archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Bij ons in de straat delen printen terug
Snoepgoed voor op straat Marcel Duyvestijn

Er was een reepje tegels uit het trottoir getrokken. En vervolgens gebeurde er niks. De mannen die er omheen stonden, aten een Snicker. Dat doe je als je een gat in de stoep hebt gegraven, kennelijk. Met een wild gebaar trek je de wikkel van de chocoladereep met nootjes af en met een mondbeweging alsof je een mus wilt doden, neem je de eerste hap. De Mars is daar te zacht voor en de Twix te gespleten. Nee, de echte man trekt zijn gebit niet van elkaar voor een inferieur stukje chocolade. Laten we het maar helemaal niet hebben over de M & M’s. Dat soort nichterig voedsel met die mietige kleurtjes is een gruwel voor elke stratenmaker. We liepen langs de rondhangende mannen en ik was tevreden met de gedachten die ik had. Ik keek ze aan, met instemming. Zo van: ik weet dat jullie een Snicker eten!

Vervolgens keken ze naar mijn verloofde. Het leek alsof ze een levend stuk biefstuk was. Hun ogen namen haar op, deden metingen van links naar rechts en van boven naar beneden. Ze moeten slijm wegslikken, dat zag ik aan hun bewegende adamsappel. Voor mij hebben ze geen oog. Ze zien alleen de biefstuk. Ik ben niet eens het uitje dat de biefstuk fruit.

Toen we terugkwamen –twee boodschappentassen vol Konmarprodukten sjouwend - was het reepje stoep alweer dicht. De man die mijn vrouw met zijn ogen zo’n beetje had uitgekleed, zat nu met zijn kolossale klauwen aan het stuur van een busje te trekken. Dat er een tram aan de ene kant aankwam en een taxi aan de andere kant, deerde hem niet, want hij draaide in één keer 180 graden en reed, met piepende banden weg. De kruiwagen die achter in de laadbak lag, verschoof een beetje, maar meer ook niet. De bijrijder gooide zijn peuk tussen de tramrails.

Op dat moment liepen we over de teruggelegde stenen. We lachten omdat we allebei over dezelfde stenen wilden lopen en daardoor elkaar wegduwden. Ik liet haar winnen.
‘De Noord-Zuidlijn komt toch ergens anders.’
‘Hoezo?’
‘Ze hebben net even een paar tegels weggetrokken, maar vonden het toch beter om die metro onder de Ferdinand Boll door te laten rijden.’
Mijn verloofde lachte van: ‘Ha… Ha…’ Dat houdt zoveel in als: daar heb je hem weer met z’n briljante grappen.
‘Nee, jij bent lekker leuk,’ zei ik gepikeerd.
En toen zeiden we tien stoeptegels achter elkaar niks meer.

‘Heb jij Snickers gekocht?’ vroeg ik tenslotte.

© 2004 Marcel Duyvestijn meer Marcel Duyvestijn - meer "Bij ons in de straat" -
Beschouwingen > Bij ons in de straat
Snoepgoed voor op straat Marcel Duyvestijn
Er was een reepje tegels uit het trottoir getrokken. En vervolgens gebeurde er niks. De mannen die er omheen stonden, aten een Snicker. Dat doe je als je een gat in de stoep hebt gegraven, kennelijk. Met een wild gebaar trek je de wikkel van de chocoladereep met nootjes af en met een mondbeweging alsof je een mus wilt doden, neem je de eerste hap. De Mars is daar te zacht voor en de Twix te gespleten. Nee, de echte man trekt zijn gebit niet van elkaar voor een inferieur stukje chocolade. Laten we het maar helemaal niet hebben over de M & M’s. Dat soort nichterig voedsel met die mietige kleurtjes is een gruwel voor elke stratenmaker. We liepen langs de rondhangende mannen en ik was tevreden met de gedachten die ik had. Ik keek ze aan, met instemming. Zo van: ik weet dat jullie een Snicker eten!

Vervolgens keken ze naar mijn verloofde. Het leek alsof ze een levend stuk biefstuk was. Hun ogen namen haar op, deden metingen van links naar rechts en van boven naar beneden. Ze moeten slijm wegslikken, dat zag ik aan hun bewegende adamsappel. Voor mij hebben ze geen oog. Ze zien alleen de biefstuk. Ik ben niet eens het uitje dat de biefstuk fruit.

Toen we terugkwamen –twee boodschappentassen vol Konmarprodukten sjouwend - was het reepje stoep alweer dicht. De man die mijn vrouw met zijn ogen zo’n beetje had uitgekleed, zat nu met zijn kolossale klauwen aan het stuur van een busje te trekken. Dat er een tram aan de ene kant aankwam en een taxi aan de andere kant, deerde hem niet, want hij draaide in één keer 180 graden en reed, met piepende banden weg. De kruiwagen die achter in de laadbak lag, verschoof een beetje, maar meer ook niet. De bijrijder gooide zijn peuk tussen de tramrails.

Op dat moment liepen we over de teruggelegde stenen. We lachten omdat we allebei over dezelfde stenen wilden lopen en daardoor elkaar wegduwden. Ik liet haar winnen.
‘De Noord-Zuidlijn komt toch ergens anders.’
‘Hoezo?’
‘Ze hebben net even een paar tegels weggetrokken, maar vonden het toch beter om die metro onder de Ferdinand Boll door te laten rijden.’
Mijn verloofde lachte van: ‘Ha… Ha…’ Dat houdt zoveel in als: daar heb je hem weer met z’n briljante grappen.
‘Nee, jij bent lekker leuk,’ zei ik gepikeerd.
En toen zeiden we tien stoeptegels achter elkaar niks meer.

‘Heb jij Snickers gekocht?’ vroeg ik tenslotte.
© 2004 Marcel Duyvestijn
powered by CJ2