archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Beschouwingen > Bij ons in de straat | ||||
Boeken | Marcel Duyvestijn | |||
Buiten staan drie vrouwen, met tussen hen in drie kinderwagens, met elkaar te praten.
“Het is koud.” Ik ben binnen waar het warm is.
Ik weet dat de vrouw met de blonde lange haren zegt dat het koud is, want ze steekt haar handen diep in haar zakken en trekt tegelijkertijd schokkend haar schouders op. Ook haar gezicht maakt een grimas van: ik heb het koud.
De andere vrouw trekt de kraag van haar jas omhoog en de derde vrouw legt haar hand in de kinderwagen om het dekentje verder over het kindje te trekken.
Alledrie zijn ze bezig. En ze praten. Ik denk dat de opmerking over het koude weer verontrustend heeft gewerkt, want ze zijn alledrie op hun eigen manier bezig met de kou. De ene vrouw denkt vooral aan zichzelf en danst een beetje heen en weer (je zou het ook stampvoeten kunnen noemen) om warm te blijven. De vrouw die haar hand in de kinderwagen stak is vooral met het kind bezig, terwijl de vrouw van de jas met de kraag omhoog kijkt om te zien wat het weer nog gaat brengen.
Ik sta voor het raam. De koffie in mijn hand is nog te warm om te drinken. Jammer, want er is niets leukers dan warme koffie drinken, terwijl het buiten stervenskoud is. De vrouwen staan aan de overkant van de straat. Ze zouden me kunnen zien. Eigenlijk zou ik willen dat ze even naar me keken. Ze zouden of boos kijken, omdat ik binnen stond en zij verkleumden of ze zouden me begroeten en een knipoog geven, terwijl de brutaalste van het stel zou zeggen: die heeft het goed voor mekaar.
Ik heb het graag goed voor mekaar.
En als ik zo door de ramen kijk, heb ik het goed voor mekaar. Ik moet eigenlijk verder met de boekenkast schilderen. Maar met mijn rug naar de huiskamer die nog steeds niet helemaal is ingericht, voel ik me prettig. Dan heb ik het voor mekaar.
De nog aan te schaffen poes ligt op de bank te slapen.
Ik ben blij. En ik word nog blijer als ik dit schrijf. Ons nieuwe huis is bijna af en morgen mag ik het mooiste klusje van de hele verbouwing doen: de boekenkast inrichten.
Ik heb al een paar dozen open gemaakt en een paar boeken in mijn hand laten glijden. Een sentimental journey. Heerlijk. Elk boek dat ik vastpak, weet ik te plaatsen in mijn eigen geschiedenis. Ik weet precies wanneer ik het las, op welke bank of in welke stoel, waar ik toen woonde en wie ik toen liefhad. Vaak sla ik het boek dan even open en besef dat ik het sinds ik het uit heb (soms al twintig jaar geleden), nooit meer opengeslagen heb. In sommige boeken zit een boekenlegger, in andere boeken zit een recensie uit de krant en in een paar exemplaren heb ik geschreven wanneer ik het gekocht had en waarom. Die teksten zijn heerlijk. Het schetst mijn leven in een paar zinnen.
“Droom maar lekker verder.” Nov. 1989
“Als troost gekocht.” Jan. 2001
“Dat het verdriet hiermee mag slijten.” Feb. 2003
De drie vrouwen op straat gaan ieder een eigen kant op. De koffie is inmiddels op drinktemperatuur. In mijn andere hand heb ik het boek “Betty Blue” van Philippe Djian. Een boek dat me aan warme vriendschap doet denken. Aan vervlogen tijden van nachten aan een bar zitten, roken en praten. Die vriendschap had iets met liefde te maken. En Betty Blue was daarin onze bijbel. We dronken en rookten en we lazen in en over Betty Blue. Het was een tijd dat Amsterdam de mooiste stad van de wereld was.
Ik zucht.
Het leven is mooi.
Zelfs in al zijn ellende is het vaak mooi.
Ik geloof dat ik dat voel als ik al die boeken door mijn handen laat gaan.
|
||||
© 2005 Marcel Duyvestijn | ||||
powered by CJ2 |