archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > Ergernissen delen printen terug
Ook korfbal is oorlog Katharina Kouwenhoven

0706BZ Korfbal
Mijn turncarrière was, ondanks mijn opmerkelijke lenigheid, in de kiem gesmoord door een totaal gebrek aan spierkracht in de biceps. Ondertussen werd ik er niet slanker op en de huisarts vreesde voor dwergvorming, want veel groei zat er ook niet in en hij zette mij op een dieet van karnemelk en biefstuk (!). Zo kwam het mij althans voor.

En ik moest natuurlijk sporten, veel sporten.
Nu wilde het geval dat zich op het Balboaplein, vlak voor mijn lagere school, een sportveld bevond, waar korfbalclub ROHDA (Recht Op Het Doel Af) domicilie had. Op het terrein, dat omgeven was door een metershoog hek, bevond zich een clubhuis en een materiaalschuur. Het veld zelf was bedekt met fijne kiezelsteentjes. Nu mag gemalen baksteen voor tennissers een ideale ondergrond zijn - tennissen is tenslotte geen contactsport - voor een teamsport, waarin tegenstanders van de bal gehouden moeten worden, zijn kiezelsteentjes een ramp. Dat wist ik echter nog niet toen mijn moeder mij begeleidde om mij op te geven voor deze korfbalclub, want van korfballen had ik geen kaas gegeten. Ik wist bijvoorbeeld niet dat het een gemengde sport was, zodat je het vak waarin je speelde, deelde met een aantal ruwe jongens, maar daar kwam ik snel achter.

Op woensdagmiddag werd ik geacht te trainen in het dekken, vrijlopen en schieten. De bal moest door een korf die aan een paal was bevestigd. Gelukkig zat die korf voor kinderen van mijn leeftijd wat lager, anders was dat schieten onbegonnen werk geweest. Nu werd ik er al snel heel behendig in, ondanks mijn geringe lengte. Met dat dekken en vrijlopen was het anders gesteld. Het korfbalspel werd toen nog gespeeld op een veld dat in drie vakken was verdeeld, een aanvalsvak, een verdedigingsvak en een middenvak, dat nergens voor diende en dat inmiddels is afgeschaft.
In het aanvalsvak moet je proberen de bal door dat korfje te jagen; zodra je de bal verliest aan de tegenpartij speelt die de bal, via het middenvak, naar de andere kant, naar hun aanvalsvak en jouw verdedigingsvak. Daar moet je dan proberen de tegenpartij het scoren onmogelijk te maken. In principe mag je elkaar daarbij niet aanraken, maar dat mag bij voetballen ook niet en zie maar eens wat daar van terecht komt. Ook bij het korfballen werd, als de scheidsrechter de andere kant op keek, het nodige geweld aan de dag gelegd. Dat betekende dat je regelmatig op de grond lag, op die kiezeltjes. En dat deed niet alleen venijnig pijn op het moment zelf, later thuis moest je met een pincet de steentjes uit je wonden (laten) peuteren.

Als iemand mij belemmerde te scoren, iets dat ik uiteindelijk heel goed kon, door mij tegen de grond te werken, kon ik zo razend worden, dat ik haar - vrouwen speelden tegenover vrouwen en mannen tegenover mannen, anders zouden meisjes het niet overleven - het veld uit probeerde te schoppen. De korfbalmeisjes tapten echter vaak uit een heel ander vaatje: ze zetten hun scherp gepunte nagels in je vel, trokken de haren bij bossen uit je kop of scheurden je de kleren van het lijf. Korfbal is oorlog, zal ik maar zeggen. Daar kwam ik echter pas achter toen bleek dat er niet alleen getraind moest worden, maar dat er ook wedstrijden werden gespeeld. Tegen teams van andere verenigingen vol barbaren en zwakbegaafden, die allemaal op gras speelden, de watjes. Ik wilde helemaal geen wedstrijden spelen, maar werd opgesteld omdat ik zo goed kon schieten.

Die wedstrijden waren op zondagochtend. Bij uitwedstrijden reisden we onder leiding van een vader of een behulpzaam clublid. Hoe wij daar kwamen, ik heb geen idee meer, want ik heb het niet vaak gedaan. Je moest wel vroeg op. Dat korfballen zelf, ik bedoel de trainingsactiviteiten, bracht al veel lichamelijk letsel met zich mee, maar zo'n wedstrijd spelen was een aanslag op je leven. Na afloop kwam ik huilend thuis, geheel beurs, met open knieën, schaafwonden, builen, zo nu en dan een blauw oog en een gat in m'n kop. Dat mijn ouders dat aan konden zien! Korfballen is bovendien een wintersport en in het middenvak stond je meestal niets te doen en bijgevolg te blauwbekken tot er van vak gewisseld kon worden. En altijd blote benen, natuurlijk en een dun shirtje aan.

Mijn ouders bemoeiden zich niet met het clubleven en ik moest alle problemen met mijn clubgenootjes, voor een deel tuig van de richel, zelf opknappen en ook die met de volwassenen. Sommige van die volwassenen gedroegen zich in mijn ogen bijzonder vreemd, in ieder geval heel anders dan ik thuis en op school gewend was. Ik werd hier toegeschreeuwd, er werd aan me geduwd en getrokken als ze iets van me wilden, er werd zelfs wel eens een klap uitgedeeld. Op van alles en nog wat werden aanmerkingen gemaakt, ze raasden en tierden als het wedstrijdverloop ze niet beviel en allemaal alleen maar om die barbaren te verslaan, wat bij toeval wel eens lukte. De zwakbegaafden kregen wij er nooit onder, want die waren veel te sterk.

Het cadeautje dat ik op Sinterklaasavond kreeg woog niet op tegen de depressies die mij steeds vaker ten deel vielen als ik mij naar het Balboaplein begaf. Op een goed moment begon het ook mijn ouders op te vallen dat ik steeds ongelukkiger werd. Wat bedoeld was als een beetje gezond sporten ervoer ik als iets waarin ik mij voortdurend lichamelijk en verbaal moest verdedigen. Er was altijd mot, herrie en bonje in je eigen team en met de volwassen begeleiders.

Toen ik later op de middelbare school ging basketballen, bleek dat een eitje. Die bal is weliswaar zwaarder dan een korfbal, maar je mocht hem door het netje knallen via de plaat waar dat netje aan bevestigd is. Dat is natuurlijk helemaal geen kunst voor iemand die een vrijstaande korf gewend is. Daar kwam bij dat basketballen in een zaal gespeeld werd op een glad oppervlak. Een spelletje basketbal verliep daarom betrekkelijk comfortabel en schadevrij. Alleen: de nette meisjes van de vijandelijke teams bleken nog grotere loeders dan die barbaren en zwakbegaafden van vroeger.
 
************************************
Pepijn Lampe is product & grafisch ontwerper.
Informatie op: www.pepdesign.be


© 2010 Katharina Kouwenhoven meer Katharina Kouwenhoven - meer "Ergernissen" -
Bezigheden > Ergernissen
Ook korfbal is oorlog Katharina Kouwenhoven
0706BZ Korfbal
Mijn turncarrière was, ondanks mijn opmerkelijke lenigheid, in de kiem gesmoord door een totaal gebrek aan spierkracht in de biceps. Ondertussen werd ik er niet slanker op en de huisarts vreesde voor dwergvorming, want veel groei zat er ook niet in en hij zette mij op een dieet van karnemelk en biefstuk (!). Zo kwam het mij althans voor.

En ik moest natuurlijk sporten, veel sporten.
Nu wilde het geval dat zich op het Balboaplein, vlak voor mijn lagere school, een sportveld bevond, waar korfbalclub ROHDA (Recht Op Het Doel Af) domicilie had. Op het terrein, dat omgeven was door een metershoog hek, bevond zich een clubhuis en een materiaalschuur. Het veld zelf was bedekt met fijne kiezelsteentjes. Nu mag gemalen baksteen voor tennissers een ideale ondergrond zijn - tennissen is tenslotte geen contactsport - voor een teamsport, waarin tegenstanders van de bal gehouden moeten worden, zijn kiezelsteentjes een ramp. Dat wist ik echter nog niet toen mijn moeder mij begeleidde om mij op te geven voor deze korfbalclub, want van korfballen had ik geen kaas gegeten. Ik wist bijvoorbeeld niet dat het een gemengde sport was, zodat je het vak waarin je speelde, deelde met een aantal ruwe jongens, maar daar kwam ik snel achter.

Op woensdagmiddag werd ik geacht te trainen in het dekken, vrijlopen en schieten. De bal moest door een korf die aan een paal was bevestigd. Gelukkig zat die korf voor kinderen van mijn leeftijd wat lager, anders was dat schieten onbegonnen werk geweest. Nu werd ik er al snel heel behendig in, ondanks mijn geringe lengte. Met dat dekken en vrijlopen was het anders gesteld. Het korfbalspel werd toen nog gespeeld op een veld dat in drie vakken was verdeeld, een aanvalsvak, een verdedigingsvak en een middenvak, dat nergens voor diende en dat inmiddels is afgeschaft.
In het aanvalsvak moet je proberen de bal door dat korfje te jagen; zodra je de bal verliest aan de tegenpartij speelt die de bal, via het middenvak, naar de andere kant, naar hun aanvalsvak en jouw verdedigingsvak. Daar moet je dan proberen de tegenpartij het scoren onmogelijk te maken. In principe mag je elkaar daarbij niet aanraken, maar dat mag bij voetballen ook niet en zie maar eens wat daar van terecht komt. Ook bij het korfballen werd, als de scheidsrechter de andere kant op keek, het nodige geweld aan de dag gelegd. Dat betekende dat je regelmatig op de grond lag, op die kiezeltjes. En dat deed niet alleen venijnig pijn op het moment zelf, later thuis moest je met een pincet de steentjes uit je wonden (laten) peuteren.

Als iemand mij belemmerde te scoren, iets dat ik uiteindelijk heel goed kon, door mij tegen de grond te werken, kon ik zo razend worden, dat ik haar - vrouwen speelden tegenover vrouwen en mannen tegenover mannen, anders zouden meisjes het niet overleven - het veld uit probeerde te schoppen. De korfbalmeisjes tapten echter vaak uit een heel ander vaatje: ze zetten hun scherp gepunte nagels in je vel, trokken de haren bij bossen uit je kop of scheurden je de kleren van het lijf. Korfbal is oorlog, zal ik maar zeggen. Daar kwam ik echter pas achter toen bleek dat er niet alleen getraind moest worden, maar dat er ook wedstrijden werden gespeeld. Tegen teams van andere verenigingen vol barbaren en zwakbegaafden, die allemaal op gras speelden, de watjes. Ik wilde helemaal geen wedstrijden spelen, maar werd opgesteld omdat ik zo goed kon schieten.

Die wedstrijden waren op zondagochtend. Bij uitwedstrijden reisden we onder leiding van een vader of een behulpzaam clublid. Hoe wij daar kwamen, ik heb geen idee meer, want ik heb het niet vaak gedaan. Je moest wel vroeg op. Dat korfballen zelf, ik bedoel de trainingsactiviteiten, bracht al veel lichamelijk letsel met zich mee, maar zo'n wedstrijd spelen was een aanslag op je leven. Na afloop kwam ik huilend thuis, geheel beurs, met open knieën, schaafwonden, builen, zo nu en dan een blauw oog en een gat in m'n kop. Dat mijn ouders dat aan konden zien! Korfballen is bovendien een wintersport en in het middenvak stond je meestal niets te doen en bijgevolg te blauwbekken tot er van vak gewisseld kon worden. En altijd blote benen, natuurlijk en een dun shirtje aan.

Mijn ouders bemoeiden zich niet met het clubleven en ik moest alle problemen met mijn clubgenootjes, voor een deel tuig van de richel, zelf opknappen en ook die met de volwassenen. Sommige van die volwassenen gedroegen zich in mijn ogen bijzonder vreemd, in ieder geval heel anders dan ik thuis en op school gewend was. Ik werd hier toegeschreeuwd, er werd aan me geduwd en getrokken als ze iets van me wilden, er werd zelfs wel eens een klap uitgedeeld. Op van alles en nog wat werden aanmerkingen gemaakt, ze raasden en tierden als het wedstrijdverloop ze niet beviel en allemaal alleen maar om die barbaren te verslaan, wat bij toeval wel eens lukte. De zwakbegaafden kregen wij er nooit onder, want die waren veel te sterk.

Het cadeautje dat ik op Sinterklaasavond kreeg woog niet op tegen de depressies die mij steeds vaker ten deel vielen als ik mij naar het Balboaplein begaf. Op een goed moment begon het ook mijn ouders op te vallen dat ik steeds ongelukkiger werd. Wat bedoeld was als een beetje gezond sporten ervoer ik als iets waarin ik mij voortdurend lichamelijk en verbaal moest verdedigen. Er was altijd mot, herrie en bonje in je eigen team en met de volwassen begeleiders.

Toen ik later op de middelbare school ging basketballen, bleek dat een eitje. Die bal is weliswaar zwaarder dan een korfbal, maar je mocht hem door het netje knallen via de plaat waar dat netje aan bevestigd is. Dat is natuurlijk helemaal geen kunst voor iemand die een vrijstaande korf gewend is. Daar kwam bij dat basketballen in een zaal gespeeld werd op een glad oppervlak. Een spelletje basketbal verliep daarom betrekkelijk comfortabel en schadevrij. Alleen: de nette meisjes van de vijandelijke teams bleken nog grotere loeders dan die barbaren en zwakbegaafden van vroeger.
 
************************************
Pepijn Lampe is product & grafisch ontwerper.
Informatie op: www.pepdesign.be
© 2010 Katharina Kouwenhoven
powered by CJ2