archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Bezigheden > Galerie | ||||
De stoel van Jacoba van Beieren | Michiel van der Mast | |||
Memorabilia
Memorabilia van muzikale en andere helden en heldinnen zijn big business. In oktober 2009 bracht op een veiling een pluk haar van Elvis Presley 15.000 dollar op en deed in diezelfde maand de witte handschoen die Michael Jackson 24 jaar geleden tijdens zijn Victory Tour droeg, zo’n 48.000 dollar. Het privé telefoonboekje van Marilyn Monroe werd vier jaar eerder door de veilingmeester afgeslagen op 90.000 dollar. Het zijn maar een paar voorbeelden uit talloos vele. Behalve particulieren zijn ook musea geïnteresseerd in wat zij seculiere relieken noemen, zij het minder over the top en meer in dienst van een geschiedenisverhaal. In 2003 kreeg het Rijksmuseum bijvoorbeeld het houten bureau van Willem Drees geschonken en ontfermde in de jaren tachtig van de vorige eeuw het National Museum of American History zich over de stoel van Archie Bunker uit de beroemde tv-serie All in the Family. Het Haags Gemeentemuseum verwierf nog een eeuw eerder voor zijn afdeling Haagse Historie de tong van Johan de Witt en een teen van zijn broer Cornelis en tenslotte kon in de in 1800 geopende Nationale Konst-Gallerij de stoel van Jacoba van Beieren worden bewonderd.
De Nationale Konst-Galerij
De Fransen waren in 1795 onze grenzen overgetrokken om het land te bevrijden van het Oranjejuk, dat bijna monarchaal was geworden, en van een regentenkaste die het volk consequent buitenspel zette. Ter compensatie lieten zij de collectie schilderijen van de naar Engeland gevluchte stadhouder Willem V naar Parijs transporteren. De belangrijkste werken werden ondergebracht in het Louvre, het oude paleis van de Franse koningen, dat twee jaar daarvoor als Musée National voor het publiek was opengesteld. Wat de Fransen van de stadhouderlijke verzamelingen niet mee wilden nemen, kwam in bezit van de Bataafse Republiek. In 1798 ontvouwde Agent van Finantiën, I.J.A. Gogol, zijn plan om het overgebleven deel te exposeren in een Nationale Konst-Gallerij. Deze voorloper van het Rijksmuseum werd ondergebracht in Huis ten Bosch. Vanaf 31 mei 1800 kon de bezoeker voor zes stuivers - en later voor elf - de collectie bekijken, daarbij desgewenst rondgeleid door de enthousiaste en vaderlandslievende opzichter J.G. Waldorp. Jaarlijks kochten enige duizenden mensen, onder wie tamelijk veel buitenlanders, een kaartje. Gogol wilde er eigenlijk een museum voor het hele volk van maken, met recht een Nationale Konst-Gallerij. Maar alleen al door de hoge toegangsprijs beperkte ‘het volk’ zich tot de bovenlaag.
In het museum hingen bijna 200 schilderijen, meest portretten van de eerste stadhouders van Oranje en hun familie en van helden als Michiel de Ruyter, en een aantal veld- en zeeslagen. Van deze schilderijen telde zowel de kunst- als de historische waarde. In de zogeheten Monumentenkamer was het vooral geschiedenis wat de klok sloeg. ‘Voorts zijn in deze zaal geplaatst die weinige kostbare en zeldzaamheden, welke de geschiedenissen onzes lands betreffen en hier te lande nog voorhanden zijn; als een rijk met goud en gesteentes vercierd Kanon; de Zydgeweren van den Admiraal de Ruyter, benevens deszelfs Staf van Commando; de zogenaamde Geuzenbeker en de houten Bal, waar in de zaamhorenden, by het formeren der Unie, ieder een spyker geslagen hebben; de Stoel van Jacoba van Beyeren, benevens de originele portretten van haar zelve en dat van Franc van Borsselen, zo ook enige door haar vervaardigde kannetjes; (…)’, aldus de Algemeene Konst- en Letterbode van begin 1801.
Jacoba van Beieren
Wie was Jacoba van Beieren ook al weer? In 1401 geboren als dochter van Willem VI, hertog van Beieren en graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland, en Margaretha van Bourgondië. In 1415 uitgehuwelijkt aan de kroonprins van Frankrijk, Jan van Touraine. Helaas stierf Jan in 1417 aan de gevolgen van een hondenbeet. Toen Jacoba na de dood van haar vader in datzelfde jaar, hem zou opvolgen als gravin van Henegouwen, Holland en Zeeland, begonnen de problemen. In het eerste genoemde graafschap werd zij erkend, maar in de twee andere niet. Deze vielen bovendien formeel onder het Duitse Rijk en roomskoning Sigismund vond dat met Jacoba aan het roer de Bourgondische invloed in de Lage Landen te groot zou worden. Hij wees daarom haar oom, Jan van Beieren, aan als opvolger van Willem VI.
De Bourgondische familie van Jacoba was het daar in het geheel niet mee eens en huwelijkte haar in 1418 uit aan een familielid, de veertienjarige Jan IV, die hertog van Brabant en Limburg was. Maar deze besloot de graafschappen aan Jan van Beieren te verpanden, waarna Jacoba het huwelijk nietig liet verklaren en in 1421 naar Engeland reisde, op zoek naar steun oftewel een nieuwe echtgenoot. Die vond zij in 1422 in de persoon van Humphry, de hertog van Gloucester en bovendien broer van de Engelse koning. Hij bezat aanzienlijke graafschappen op het vaste land en was dus wel geïnteresseerd in die van Jacoba. Maar ook dit huwelijk leidde niet tot de herovering van de macht over de graafschappen; het leger van de Engelse hertog viel in 1424 Henegouwen binnen, maar werd verslagen door Filips de Goede, sinds 1419 hertog van Bourgondië, en Jan IV, de door Jacoba afgewezen echtgenoot. Humphry trok zijn conclusies en keerde schielijk terug naar Engeland, met achterlating van Jacoba die zich aan Filips overgaf en in Gent werd opgesloten. Een paar maanden later stierf Jan van Beieren. Formeel stond Jan IV nu weer aan het hoofd van de graafschappen, maar die droeg het bewind direct over aan Filips de Goede.
Jacoba wist niet van opgeven: gehuld in mannenkleren ontsnapte zij op spectaculaire wijze uit de gevangenis. Maar succes bleef opnieuw uit en in 1428 sloot zij vrede met Filips. Jacoba zou echter Jacoba niet zijn als ze niet toch weer in actie kwam. Ze begon een relatie met Frank van Borselen die door Filips was aangesteld als stadhouder van Holland en Zeeland en trouwde in de zomer van 1432 in het geheim met hem, in de hoop met zijn hulp haar graafschappen weer terug te krijgen. Trouwen zonder toestemming van Filips was echter volgens het vredesverdrag verboden. Frank werd dan ook onmiddellijk gearresteerd en kreeg zijn vrijheid pas terug toen Jacoba definitief afzag van haar claim op de drie graafschappen. Jacoba trouwde in 1434 opnieuw met Frank van Borselen, dit keer mèt toestemming. Tegelijk besefte zij dat haar rol nu echt was uitgespeeld en zij trok zich terug op slot Teylingen bij Sassenheim. In de zomer van 1436 stierf zij aan tuberculose. Zo kwam er een eind aan een zeer turbulent leven.
De Stoel van Jacoba van Beieren
De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden - in wezen een federatie van provincies - was in 1795 opgeheven en de Bataafse Republiek was ervoor in de plaats gekomen, een moderne, politieke eenheidstaat met een nationale, democratisch gekozen vertegenwoordiging (1796) en een Grondwet, waarin iedereen gelijk was (1798). Na de staatsvorming richtte men zich op de vorming van de natie. Nederland was toch een land met typisch eigen zeden, deugden en gewoonten, een eigen taal en een eigen geschiedenis. Dat alles was toch de moeite waard om collectief trots op te zijn?
De Nationale Konst-Gallerij was een effectief instrument om dat gevoel van nationale eenheid te versterken door roemruchte voorouders ten voorbeeld te stellen, zoals de helden in de strijd tegen de Spaanse furie en de beroemde schilders van de Gouden Eeuw. Ook de middeleeuwse Jacoba werd een rol toebedeeld in ons gemeenschappelijk verleden. Wat voor daden en deugden men haar toedichtte is terug te vinden in de - verlichte - literatuur uit het laatste kwart van de achttiende eeuw. Daarin wordt zij voorgesteld als een moderne vrouw die de adel verweet alleen maar uit te zijn op macht en weelde. Daarnaast worden haar eenvoud en natuurlijkheid benadrukt, haar gevoeligheid en zedigheid en bovenal haar liefde voor Frank van Borselen, voor wie zij bereid was haar titel en al haar bezittingen op te geven.
Voor een vrouw met zulke typisch verlichte eigenschappen is het niet zo vreemd dat zij goed vertegenwoordigd was in de Nationale Konst-Gallerij: behalve de genoemde gedenkstukken in de Monumentenkamer hingen er elders in het museum nog twee schilderijen van slot Teylingen, waar zij de laatste twee jaar van haar leven sleet. Maar het was haar stoel die het meest tot de verbeelding sprak. Deze bood vooral vrouwelijke bezoekers de gelegenheid zich in te leven in de navolgenswaardige figuur van Jacoba. Want hoewel er her en der was aangegeven dat men nergens aan mocht komen, werd de bezoekers toegestaan even in de stoel van Jacoba plaats te nemen. ‘(…) er was niemand van de Dames, of zij moesten voor een ogenblik in den stoel zitten’, schreef A. Loosjes in 1804 en hij voegde daar enigszins relativerend aan toe: ‘Of wij toen ons verplaatsten in de persoon van Jacoba van Beijeren, of wat het geweest is, ik weet het niet, maar wel dat ik nog met zeker genoegen mij erinner, dat ik in den stoel gezeten heb.’
Een historische sensatie
De stoel moest weliswaar vooral de deugden van Jacoba overbrengen op de ‘zitter’, maar er moet toch ook sprake zijn geweest van wat de beroemde historicus Johan Huizinga de ‘historische sensatie’ noemde. Hij gebruikte die term voor het eerst in 1920 tijdens een debat over de oprichting van een nationaal historisch museum (ook toen al). Hij omschreef het als volgt: ‘Het kan zijn dat zulk een historisch détail, in een prent, maar het zou evengoed kunnen zijn in een notarisacte, (…) mij opeens het gevoel geeft van een onmiddellijk contact met het verleden. Een sensatie even diep als het zuiverste kunstgenot.’ In onze oren mag het wat pathetisch klinken, maar het is feitelijk precies dat wat historische musea nog steeds nastreven: aan de hand van voorwerpen het verleden zichtbaar, voelbaar maken.
De historische sensatie staat of valt met kennis. Wie niets van Jacoba van Beieren weet, zal bij het zien van haar stoel niet koud of warm worden. De historische sensatie staat of valt ook met de authenticiteit van het betreffende voorwerp. De stoel op zich is authentiek, want niet nagemaakt. Maar dat het de stoel van Jacoba was, blijkt niet te kloppen. In de catalogi uit het begin van de 19de eeuw staat hij weliswaar vermeld als ‘de Leuningstoel van Vrouw Jacoba van Beijeren’, maar in sommige andere bronnen uit die tijd klinkt toch enige twijfel: ‘(…) een stoel, dien men vertelde, dat Jacoba van Beijeren gebruikt had.’ In elk geval is uit later onderzoek onomstotelijk vast komen te staan dat het meubel zo’n anderhalve eeuw na het overlijden van Jacoba is vervaardigd. In de catalogus van het Rijksmuseum staat hij dan ook alleen maar vermeld als ‘Armstoel van eikenhout met cartouche als rugbekroning.’ De historische sensatie die de stoel vroeger teweeg bracht, is niet meer na te voelen. Toch heeft de stoel zijn historische betekenis niet geheel verloren. Hij kan als voorbeeld dienen van de middelen die men rond 1800 aanwendde om naast de staatkundige eenheid ook de nationale eenheid van ons land te bevorderen: één staat, één volk.
************************
Abonneer u op de Nieuwsbrief.
Ga naar: www.deleunstoel.nl/nieuwsbrief.php |
||||
© 2009 Michiel van der Mast | ||||
powered by CJ2 |