archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 12
Jaargang 1
8 april 2004
Bezigheden > Lopen delen printen terug
Grebbeberg (2) Frits Hoorweg

0112 Grebbeberg 2Mijn hotel op de Grebbeberg heet ’t Paviljoen. Er worden behalve kamers ook vergaderruimtes verhuurd, handig voor werkconferenties. Er is een tijd geweest dat ik om de haverklap naar zo’n conferentie moest, de laatste tijd niet meer zo vaak. Zouden er minder gehouden worden of word ik niet meer uitgenodigd? Onwaarschijnlijk is dat laatste niet. Op een gegeven moment verlies je het heilige geloof in het nut ervan. En dat merken ze en dan laten ze je liever thuis.

Bij het avondeten valt mij op hoe irritant de aanwezigheid van een groep voor de andere aanwezigen is. Zo’n groep is luidruchtig en veeleisend. Om flauwe grappen wordt overdreven hard gelachen. Kleine ergernissen over de bediening worden opgeblazen. “Ze denken toch niet dat ik dit zo ga opeten?” Buitenbeentjes die proberen een beetje op zichzelf te blijven worden op subtiele wijze tot de orde geroepen. “Staat er vandaag veel in de krant, Jan?” Ik moet eerlijk bekennen dat ik zonodig soepel mee doe, maar nu overvalt mij een plaatsvervangende schaamte.

De volgende ochtend besluit ik een wandelvrije dag te nemen en de naast het hotel gelegen dierentuin te bezoeken. Het is wisselvallig weer, af en toe begint het hard te regenen. De schaarse bezoekers staan op die momenten te kleumen onder afdakjes: opa’s en oma’s met kleinkinderen. “Waarom staan we hier oma?” “We wachten even tot het droog is.” Ouwehand is een soort opvanghuis voor oude circusberen. Van overal en nergens, maar vooral uit het voormalige Oostblok en uit Turkije, heeft men bruine beren naar Rhenen gehaald. Ze hebben er een ruim gebied tot hun beschikking. De bezoeker wordt er via een brug overheen geleid. Aan die brug hangen foto’s van de beren, met hun naam en een korte levensgeschiedenis, die vaak is samen te vatten als: ‘opsluiting in een klein hok, afgewisseld met optredens’. Nu genieten ze van hun oude dag, al komt de vraag op wat dat genieten eigenlijk voorstelt. Her en der verspreid zitten beren suf voor zich uit te staren, of ze schuifelen wat rond met die typische gang die veroorzaakt wordt door het feit dat de beer een zoolganger is. Regen, ook harde regen, schijnt hen niet te deren. Beren zijn aandoenlijke beesten, althans in de dierentuin en op de film. In het wild zijn ze voor de mens echter onberekenbaar en daardoor uiterst gevaarlijk.

Bill Bryson ontdekte tot zijn schrik dat het wemelt van de zwarte beren in het gebied van de Appalachian Trail, een pad van 2100 mijl langs de oostkust van de Verenigde Staten. Om zich op eventuele confrontaties voor te bereiden raadpleegde hij een boek van ene professor Herrero. Daarin stond de geruststellend bedoelde mededeling dat er de laatste 20 jaar ‘maar’ 500 mensen waren aangevallen. Bryson was allesbehalve gerustgesteld. Als je 500 namelijk afzet tegen een half miljoen (het vermoedelijke aantal zwarte beren in de VS) lijkt het weinig; maar wat als je die 500 afzet tegen het aantal mensen dat zich in de natuur waagt? In een boom klimmen heeft geen zin als je een zwarte beer op je pad treft, want daar is deze soort ook heel handig in. Wat je dan wel moet doen werd nooit helemaal duidelijk. Professor Herrero suggereerde dat dreigend op de beer aflopen nog niet zo’n gek idee is. “Na u professor!” roept Bryson hem toe in het boek dat hij over zijn wandeling schreef: A Walk in the Woods.

Bij ons thuis werd een stoeipartijtje vaak ingeluid met de oproep: “Wie wil er vechten met de beer?” Nooit was het bij me opgekomen dat deze oproep iets met de werkelijkheid te maken had, tot ik op de kermis iemand hetzelfde hoorde roepen. Ik voegde mij bij vele anderen in een tent met een boksring. In een hoek van de ring stond een reusachtige grijze beer op zijn achterpoten. Zijn klauwen waren afgedekt met leren handschoenen en hij zat in een soort tuigje waar een bewaker aan stond te sjorren. Of dat sjorren nu diende om het beest tot daden aan te zetten of daarvan juist te weerhouden, was niet duidelijk. De beer maakte op mij een gedrogeerde indruk, maar ik moet zeggen dat die beesten in Ouwehand ook nogal sloom ogen. Het publiek werd uitgedaagd om zich bij de beer in de ring te begeven. Wie hem omver kreeg kon een beloning ophalen. Een jolig groepje mannen zette een van hen op de beproefde manier ertoe aan die uitdaging aan te nemen: “Dat durf jij niet!” In de ring beperkte hij zich tot om het bijna roerloze beest heen dansen, met een hooggeheven dekking, zoals boksers doen. De beer bekeek hem met diepe minachting. Dat ging een tijdje zo door, tot zijn vrienden begonnen te joelen. “Hé, zo wordt die beer duizelig.” Daardoor opgejuind waagde hij zich iets dichterbij en toen kreeg hij één veeg van zo’n gehandschoende poot. Struikelend belandde hij aan de andere kant van de ring in de touwen en wist niet hoe snel hij er onderdoor moest komen. De hoon van zijn vrienden liet hij zich met graagte welgevallen. De beer was nauwelijks van zijn plek geweest. Toen ik de tent uitging stond hij roerloos te wachten op de volgende voorstelling.

Tijdens een bezoek aan een afgelegen landgoed in Moravië vertelde onze tolk het volgende verhaal. In het begin van de vorige eeuw had de kersverse eigenaar van het landgoed een jachtpartij georganiseerd. Hij had zijn vrienden verteld dat er op beren gejaagd zou worden. Toen hem duidelijk werd gemaakt dat er helemaal geen beren meer waren, was hij in alle staten. Zijn opziener had de briljante inval om een circusbeer te huren; zo geschiedde. De eigenaar van het circus was natuurlijk ook niet gek en besloot, vanwege het risico voor zowel beer als mens, zijn oudste en minst agressieve dier voor deze vertoning ter beschikking te stellen. De beer werd losgelaten in de buurt van het huis. Ergens in het bos liepen mannen met geweren. De beer schuifelde wat rond in de omgeving van het huis en zag op een gegeven moment iets bekends staan: een fiets. Even later hoorde een van de jagers achter zich een merkwaardig geluid en toen hij omkeek zag hij een beer op een fiets langs komen. Hij kreeg van schrik een hartverlamming.

Als je zo’n verhaal hoort zou je ook wel even circusbeer willen zijn. Maar ik moet de mensen van Ouwehand toegeven dat langdurige opsluiting in een klein hok geen pretje kan zijn. Dan zijn die beren in de dierentuin van Rhenen er vast beter aan toe; een lovenswaardig initiatief dus. Maar, aardig doen voor een paar verwaarloosde beesten is blijkbaar niet genoeg. In een folder staat dat men aan ‘kennisontwikkeling’ doet en dat men organisaties en overheden helpt om mishandeling van beren te voorkomen. Ook dat is mooi, maar blijkbaar nóg niet genoeg. Men doet ook zijn best om conflicten te voorkomen tussen de mens en (in het wild levende) beren. Zo wordt een fokprogramma gesteund van speciale herdershonden die beren bij schapen weg moeten houden. Het begint mij te duizelen. De regels van het dierenrijk worden herschreven en de gang van de geschiedenis wordt gekeerd.

Laat ik maar weer gaan wandelen.

© 2004 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "Lopen" -
Bezigheden > Lopen
Grebbeberg (2) Frits Hoorweg
0112 Grebbeberg 2Mijn hotel op de Grebbeberg heet ’t Paviljoen. Er worden behalve kamers ook vergaderruimtes verhuurd, handig voor werkconferenties. Er is een tijd geweest dat ik om de haverklap naar zo’n conferentie moest, de laatste tijd niet meer zo vaak. Zouden er minder gehouden worden of word ik niet meer uitgenodigd? Onwaarschijnlijk is dat laatste niet. Op een gegeven moment verlies je het heilige geloof in het nut ervan. En dat merken ze en dan laten ze je liever thuis.

Bij het avondeten valt mij op hoe irritant de aanwezigheid van een groep voor de andere aanwezigen is. Zo’n groep is luidruchtig en veeleisend. Om flauwe grappen wordt overdreven hard gelachen. Kleine ergernissen over de bediening worden opgeblazen. “Ze denken toch niet dat ik dit zo ga opeten?” Buitenbeentjes die proberen een beetje op zichzelf te blijven worden op subtiele wijze tot de orde geroepen. “Staat er vandaag veel in de krant, Jan?” Ik moet eerlijk bekennen dat ik zonodig soepel mee doe, maar nu overvalt mij een plaatsvervangende schaamte.

De volgende ochtend besluit ik een wandelvrije dag te nemen en de naast het hotel gelegen dierentuin te bezoeken. Het is wisselvallig weer, af en toe begint het hard te regenen. De schaarse bezoekers staan op die momenten te kleumen onder afdakjes: opa’s en oma’s met kleinkinderen. “Waarom staan we hier oma?” “We wachten even tot het droog is.” Ouwehand is een soort opvanghuis voor oude circusberen. Van overal en nergens, maar vooral uit het voormalige Oostblok en uit Turkije, heeft men bruine beren naar Rhenen gehaald. Ze hebben er een ruim gebied tot hun beschikking. De bezoeker wordt er via een brug overheen geleid. Aan die brug hangen foto’s van de beren, met hun naam en een korte levensgeschiedenis, die vaak is samen te vatten als: ‘opsluiting in een klein hok, afgewisseld met optredens’. Nu genieten ze van hun oude dag, al komt de vraag op wat dat genieten eigenlijk voorstelt. Her en der verspreid zitten beren suf voor zich uit te staren, of ze schuifelen wat rond met die typische gang die veroorzaakt wordt door het feit dat de beer een zoolganger is. Regen, ook harde regen, schijnt hen niet te deren. Beren zijn aandoenlijke beesten, althans in de dierentuin en op de film. In het wild zijn ze voor de mens echter onberekenbaar en daardoor uiterst gevaarlijk.

Bill Bryson ontdekte tot zijn schrik dat het wemelt van de zwarte beren in het gebied van de Appalachian Trail, een pad van 2100 mijl langs de oostkust van de Verenigde Staten. Om zich op eventuele confrontaties voor te bereiden raadpleegde hij een boek van ene professor Herrero. Daarin stond de geruststellend bedoelde mededeling dat er de laatste 20 jaar ‘maar’ 500 mensen waren aangevallen. Bryson was allesbehalve gerustgesteld. Als je 500 namelijk afzet tegen een half miljoen (het vermoedelijke aantal zwarte beren in de VS) lijkt het weinig; maar wat als je die 500 afzet tegen het aantal mensen dat zich in de natuur waagt? In een boom klimmen heeft geen zin als je een zwarte beer op je pad treft, want daar is deze soort ook heel handig in. Wat je dan wel moet doen werd nooit helemaal duidelijk. Professor Herrero suggereerde dat dreigend op de beer aflopen nog niet zo’n gek idee is. “Na u professor!” roept Bryson hem toe in het boek dat hij over zijn wandeling schreef: A Walk in the Woods.

Bij ons thuis werd een stoeipartijtje vaak ingeluid met de oproep: “Wie wil er vechten met de beer?” Nooit was het bij me opgekomen dat deze oproep iets met de werkelijkheid te maken had, tot ik op de kermis iemand hetzelfde hoorde roepen. Ik voegde mij bij vele anderen in een tent met een boksring. In een hoek van de ring stond een reusachtige grijze beer op zijn achterpoten. Zijn klauwen waren afgedekt met leren handschoenen en hij zat in een soort tuigje waar een bewaker aan stond te sjorren. Of dat sjorren nu diende om het beest tot daden aan te zetten of daarvan juist te weerhouden, was niet duidelijk. De beer maakte op mij een gedrogeerde indruk, maar ik moet zeggen dat die beesten in Ouwehand ook nogal sloom ogen. Het publiek werd uitgedaagd om zich bij de beer in de ring te begeven. Wie hem omver kreeg kon een beloning ophalen. Een jolig groepje mannen zette een van hen op de beproefde manier ertoe aan die uitdaging aan te nemen: “Dat durf jij niet!” In de ring beperkte hij zich tot om het bijna roerloze beest heen dansen, met een hooggeheven dekking, zoals boksers doen. De beer bekeek hem met diepe minachting. Dat ging een tijdje zo door, tot zijn vrienden begonnen te joelen. “Hé, zo wordt die beer duizelig.” Daardoor opgejuind waagde hij zich iets dichterbij en toen kreeg hij één veeg van zo’n gehandschoende poot. Struikelend belandde hij aan de andere kant van de ring in de touwen en wist niet hoe snel hij er onderdoor moest komen. De hoon van zijn vrienden liet hij zich met graagte welgevallen. De beer was nauwelijks van zijn plek geweest. Toen ik de tent uitging stond hij roerloos te wachten op de volgende voorstelling.

Tijdens een bezoek aan een afgelegen landgoed in Moravië vertelde onze tolk het volgende verhaal. In het begin van de vorige eeuw had de kersverse eigenaar van het landgoed een jachtpartij georganiseerd. Hij had zijn vrienden verteld dat er op beren gejaagd zou worden. Toen hem duidelijk werd gemaakt dat er helemaal geen beren meer waren, was hij in alle staten. Zijn opziener had de briljante inval om een circusbeer te huren; zo geschiedde. De eigenaar van het circus was natuurlijk ook niet gek en besloot, vanwege het risico voor zowel beer als mens, zijn oudste en minst agressieve dier voor deze vertoning ter beschikking te stellen. De beer werd losgelaten in de buurt van het huis. Ergens in het bos liepen mannen met geweren. De beer schuifelde wat rond in de omgeving van het huis en zag op een gegeven moment iets bekends staan: een fiets. Even later hoorde een van de jagers achter zich een merkwaardig geluid en toen hij omkeek zag hij een beer op een fiets langs komen. Hij kreeg van schrik een hartverlamming.

Als je zo’n verhaal hoort zou je ook wel even circusbeer willen zijn. Maar ik moet de mensen van Ouwehand toegeven dat langdurige opsluiting in een klein hok geen pretje kan zijn. Dan zijn die beren in de dierentuin van Rhenen er vast beter aan toe; een lovenswaardig initiatief dus. Maar, aardig doen voor een paar verwaarloosde beesten is blijkbaar niet genoeg. In een folder staat dat men aan ‘kennisontwikkeling’ doet en dat men organisaties en overheden helpt om mishandeling van beren te voorkomen. Ook dat is mooi, maar blijkbaar nóg niet genoeg. Men doet ook zijn best om conflicten te voorkomen tussen de mens en (in het wild levende) beren. Zo wordt een fokprogramma gesteund van speciale herdershonden die beren bij schapen weg moeten houden. Het begint mij te duizelen. De regels van het dierenrijk worden herschreven en de gang van de geschiedenis wordt gekeerd.

Laat ik maar weer gaan wandelen.
© 2004 Frits Hoorweg
powered by CJ2