw zo weer afgebroken worden. Dan komt het Rietveld-deel weer beter tot zijn recht en kan het uitzicht op het Rijksmuseum vanaf het Concertgebouw weer hersteld worden. Dat er niets meer te presenteren zou zijn, dat enig verband heeft met Van Gogh, lijkt me echter uiterst onwaarschijnlijk. Er zijn nog meer dan voldoende onbekende tijdgenoten, er zijn talloze na-apers, er is ‘art fou’ en ‘art brut’ van andere manisch-depressieven, om maar eens iets te noemen.
De museumbezoeker vervelen met die Bing-collectie zal wel een gemakzuchtige commerciële reden gehad hebben. Wat het mij vooral leerde is dat je kennelijk als toeschouwer erg verwend bent doordat op tentoonstellingen normaal gesproken voornamelijk topstukken gepresenteerd worden en de tegelijkertijd geproduceerde rotzooi je bespaard blijft. Een representatief beeld krijg je zo natuurlijk niet, maar als tentoonstellingsbezoeker wil je dat ook helemaal niet. Je wilt een paar uurtjes genieten. Wil je een overzicht, dan moet je daar maar een paar jaar studie aan besteden. Hopelijk hebben ze in het Van Goghmuseum na Bing (nog te zien tot en met 27 februari) weer iets memorabels te bieden. |
||||
© 2005 Katharina Kouwenhoven | ||||
powered by CJ2 |