archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Vermaak en Genot > Doe toch een spelletje mee | ||||
Arbitrage in de schaakwereld | Dik Kruithof | |||
Arbitrage ken ik uit de schaakwereld, in twee betekenissen. De eerste is het optreden van de wedstrijdleider, in de schaakwereld vaak arbiter genoemd. Een mooi voorbeeld is het volgende verhaal dat op een schaakwebsite te vinden is en dat ik enigszins heb bewerkt:
Arbitrage: ingrijpen of niet ingrijpen? Tijdens de externe wedstrijd deed zich het volgende incident voor: Wit had drie pionnen een een paard, zwart had enkel nog een loper. Er was hevige tijdnood. Zwart geeft schaak maar ziet dat zelf niet en wit blijft een aantal zetten in het schaak staan, offert een van zijn pionnen en loopt met de andere pionnen naar voren. Pas na een zet of vijf merkt zwart dat hij schaak geeft en slaat hij de witte koning en drukt de klok weer in. De teamleider schreeuwt moord en brand en de wedstrijdleider - die al geruime tijd bij het bord stond – raakt in verhitte discussie met de teamleider over wat te doen.
Beide spelers besluiten in de tussentijd tot remise.
Voor de niet-schakers: als je schaak staat moet je je koning in veiligheid brengen. Een andere zet is een onreglementaire zet. Het slaan van de koning is iets dat mag in het snelschaken, maar niet in een gewone wedstrijdpartij. Een wedstrijdleider moet ingrijpen als hij een onreglementaire zet ziet; andere omstanders (zoals hier de teamleider) mogen zich niet met de partij bemoeien.
Er ligt hier dus genoeg materiaal voor discussie en die vindt op het weblog dan ook vier bladzijden lang plaats. Mijn conclusie zou zijn dat de wedstrijdleider had moeten ingrijpen (maar zijn verweer was dat er zoveel mensen omheen stonden dat hij niet gezien had wat er gebeurde) en dat het besluit tot remise beslissend is.
Nederlandse schakers spreken vaker over wedstrijdleiding dan over de arbitrage. Bij de Belgen ligt het net andersom is mijn via Google indruk.
De tweede betekenis van arbitrage in het schaakspel is al wat ouder en komt overeen met de arbitrage bij geschillen. Vroeger was het gebruikelijk dat afgebroken partijen gearbitreerd werden door een sterke schaker. Dat gebeurde in elk geval in de Friese Schaakbond nog tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Het ging dan om partijen uit wedstrijden tussen clubs waarvoor meestal behoorlijk gereisd moest worden. De stand die na vier uur spelen bereikt was voorleggen aan een echt sterke speler was dan een gebruikelijke oplossing. Bij de Friese Schaakbond heeft Theun van den Tol die rol jarenlang vervuld en van problemen heb ik nooit gehoord. Ook bij de andere regionale bonden ging dat zo. Op de website van de Limburgse Schaakbond staat een brief die de secretaris van de latere wereldkampioen Max Euwe in 1929 stuurde met zijn oordeel: ‘…dat Dr. Euwe de ter arbitrage gezonden stelling voor wit gewonnen verklaarde.
Het arbitreren van partijen door een buitenstaander is nu geheel verdwenen uit het wedstrijdschaak. Alle partijen moeten binnen vier uur klaar zijn en dat betekent vaak dat het laatste half uur besteed moet worden aan het in versneld tempo uitspelen van de met zorg opgezette partij. Wat wel duidelijk zal zijn is dat parate eindspelkennis nu veel belangrijker is dan vroeger: toen kon je een moeilijk eindspel in de boeken naslaan als je ging uitspelen of het overlaten aan de deskundige, nu moet je van alle details op de hoogte zijn. Je ziet het daar tegenwoordig ook vaak mis gaan.
Opvallend genoeg kom ik het nog wel tegen in verslagen van jeugdschaaktoernooien. Daar wordt op de laagste niveaus nog niet met een klok gespeeld en dan heb je toch iemand nodig die op een bepaald moment zegt, afgelopen, en wit (of zwart) heeft gewonnen. Ik kreeg de indruk dat dan het tellen van de stukken en de pionnen de meest gebruikte manier van arbitreren is.
**********
Het voorbeeld komt van www.delftseschaaksite.info
De brief van Euwe staat op www.lisb.nl onder Lisb archief en dan diversen. |
||||
© 2011 Dik Kruithof | ||||
powered by CJ2 |