archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 20
Jaargang 4
27 september 2007
Bezigheden > Recht en onrecht delen printen terug
Buitenlandse erfenissen dubbel belast Henk Bergman

0306 BZ Recht
Tot ongenoegen van de erfgenamen claimt de fiscus een behoorlijk en soms zelfs een groot deel van het vermogen van een overledene. Het wordt echt menens als de erflater niet meer in Nederland woonachtig was of (een deel van) zijn vermogen zich in het buitenland bevindt. Het gevaar van dubbele belastingheffing is dan levensgroot.

Ook op successiegebied zijn er belastingverdragen om dubbele heffing te voorkomen. Maar het zijn er niet veel. Nederland bijvoorbeeld heeft met zeven landen een successieverdrag: Zwitserland, Zweden, Finland, de Verenigde Staten, Israël, Groot- Brittannië en Oostenrijk. Met populaire emigratielanden als België, Frankrijk, Spanje en ook met Duitsland moeten we het zonder verdrag doen. We zijn overigens geen uitzondering: de meeste landen hebben weinig successieverdragen. Ter vergelijking: op het gebied van inkomen uit arbeid, winst en vermogen heeft Nederland meer dan tachtig verdragen.

Sinds 1982 bestaat er een OESO Modelverdrag voor successie- en schenkingsrecht, maar de meeste Nederlandse verdragen dateren van vóór die datum. Ze munten niet uit door eenvormigheid. Vijf van de zeven hebben betrekking op successie en niet op schenking. Alleen met Groot-Brittannië en Oostenrijk hebben we beide gebieden geregeld.

En verder verschillen de verdragen nogal omdat ze zijn gesloten met landen die uiteenlopende rechtsstelsels hebben. Anglo-Amerikaanse landen benaderen successiekwesties nu eenmaal anders dan Europees continentale. Het domicile-begrip zoals de Verenigde Staten en Groot-Brittannië dat hanteren is ruimer dan het continentale woonplaatsbeginsel. Dat laatste is vooral feitelijk van aard: het gaat om de plek waar je werkelijk woont. Het domicile-beginsel gaat een stap verder. Als je er onder valt – bijvoorbeeld omdat je beide ouders een Engels domicile hebben – dan heb je het eigenlijk voor de rest van je leven. Je komt er moeilijk vanaf. Gelukkig hebben het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten iets van die harde opstelling teruggenomen in hun verdragen met Nederland. Maar hoe dan ook: beide beginselen botsen en daarom komt het vaak tot dubbele heffing.

In de meeste gevallen is dus geen verdrag van toepassing om successierechtelijke kwesties in grensoverschrijdende situaties te regelen. Wat dan? Dan ben je overgeleverd aan de eenzijdige regelingen die landen hebben gemaakt. Voor Nederland geldt het Besluit Voorkoming Dubbele Belasting. Dat is echter nogal beperkt van opzet. Onlangs is het onder invloed van een arrest van het Europese Hof van Justitie uit 2002 overigens wel in gunstige zin aangepast. Een nogal technisch verhaal, dat erop neerkomt dat de zogenoemde voorkomingsbreuk is veranderd. Daardoor kan de voorkoming bij de heffing van successie- en schenkingsrecht groter zijn.

Bij internationale, verdragsloze relaties is het risico van meervoudige heffing zonder meer groot. Als de heffingsgrondslagen botsen – en dat doen ze al gauw – gaan twee landen heffen. De belastingplichtige moet maar zien hoe hij een deel van de dubbele heffing weer terugkrijgt.

Zelfs drie- of vierdubbele heffing behoort tot de mogelijkheden. Stel je hebt als Nederbelg een vakantiehuis in Frankrijk en dat laat je na aan een kind dat in Spanje woont. Dan heft Nederland – vooropgesteld dat de tienjaarstermijn (zie hierna) niet is verstreken – op grond van de nationaliteit. België doet hetzelfde op basis van de woonplaats van de erflater. Frankrijk wil geld zien omdat het het huis als een zogenoemd situsgoed beschouwt en Spanje omdat de verkrijger daar woont.

In januari van dit jaar besliste de Hoge Raad dat de Nederlandse fiscus mensen die emigreren mag blijven achtervolgen. Ons hoogste rechtscollege bekrachtigde daarmee de zogenoemde woonplaatsfictie – inhoudende dat een Nederlander die zich buiten Nederland vestigt voor het schenkings- en successierecht nog tien jaar na zijn vertrek wordt behandeld als woonde hij in Nederland. Het ministerie van Financiën reageerde uiteraard verheugd op de uitkomst, want de fiscus behoudt zo een instrument waarmee de vlucht van kapitaal kan worden bestreden.

De beslissing van de Hoge Raad kwam eigenlijk onverwacht. In 2004 concludeerde Advocaat-Generaal Wattel in een cassatieprocedure nog duidelijk tot een ‘strijdig met het Europese recht’. De Hoge Raad heeft toen prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie gesteld. De uitkomst leek duidelijk: we zouden de tienjaarstermijn niet overeind houden. Maar de afgelopen jaren is er een kentering gekomen in de uitspraken van het Hof. Lange tijd kon het niet op voor de belastingplichtige; het leek wel of alles in zijn voordeel werd uitgelegd. Daar lijkt nu een einde aan gekomen. De tienjaarstermijn is een duidelijk voorbeeld: alles blijft zoals het was. De Hoge Raad heeft het Europese Hof gevolgd.

De zogenoemde situsgoederen die iemand in Nederland bezit – terwijl hij elders woont – zorgen vaak voor de nodige successierechtelijke problemen. Het gaat onder meer om onroerende zaken of bedrijfsvermogen; de Successiewet geeft in artikel 5 een volledige opsomming. Andere landen hanteren vaak een ruimer situsbegrip dan wij en houden daar stevig aan vast. De VS doet dat bijvoorbeeld in niet-verdragssituaties voor bepaalde soorten effectenportefeuilles. Het kan heel wat uitmaken of je zo’n portefeuille als Nederlander of als Belg nalaat. België heeft namelijk geen successieverdrag met de Verenigde Staten. Dan heb je als geëmigreerde Nederlander keurig de tienjaarstermijn uitgezeten, denk je dat je overal vanaf bent en dan kunnen delen van zo’n portefeuille alsnog belast worden omdat de VS ze als situsgoed beschouwt. België heft vanzelfsprekend als woonland. Gevolg: de totale heffing kan zelfs oplopen tot boven de honderd procent.

Fundamenteel in internationale situaties is het punt of successierecht als een boedel- of als een verkrijgingsbelasting wordt beschouwd. In het eerste geval maakt het fiscaal gesproken niet uit aan wie na het overlijden van de erflater de nalatenschap toevalt – dat is het systeem dat in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten geldt. In het tweede geval is de vraag ‘wie krijgt wat?’ juist cruciaal. Bij de boedelbelasting is er in beginsel één tariefgroep voor de verkrijgers. Bij de verkrijgingsbelasting wordt voor de hoogte van het tarief gekeken naar de familierelatie tot de overledene.

Nederland en andere continentale landen denken vanuit de verkrijgingsgedachte. Maar wel hanteren ze verschillende grondslagen voor de heffing. Daardoor dreigde een aantal landen in bepaalde situaties achter het net te vissen. Een sprekend voorbeeld komt uit Frankrijk. Een bekend Frans model had gefigureerd voor een nieuwe serie Marianne-figuren – het nationale symbool. Daarna was ze geëmigreerd naar Engeland. Dat vond Frankrijk niet leuk, want het zag zo de mogelijkheid verloren gaan om te heffen over het vermogen dat het model eventueel aan familie in Frankrijk zou schenken of nalaten. Als reactie heeft men daarom de heffingsgrondslag verbreed, zodat daar nu ook de woonplaats van de verkrijger binnen valt. Dat vergroot het aantal heffingsmogelijkheden aanzienlijk. In de Anglo-Amerikaanse landen blijft de boedel belast, maar ook daar is er beweging. Ierland bijvoorbeeld heeft het domicile-principe losgelaten en hanteert nu het woonplaatsbeginsel.

De ontwikkelingen hebben één belangrijk gevolg. Het aantal situaties waarin dubbele heffing mogelijk is neemt toe. De verdragsregelingen blijven daarbij achter. Wie de ergste gevolgen vóór wil zijn bespreekt zijn situatie tijdig met een expert op het gebied van estate planning. Die kent alle legale wegen om waar mogelijk de financiële pijn voor de nabestaanden te verlichten.
 
**********************************


© 2007 Henk Bergman meer Henk Bergman - meer "Recht en onrecht"
Bezigheden > Recht en onrecht
Buitenlandse erfenissen dubbel belast Henk Bergman
0306 BZ Recht
Tot ongenoegen van de erfgenamen claimt de fiscus een behoorlijk en soms zelfs een groot deel van het vermogen van een overledene. Het wordt echt menens als de erflater niet meer in Nederland woonachtig was of (een deel van) zijn vermogen zich in het buitenland bevindt. Het gevaar van dubbele belastingheffing is dan levensgroot.

Ook op successiegebied zijn er belastingverdragen om dubbele heffing te voorkomen. Maar het zijn er niet veel. Nederland bijvoorbeeld heeft met zeven landen een successieverdrag: Zwitserland, Zweden, Finland, de Verenigde Staten, Israël, Groot- Brittannië en Oostenrijk. Met populaire emigratielanden als België, Frankrijk, Spanje en ook met Duitsland moeten we het zonder verdrag doen. We zijn overigens geen uitzondering: de meeste landen hebben weinig successieverdragen. Ter vergelijking: op het gebied van inkomen uit arbeid, winst en vermogen heeft Nederland meer dan tachtig verdragen.

Sinds 1982 bestaat er een OESO Modelverdrag voor successie- en schenkingsrecht, maar de meeste Nederlandse verdragen dateren van vóór die datum. Ze munten niet uit door eenvormigheid. Vijf van de zeven hebben betrekking op successie en niet op schenking. Alleen met Groot-Brittannië en Oostenrijk hebben we beide gebieden geregeld.

En verder verschillen de verdragen nogal omdat ze zijn gesloten met landen die uiteenlopende rechtsstelsels hebben. Anglo-Amerikaanse landen benaderen successiekwesties nu eenmaal anders dan Europees continentale. Het domicile-begrip zoals de Verenigde Staten en Groot-Brittannië dat hanteren is ruimer dan het continentale woonplaatsbeginsel. Dat laatste is vooral feitelijk van aard: het gaat om de plek waar je werkelijk woont. Het domicile-beginsel gaat een stap verder. Als je er onder valt – bijvoorbeeld omdat je beide ouders een Engels domicile hebben – dan heb je het eigenlijk voor de rest van je leven. Je komt er moeilijk vanaf. Gelukkig hebben het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten iets van die harde opstelling teruggenomen in hun verdragen met Nederland. Maar hoe dan ook: beide beginselen botsen en daarom komt het vaak tot dubbele heffing.

In de meeste gevallen is dus geen verdrag van toepassing om successierechtelijke kwesties in grensoverschrijdende situaties te regelen. Wat dan? Dan ben je overgeleverd aan de eenzijdige regelingen die landen hebben gemaakt. Voor Nederland geldt het Besluit Voorkoming Dubbele Belasting. Dat is echter nogal beperkt van opzet. Onlangs is het onder invloed van een arrest van het Europese Hof van Justitie uit 2002 overigens wel in gunstige zin aangepast. Een nogal technisch verhaal, dat erop neerkomt dat de zogenoemde voorkomingsbreuk is veranderd. Daardoor kan de voorkoming bij de heffing van successie- en schenkingsrecht groter zijn.

Bij internationale, verdragsloze relaties is het risico van meervoudige heffing zonder meer groot. Als de heffingsgrondslagen botsen – en dat doen ze al gauw – gaan twee landen heffen. De belastingplichtige moet maar zien hoe hij een deel van de dubbele heffing weer terugkrijgt.

Zelfs drie- of vierdubbele heffing behoort tot de mogelijkheden. Stel je hebt als Nederbelg een vakantiehuis in Frankrijk en dat laat je na aan een kind dat in Spanje woont. Dan heft Nederland – vooropgesteld dat de tienjaarstermijn (zie hierna) niet is verstreken – op grond van de nationaliteit. België doet hetzelfde op basis van de woonplaats van de erflater. Frankrijk wil geld zien omdat het het huis als een zogenoemd situsgoed beschouwt en Spanje omdat de verkrijger daar woont.

In januari van dit jaar besliste de Hoge Raad dat de Nederlandse fiscus mensen die emigreren mag blijven achtervolgen. Ons hoogste rechtscollege bekrachtigde daarmee de zogenoemde woonplaatsfictie – inhoudende dat een Nederlander die zich buiten Nederland vestigt voor het schenkings- en successierecht nog tien jaar na zijn vertrek wordt behandeld als woonde hij in Nederland. Het ministerie van Financiën reageerde uiteraard verheugd op de uitkomst, want de fiscus behoudt zo een instrument waarmee de vlucht van kapitaal kan worden bestreden.

De beslissing van de Hoge Raad kwam eigenlijk onverwacht. In 2004 concludeerde Advocaat-Generaal Wattel in een cassatieprocedure nog duidelijk tot een ‘strijdig met het Europese recht’. De Hoge Raad heeft toen prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie gesteld. De uitkomst leek duidelijk: we zouden de tienjaarstermijn niet overeind houden. Maar de afgelopen jaren is er een kentering gekomen in de uitspraken van het Hof. Lange tijd kon het niet op voor de belastingplichtige; het leek wel of alles in zijn voordeel werd uitgelegd. Daar lijkt nu een einde aan gekomen. De tienjaarstermijn is een duidelijk voorbeeld: alles blijft zoals het was. De Hoge Raad heeft het Europese Hof gevolgd.

De zogenoemde situsgoederen die iemand in Nederland bezit – terwijl hij elders woont – zorgen vaak voor de nodige successierechtelijke problemen. Het gaat onder meer om onroerende zaken of bedrijfsvermogen; de Successiewet geeft in artikel 5 een volledige opsomming. Andere landen hanteren vaak een ruimer situsbegrip dan wij en houden daar stevig aan vast. De VS doet dat bijvoorbeeld in niet-verdragssituaties voor bepaalde soorten effectenportefeuilles. Het kan heel wat uitmaken of je zo’n portefeuille als Nederlander of als Belg nalaat. België heeft namelijk geen successieverdrag met de Verenigde Staten. Dan heb je als geëmigreerde Nederlander keurig de tienjaarstermijn uitgezeten, denk je dat je overal vanaf bent en dan kunnen delen van zo’n portefeuille alsnog belast worden omdat de VS ze als situsgoed beschouwt. België heft vanzelfsprekend als woonland. Gevolg: de totale heffing kan zelfs oplopen tot boven de honderd procent.

Fundamenteel in internationale situaties is het punt of successierecht als een boedel- of als een verkrijgingsbelasting wordt beschouwd. In het eerste geval maakt het fiscaal gesproken niet uit aan wie na het overlijden van de erflater de nalatenschap toevalt – dat is het systeem dat in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten geldt. In het tweede geval is de vraag ‘wie krijgt wat?’ juist cruciaal. Bij de boedelbelasting is er in beginsel één tariefgroep voor de verkrijgers. Bij de verkrijgingsbelasting wordt voor de hoogte van het tarief gekeken naar de familierelatie tot de overledene.

Nederland en andere continentale landen denken vanuit de verkrijgingsgedachte. Maar wel hanteren ze verschillende grondslagen voor de heffing. Daardoor dreigde een aantal landen in bepaalde situaties achter het net te vissen. Een sprekend voorbeeld komt uit Frankrijk. Een bekend Frans model had gefigureerd voor een nieuwe serie Marianne-figuren – het nationale symbool. Daarna was ze geëmigreerd naar Engeland. Dat vond Frankrijk niet leuk, want het zag zo de mogelijkheid verloren gaan om te heffen over het vermogen dat het model eventueel aan familie in Frankrijk zou schenken of nalaten. Als reactie heeft men daarom de heffingsgrondslag verbreed, zodat daar nu ook de woonplaats van de verkrijger binnen valt. Dat vergroot het aantal heffingsmogelijkheden aanzienlijk. In de Anglo-Amerikaanse landen blijft de boedel belast, maar ook daar is er beweging. Ierland bijvoorbeeld heeft het domicile-principe losgelaten en hanteert nu het woonplaatsbeginsel.

De ontwikkelingen hebben één belangrijk gevolg. Het aantal situaties waarin dubbele heffing mogelijk is neemt toe. De verdragsregelingen blijven daarbij achter. Wie de ergste gevolgen vóór wil zijn bespreekt zijn situatie tijdig met een expert op het gebied van estate planning. Die kent alle legale wegen om waar mogelijk de financiële pijn voor de nabestaanden te verlichten.
 
**********************************
© 2007 Henk Bergman
powered by CJ2