archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Beschouwingen > Een rustig mens | ||||
Brugwachter Aad de Winter heeft zijn pet opgehangen | Theo Capel | |||
Als de brug open staat, betekent dat voor de meeste mensen oponthoud dat al snel tot ergernis leidt. Haastig proberen ze alsnog onder de neerdalende slagbomen door te komen. Voor schippers kan de brug niet vlug genoeg open gaan. Die willen doorvaren en hebben niets op met de weggebruikers. Brugwachter Aad de Winter bezag het meer dan dertig jaar vanaf zijn vaste brug en handelde vastberaden. Onlangs mocht hij afscheid nemen van de Oostpoortbrug over het Rijn-Schiekanaal in Delft en kon hij zijn pet voorgoed aan het haakje hangen. Hoewel, die pet draagt hij al jaren niet meer. Brugwachters zitten in hun hokje of huisje achter de knoppen en komen niet meer naar buiten. Binnen heb je niks aan een pet.
“Vroeger toen we buiten op de brug stonden, hadden we een pet op. Dat was het belangrijkste deel van je uniform. Dat was het teken dat jij van de provincie was en dus de brugwachter. Daar zagen ze het aan. Het is nu allemaal knoppieswerk om de brug te bedienen. Het contact met de schipper gaat de laatste tien, elf jaar via de marifoon. Toen ik op deze brug kwam, moesten we hem nog met de hand bedienen. Met twee man moesten we hem met een slinger opendraaien. Je hoorde een schip drie keer blazen en dan ging je kijken waar hij vandaan kwam en dan wist je hoeveel tijd je had om de brug te openen. Tegenwoordig kun je via de marifoon vragen of de schipper hem in de achteruit wil gooien, als het even duurt om de brug open te draaien. De bediening van de schepen loopt nu ook via knoppen. Een schipper aan zo’n groot stuurrad, dat zie je niet meer. Ze hebben tegenwoordig behalve een roer achter ook een koproer. Dat maakt het manoeuvreren makkelijker. Plezierbootjes zien dat niet en die vinden het vaak maar angstig om achter zo’n grote zandschuit door de brug te gaan en helemaal om ernaast te liggen wachten tot de brug opengaat. Wachten daar kunnen schippers niet tegen. Ze willen dat je al opendraait als ze in de verte aankomen. Het zijn allemaal zenuwenlijders. Ik wacht tot ik hem zie en ga dan pas draaien. Varen willen ze, doorvaren, maar jij bent de baas en niet de schipper.'
De Oostpoortbrug is een van de bruggen over het kanaal die toegang bieden tot de oude binnenstad van Delft. In tegenstelling tot de andere bruggen is het geen klapbrug, maar een draaibrug, waar de brugwachters vroeger in het midden als op een eiland de brug moesten bedienen. In die tijd was de brug er ook voor het autoverkeer. Tegenwoordig is hij er alleen voor voetgangers en fietsers en voor de brandweer, voor wie de brugwachter nog zijn wel huisje uit moet. Hij moet dan paaltjes uit het wegdek te halen om doorgang te kunnen bieden.
Anders dan je zou vermoeden, strekt de zorg van de brugwachter zich in de eerste plaats niet uit over de schippers met hun vrachtschepen, wat in dit kanaal vooral diep beladen zandschuiten zijn voor de almaar uitdijende bouwlocaties in de Randstad. En goede brugwachter houdt vooral ook rekening met de weggebruiker.
'Het belangrijkste is de boom, die moet nooit op iemand zijn hoofd komen. Gelukkig is dat nooit gebeurd en heb ik ook nooit geen ruzie gehad. Je moet rekening houden met de mensen en je moet samenwerken met de automobilisten. Niet de boom dicht doen als het stoplicht net op groen staat. De brug gaat heus wel open, daar kan de schipper op rekenen, maar de andere mensen willen graag merken dat je ook aan hen denkt. Die maken elke dag weer van de brug gebruik.'
Hoe je brugwachter wordt? Dat verbaast Aad de Winter enigszins. Hoe? Nou, gewoon? Je loopt naar het kantoortje en vraagt of er een plekje vrij is. Zo ging het indertijd bij hem. Hij had wat losse banen gehad en de vastigheid van het werk bij de provincie sprak hem wel aan. Eerst moest hij als reserve dienen en op diverse bruggen invallen, zoals op de Hoornbrug of de Koepoortbrug die verderop het kanaal overspannen. Tot hij tenslotte vanaf 1973 zijn eigen brug kreeg en het bijbehorende brugwachterhuisje zijn domein werd. Weliswaar moet hij het delen met een collega. Een brugwachter heeft wisseldiensten, een ochtenddienst die doorloopt tot in de middag en een middagdienst die tot in de avond duurt. Daarna is er een mobiele brugwachter die in avond en nacht diverse bruggen moet bedienen.
Met de collega moet het wel sporen, want het huisje heeft iets eigens voor elke brugwachter en helemaal als je er meer dan dertig jaar komt. De dingen hebben hun vaste plaats en de wc laat je schoon voor elkaar achter. Dat zijn eigenlijk zaken die je niet zou hoeven te bespreken. Aad de Winter houdt van properheid - en wie eigenlijk niet? Een vieze handdoek is geen gezicht. Die laat je in je eigen huis toch ook niet hangen?
Klein leed in een klein brugwachterhuisje is te dragen en groot leed heeft Aad de Winter in zijn lange loopbaan gelukkig nauwelijks mee hoeven maken. De narigheid van jongetjes die bij mooi weer aan de klep gaan hangen om spectaculair in het kanaal te kunnen springen, kent hij met zijn draaibrug niet. Collega's van een andere brug hoorden een keer iemand in het water plonzen en kregen toen te maken met een zelfmoordenaar die doelbewust zijn eigen handen en voeten had vastgebonden om te voorkomen dat hij zich in een reflex zwemmend toch zou willen redden. Ook de brugwachters konden hem niet meer redden.
Vanaf de Oostpoortbrug ziet het leven er meestal idyillischer uit. De brug is genoemd naar een oude stadspoort die bewaard is gebleven. Hij staat aan de overkant aan een grasveld langs de walkant. Het is een geliefde plek voor bruidsfoto's en de brugwachter zit voor die tafereeltjes op de eerste rang. De poort is ook favoriet bij kunstschilders die bij mooi weer hun ezel langs het water zetten. Genoeg te zien wat er buiten allemaal gebeurt. En mocht er geen schip te bekennen zijn en het uitzicht ook niets bieden, dan mocht Aad de Winter graag wat zitten prutsen, bijvoorbeeld om te proberen een kapotte stofzuiger weer perfect te krijgen.
'Ik mag graag een schroefje aandraaien,' zegt hij. Voor de brug is die tijd voorbij. Het mechaniek wordt niet meer met mensenkracht bediend maar elektrisch. De vetspuit hoeft ook niet meer tevoorschijn worden gehaald en de pet is verdwenen. De brugwachter blijft wel gewoon bestaan, maar voor Aad Winter is er dus een opvolger. En wat ook blijft is dat de brug opengaat. Naar je gevoel altijd net als jij aan komt lopen. En dan maar hopen dat de brugwachter nog even wacht met de boom definitief te laten zakken. |
||||
© 2005 Theo Capel | ||||
powered by CJ2 |