archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 5
Jaargang 5
13 december 2007
Vermaak en Genot > Naar de film delen printen terug
IDFA 2007: hoogtepunten en een dissonant Hans Knegtmans

0113 Hoe vertel ik ...
Tijdens de twintigste aflevering van IDFA was veel te doen over de afbakening van het genre dat in eenvoudiger tijden als ‘documentaire’ werd aangeduid. De lezingen heb ik gelaten voor wat ze waren – ik had mijn tijd hard nodig om de films die op mijn lijstje stonden te zien. Maar ook al filmkijkend heb je vandaag de dag geen bovenmenselijk intellect nodig om te zien dat in sommige films een filmische registratie van ‘de werkelijkheid’ niet wezenlijk verschilt van een ‘speelfilm’. Een overduidelijke nepdocumentaire was de Zweedse film Paradiset van (de Poolse) regisseur Jerzy Sladkowski. Het thema in een notendop: de bejaarde Hans denkt dat een saaie witte muur met wandkleed wel een fris behangetje kan gebruiken, echtgenote Kerstin is het daar niet mee eens, Hans drijft als altijd zijn zin door. Ook over het behangmotief verschillen ze van mening, en adviezen van de winkelbediende en een vriendin worden in de wind geslagen. Hans’ keuze valt op een druk en schreeuwerig gifgroen design met rare figuurtjes.

Als het spul eenmaal hangt, benutten Kerstin en haar vriendin Hans’ bezoek aan de kapper om met een pot witte verf de muur in zijn oorspronkelijke staat te herstellen. Als in een thriller switcht de camera van de huiskamer naar de kapsalon en weer terug, waar de bejaarde dames hun onwaarschijnlijke race tegen te klok (een muur binnen een uurtje afschilderen?) tot een goed einde proberen te brengen. En jawel, ze hebben net het wandkleed aan de nog zeiknatte muur gehangen als de oude brombeer geknipt en wel het pand betreedt. Hoezo documentaire? Paradiset is een pretentieloze, nogal flauwe komedie. De film was opgenomen in de Silver Wolf competitie voor de beste middellange documentaire (maximaal 60 minuten). Goddank viel hij niet in de prijzen.

Het hoeft op zichzelf geen ramp te zijn als de regisseur de werkelijkheid een handje helpt. Up the Yangtze! – eerder in Vancouver bekroond als beste Canadese documentaire – schetst hoe de Chinese toeristenindustrie goede zaken doet met de bouw van de gigantische Drieklovendam. Wanneer het project voltooid is zal de waterspiegel met vele tientallen meters gestegen zijn. Hele dorpen en steden verdwijnen van de kaart. Op luxueuze cruiseschepen genieten toeristen van het schilderachtige landschap dat binnenkort tot het verleden behoort. De film volgt twee Chinese stagiaires tijdens hun eerste cruise. ‘Cindy’ Yu Shui zou liever studeren, maar dan kunnen haar armlastige ouders helemaal niet meer rondkomen. ‘Jerry’ Chen Bo Yu komt uit een gegoede familie, en ziet zijn nieuwe baan als een buitenkansje om, met nog meer geld dan nu, in zijn stamcafé de bink uit te hangen.

Als bij toeval komen de twee – die allebei al ruimschoots door de camera zijn gevolgd – elkaar bij de loopplank tegen voor hun eerste reis. Regisseur Yung Chang heeft wel een erg vooruitziende blik gehad! Eveneens door een gelukkig toeval mag Cindy na de proefperiode blijven (ze moet nog veel leren, maar is kennelijk van goede wil), terwijl de zelfzuchtige, opportunistische Jerry de bons krijgt. De rederij laat niet met zich sollen.

Het ‘bedrog’ van Yung Chang is om vele redenen beter verteerbaar dan de behangexercitie van Jerzy Sladlowski. Ondanks alle momenten van doorgestoken kaart hoeft er geen twijfel aan te bestaan dat de instructies aan de nieuwe bemanningsleden volkomen authentiek zijn: ‘Jullie mogen met de passagiers niet praten over verschillen tussen Canada en de Verenigde Staten, niet over de verzelfstandiging van Quebec, ook niet over Noord-Ierland.’ De Amerikaanse toeristen hoef je niet aan te sporen zich als toerist te gedragen. En de eindbeoordeling van de stagiaires lijkt ook rechtstreeks uit het boekje te komen. De ouders van Cindy worden in de loop van de film door het stijgende water uit hun huisje naast de rivier verdreven. In het hoger gelegen dorp moeten ze de groenten die ze eerst zelf verbouwden, kopen in de winkel. Technisch is de film – voornamelijk door het schitterende camerawerk van Wang Shi Qing – boven alle lof verheven. Terecht werd de documentaire ondanks het opleuken genomineerd voor de hoofdprijs van het festival, de Joris Ivens Award.

In opvallend veel films van mijn programma werden de heldendaden van een meer of minder bekend personage bezongen. In de Nederlandse productie The Dictator Hunter volgt Klaartje Quirijns de jacht van advocaat Reed Brody, in opdracht van Human Rights Watch, op de voormalige president Hissène Habré van Tsjaad. ‘De Afrikaanse Pinochet’ (geen bijnaam om trots op te zijn) wordt verantwoordelijk gesteld voor de marteling van en moord op tienduizenden burgers in de tweede helft van de jaren ‘80. De vraag is of zijn huidge gastland Senegal hem zal uitleveren aan België of dat hij, zoals zoveel van zijn ambtsgenoten, berechting zal weten te ontlopen. Een spannende film, temeer omdat dictators vaker niet dan wel veroordeeld worden voor hun wandaden.

Een andere held zonder wereldfaam is de Spaanse priester Chistopher Hartley. Deze liet zijn aristocratische verleden voor wat het was en bekommert zich sinds jaar en dag om het lot van Haïtianen in de Dominicaanse republiek. Deze worden, blijkt in The Price of Sugar (van Bill Haney), eerst onder valse voorwendsels naar het relatief welvarende buurland gelokt. Zodra ze illegaal de grens hebben overschreden, dumpen hun gewapende begeleiders hen in een van de grote suikerplantages, waar ze de rest van hun leven – en dat is meestal niet erg lang – gedwongen worden, vrijwel zonder betaling suikerriet te snijden. Door toedoen van Hartley ontvangt een deel van de immigranten medische hulp en hebben ze hun gammele hutjes kunnen inwisselen voor nieuwgebouwde woningen. Primitief, maar met stromend water en een dak erop. Dat neemt de Dominicaanse bevolking – minder zwart en net iets minder arm, dus in eigen ogen superieur aan de indringers – hem niet in dank af. Een mensenmenigte die wordt gesponsord door een van de suikermagnaten, belegert de kerk waar Hartley en zijn beschermelingen zich verschanst hebben. Doodenge scènes. O ja, de VS hebben met de Dominicaanse overheid afgesproken dat ze al hun suiker uit dat land betrekken. Zo blijft de prijs hoog en zitten de plantage-eigenaars steviger dan ooit in het zadel. The Price of Sugar was terecht genomineerd voor de Joris Ivens Award.

Het is algemeen bekend dat voormalig vicepresident Al Gore dankzij zijn Power Point presentatie in An Inconvenient Truth een megasterstatus heeft bereikt. Of het ex-president Jimmy Carter net zo zal vergaan, is maar de vraag. De documentaire Jimmy Carter, Man from Plains (van Hollywoodveteraan Jonathan Demme, regisseur van klassiekers als The Silence of the Lambs en Philadelphia) krijgt in de Verenigde Staten uiteenlopende recensies, variërend van extreem positief tot uitgesproken zuinig. Deels komt dat doordat Carters presidentschap geen onverdeeld succes was, ondanks het feit dat door zijn toedoen de ontmoeting in Camp David van premier Begin van Israel en president Sadat van Egypte een politieke aardverschuiving in het Midden-Oosten veroorzaakte.

Zelf zie ik niet in wat er te klagen valt over de documentaire, waarin Carter – inmiddels ruim boven de tachtig – onvermoeibaar zijn land doorkruist en in een onafzienbare reeks tv-interviews, lezingen en handtekeningensessies zijn nieuwe boek verdedigt. Dat heet namelijk Palestine: Peace not Apartheid. Een mooie titel, zou je zeggen, maar zowel het Amerikaanse publiek als tal van programmamakers vallen over het woord Apartheid. Kun je straffeloos het sympathieke Israel vergelijken met het verderfelijke Zuid-Afrika van enkele decennia geleden? Carter legt – een film lang – geduldig uit dat dit heel goed kan. Sterker nog, dat Israel wel heel erg ver gaat in het systematisch discrimineren van een bevolkingsgroep, met een ondoordringbare muur op buitenlands grondgebied, die de inwoners van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook tot huisarrest dwingt. Carter schreeuwt niet, gebruikt geen demagogische trucs en raakt slechts een enkele keer geprikkeld bij de zoveelste nitwit die het boek niet heeft gelezen, maar er desondanks een vernietigend oordeel over velt.

Maar de film gaat niet in de eerste plaats over Carters gelijk. Hoewel hij bepaald geen watje genoemd kan worden laat Carter zich in bijna alles wat hij doet kennen als, ik durf de woorden haast niet te gebruiken, een goed mens. Een held zonder sterallures. Iemand wiens tweede natuur het is de medemens aardig te bejegenen. De filmrecensent van Salon.com brengt glashelder onder woorden wat hij tijdens de film dacht. ‘We once had this guy for a president? Even the most dumbass country gets lucky once in a while, by accident.’

IDFA toont niet alleen helden die de wereld veranderen. John Zaritsky richt in The Suicide Tourist de camera op de terminaal zieke wetenschapper Craig Ewert. Deze heeft de hulp ingeroepen van het Zwitserse euthanasiebedrijf (zonder winstoogmerk) Dignitas. Niet dat zijn lijden – aan een progressieve verlamming, die bijvoorbeeld het slikken ernstig bemoeilijk – nu al ondragelijk is, maar hij kan van de ene dag op de andere in een toestand raken waarin hij letterlijk niet meer in staat is, een beroep te doen op euthanasie. Dan nu maar, in godsnaam. De film volgt zijn laatste uren, inclusief zijn dood. De meeste kijkers zullen zichzelf een poepbroek voelen in vergelijking met deze man die het doodsbesluit neemt in goed overleg met zijn vrouw en zijn – eveneens weldenkende – kinderen. Voor Ewerts overlijden kun je de term ‘inslapen’ gebruiken, zonder dat dit klinkt als een bangig eufemisme.

IDFA 2007 mag dan voorbij zijn, er is nog volop gelegenheid om de gemiste films in te halen. De eerstkomende maanden wordt in vele filmtheaters een aantal festivalhoogtepunten op één dag vertoond: Septembers, The Tailor, End of the Rainbow en het indringende To See if I’m Smiling, de terechte winnaar van zowel de Silver Wolf Award als de publieksprijs. Zoek voor een overzicht van theaters en tijden op het internet naar Best of IDFA on Tour. Ook de televisie blaast zijn partijtje mee. In 2008 worden, onder meer door de VPRO, ten minste dertien festivalfilms uitgezonden, waaronder het genoemde To See if I’m Smiling en The Suicide Tourist. Dat is een goede zaak in een tijd waarin op TV reality soaps en achterlijke spelletjes de boventoon voeren.
 
************************************************************
Uitgave van De Leunstoel wordt mede mogelijk gemaakt door donaties van:
Barbara Muller, Katharina Kouwenhoven, Hans Meijer, J.J.Waasdorp-Mulders,
Ruurd Kunnen, Beer Meijer, Carlo van Praag, J.Bakker, J.W.Meijer,
Evelien Polter, Mabel Amber, Ruud van Ruijven, Frits Hoorweg en anderen.


© 2007 Hans Knegtmans meer Hans Knegtmans - meer "Naar de film" -
Vermaak en Genot > Naar de film
IDFA 2007: hoogtepunten en een dissonant Hans Knegtmans
0113 Hoe vertel ik ...
Tijdens de twintigste aflevering van IDFA was veel te doen over de afbakening van het genre dat in eenvoudiger tijden als ‘documentaire’ werd aangeduid. De lezingen heb ik gelaten voor wat ze waren – ik had mijn tijd hard nodig om de films die op mijn lijstje stonden te zien. Maar ook al filmkijkend heb je vandaag de dag geen bovenmenselijk intellect nodig om te zien dat in sommige films een filmische registratie van ‘de werkelijkheid’ niet wezenlijk verschilt van een ‘speelfilm’. Een overduidelijke nepdocumentaire was de Zweedse film Paradiset van (de Poolse) regisseur Jerzy Sladkowski. Het thema in een notendop: de bejaarde Hans denkt dat een saaie witte muur met wandkleed wel een fris behangetje kan gebruiken, echtgenote Kerstin is het daar niet mee eens, Hans drijft als altijd zijn zin door. Ook over het behangmotief verschillen ze van mening, en adviezen van de winkelbediende en een vriendin worden in de wind geslagen. Hans’ keuze valt op een druk en schreeuwerig gifgroen design met rare figuurtjes.

Als het spul eenmaal hangt, benutten Kerstin en haar vriendin Hans’ bezoek aan de kapper om met een pot witte verf de muur in zijn oorspronkelijke staat te herstellen. Als in een thriller switcht de camera van de huiskamer naar de kapsalon en weer terug, waar de bejaarde dames hun onwaarschijnlijke race tegen te klok (een muur binnen een uurtje afschilderen?) tot een goed einde proberen te brengen. En jawel, ze hebben net het wandkleed aan de nog zeiknatte muur gehangen als de oude brombeer geknipt en wel het pand betreedt. Hoezo documentaire? Paradiset is een pretentieloze, nogal flauwe komedie. De film was opgenomen in de Silver Wolf competitie voor de beste middellange documentaire (maximaal 60 minuten). Goddank viel hij niet in de prijzen.

Het hoeft op zichzelf geen ramp te zijn als de regisseur de werkelijkheid een handje helpt. Up the Yangtze! – eerder in Vancouver bekroond als beste Canadese documentaire – schetst hoe de Chinese toeristenindustrie goede zaken doet met de bouw van de gigantische Drieklovendam. Wanneer het project voltooid is zal de waterspiegel met vele tientallen meters gestegen zijn. Hele dorpen en steden verdwijnen van de kaart. Op luxueuze cruiseschepen genieten toeristen van het schilderachtige landschap dat binnenkort tot het verleden behoort. De film volgt twee Chinese stagiaires tijdens hun eerste cruise. ‘Cindy’ Yu Shui zou liever studeren, maar dan kunnen haar armlastige ouders helemaal niet meer rondkomen. ‘Jerry’ Chen Bo Yu komt uit een gegoede familie, en ziet zijn nieuwe baan als een buitenkansje om, met nog meer geld dan nu, in zijn stamcafé de bink uit te hangen.

Als bij toeval komen de twee – die allebei al ruimschoots door de camera zijn gevolgd – elkaar bij de loopplank tegen voor hun eerste reis. Regisseur Yung Chang heeft wel een erg vooruitziende blik gehad! Eveneens door een gelukkig toeval mag Cindy na de proefperiode blijven (ze moet nog veel leren, maar is kennelijk van goede wil), terwijl de zelfzuchtige, opportunistische Jerry de bons krijgt. De rederij laat niet met zich sollen.

Het ‘bedrog’ van Yung Chang is om vele redenen beter verteerbaar dan de behangexercitie van Jerzy Sladlowski. Ondanks alle momenten van doorgestoken kaart hoeft er geen twijfel aan te bestaan dat de instructies aan de nieuwe bemanningsleden volkomen authentiek zijn: ‘Jullie mogen met de passagiers niet praten over verschillen tussen Canada en de Verenigde Staten, niet over de verzelfstandiging van Quebec, ook niet over Noord-Ierland.’ De Amerikaanse toeristen hoef je niet aan te sporen zich als toerist te gedragen. En de eindbeoordeling van de stagiaires lijkt ook rechtstreeks uit het boekje te komen. De ouders van Cindy worden in de loop van de film door het stijgende water uit hun huisje naast de rivier verdreven. In het hoger gelegen dorp moeten ze de groenten die ze eerst zelf verbouwden, kopen in de winkel. Technisch is de film – voornamelijk door het schitterende camerawerk van Wang Shi Qing – boven alle lof verheven. Terecht werd de documentaire ondanks het opleuken genomineerd voor de hoofdprijs van het festival, de Joris Ivens Award.

In opvallend veel films van mijn programma werden de heldendaden van een meer of minder bekend personage bezongen. In de Nederlandse productie The Dictator Hunter volgt Klaartje Quirijns de jacht van advocaat Reed Brody, in opdracht van Human Rights Watch, op de voormalige president Hissène Habré van Tsjaad. ‘De Afrikaanse Pinochet’ (geen bijnaam om trots op te zijn) wordt verantwoordelijk gesteld voor de marteling van en moord op tienduizenden burgers in de tweede helft van de jaren ‘80. De vraag is of zijn huidge gastland Senegal hem zal uitleveren aan België of dat hij, zoals zoveel van zijn ambtsgenoten, berechting zal weten te ontlopen. Een spannende film, temeer omdat dictators vaker niet dan wel veroordeeld worden voor hun wandaden.

Een andere held zonder wereldfaam is de Spaanse priester Chistopher Hartley. Deze liet zijn aristocratische verleden voor wat het was en bekommert zich sinds jaar en dag om het lot van Haïtianen in de Dominicaanse republiek. Deze worden, blijkt in The Price of Sugar (van Bill Haney), eerst onder valse voorwendsels naar het relatief welvarende buurland gelokt. Zodra ze illegaal de grens hebben overschreden, dumpen hun gewapende begeleiders hen in een van de grote suikerplantages, waar ze de rest van hun leven – en dat is meestal niet erg lang – gedwongen worden, vrijwel zonder betaling suikerriet te snijden. Door toedoen van Hartley ontvangt een deel van de immigranten medische hulp en hebben ze hun gammele hutjes kunnen inwisselen voor nieuwgebouwde woningen. Primitief, maar met stromend water en een dak erop. Dat neemt de Dominicaanse bevolking – minder zwart en net iets minder arm, dus in eigen ogen superieur aan de indringers – hem niet in dank af. Een mensenmenigte die wordt gesponsord door een van de suikermagnaten, belegert de kerk waar Hartley en zijn beschermelingen zich verschanst hebben. Doodenge scènes. O ja, de VS hebben met de Dominicaanse overheid afgesproken dat ze al hun suiker uit dat land betrekken. Zo blijft de prijs hoog en zitten de plantage-eigenaars steviger dan ooit in het zadel. The Price of Sugar was terecht genomineerd voor de Joris Ivens Award.

Het is algemeen bekend dat voormalig vicepresident Al Gore dankzij zijn Power Point presentatie in An Inconvenient Truth een megasterstatus heeft bereikt. Of het ex-president Jimmy Carter net zo zal vergaan, is maar de vraag. De documentaire Jimmy Carter, Man from Plains (van Hollywoodveteraan Jonathan Demme, regisseur van klassiekers als The Silence of the Lambs en Philadelphia) krijgt in de Verenigde Staten uiteenlopende recensies, variërend van extreem positief tot uitgesproken zuinig. Deels komt dat doordat Carters presidentschap geen onverdeeld succes was, ondanks het feit dat door zijn toedoen de ontmoeting in Camp David van premier Begin van Israel en president Sadat van Egypte een politieke aardverschuiving in het Midden-Oosten veroorzaakte.

Zelf zie ik niet in wat er te klagen valt over de documentaire, waarin Carter – inmiddels ruim boven de tachtig – onvermoeibaar zijn land doorkruist en in een onafzienbare reeks tv-interviews, lezingen en handtekeningensessies zijn nieuwe boek verdedigt. Dat heet namelijk Palestine: Peace not Apartheid. Een mooie titel, zou je zeggen, maar zowel het Amerikaanse publiek als tal van programmamakers vallen over het woord Apartheid. Kun je straffeloos het sympathieke Israel vergelijken met het verderfelijke Zuid-Afrika van enkele decennia geleden? Carter legt – een film lang – geduldig uit dat dit heel goed kan. Sterker nog, dat Israel wel heel erg ver gaat in het systematisch discrimineren van een bevolkingsgroep, met een ondoordringbare muur op buitenlands grondgebied, die de inwoners van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook tot huisarrest dwingt. Carter schreeuwt niet, gebruikt geen demagogische trucs en raakt slechts een enkele keer geprikkeld bij de zoveelste nitwit die het boek niet heeft gelezen, maar er desondanks een vernietigend oordeel over velt.

Maar de film gaat niet in de eerste plaats over Carters gelijk. Hoewel hij bepaald geen watje genoemd kan worden laat Carter zich in bijna alles wat hij doet kennen als, ik durf de woorden haast niet te gebruiken, een goed mens. Een held zonder sterallures. Iemand wiens tweede natuur het is de medemens aardig te bejegenen. De filmrecensent van Salon.com brengt glashelder onder woorden wat hij tijdens de film dacht. ‘We once had this guy for a president? Even the most dumbass country gets lucky once in a while, by accident.’

IDFA toont niet alleen helden die de wereld veranderen. John Zaritsky richt in The Suicide Tourist de camera op de terminaal zieke wetenschapper Craig Ewert. Deze heeft de hulp ingeroepen van het Zwitserse euthanasiebedrijf (zonder winstoogmerk) Dignitas. Niet dat zijn lijden – aan een progressieve verlamming, die bijvoorbeeld het slikken ernstig bemoeilijk – nu al ondragelijk is, maar hij kan van de ene dag op de andere in een toestand raken waarin hij letterlijk niet meer in staat is, een beroep te doen op euthanasie. Dan nu maar, in godsnaam. De film volgt zijn laatste uren, inclusief zijn dood. De meeste kijkers zullen zichzelf een poepbroek voelen in vergelijking met deze man die het doodsbesluit neemt in goed overleg met zijn vrouw en zijn – eveneens weldenkende – kinderen. Voor Ewerts overlijden kun je de term ‘inslapen’ gebruiken, zonder dat dit klinkt als een bangig eufemisme.

IDFA 2007 mag dan voorbij zijn, er is nog volop gelegenheid om de gemiste films in te halen. De eerstkomende maanden wordt in vele filmtheaters een aantal festivalhoogtepunten op één dag vertoond: Septembers, The Tailor, End of the Rainbow en het indringende To See if I’m Smiling, de terechte winnaar van zowel de Silver Wolf Award als de publieksprijs. Zoek voor een overzicht van theaters en tijden op het internet naar Best of IDFA on Tour. Ook de televisie blaast zijn partijtje mee. In 2008 worden, onder meer door de VPRO, ten minste dertien festivalfilms uitgezonden, waaronder het genoemde To See if I’m Smiling en The Suicide Tourist. Dat is een goede zaak in een tijd waarin op TV reality soaps en achterlijke spelletjes de boventoon voeren.
 
************************************************************
Uitgave van De Leunstoel wordt mede mogelijk gemaakt door donaties van:
Barbara Muller, Katharina Kouwenhoven, Hans Meijer, J.J.Waasdorp-Mulders,
Ruurd Kunnen, Beer Meijer, Carlo van Praag, J.Bakker, J.W.Meijer,
Evelien Polter, Mabel Amber, Ruud van Ruijven, Frits Hoorweg en anderen.
© 2007 Hans Knegtmans
powered by CJ2