archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 13
Jaargang 1
22 april 2004
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
De dood van een kettingroker Henk Bergman

0113 De dood van ...Een kant van boeken die maar zelden wordt belicht is het uitlenen. Wat moet je als iemand je vraagt een uitgave waaraan je nogal gehecht bent ‘even’ van je te mogen lenen? Zo’n verzoek gaat natuurlijk standaard vergezeld van de verzekering ‘dat je het binnen twee weken weer terug hebt’, maar de ervaring leert dat twee weken al gauw twee maanden worden – of nog langer. En hoe meer de tijd oploopt, des te groter het gevaar dat de lener het geleende als eigen bezit gaat beschouwen en (gespeeld?) verontwaardigd reageert op je voorzichtige aanmaning het bij de rechtmatige eigenaar terug te bezorgen. Je kunt het risico natuurlijk aanzienlijk beperken door alleen boeken uit te lenen die je zelf geleend hebt. Je kunt ook de namen van degenen aan wie je een boek hebt meegegeven netjes op een lijstje schrijven, samen met de uitleendatum en de overeengekomen termijn. Maar als je dan vergeet om dat lijstje regelmatig te raadplegen, of je vrouw maakt het weg, ben je nog even ver.
In de loop der jaren ben ik in het uitleencircuit enkele mij dierbare boeken kwijtgeraakt. Het meest betreur ik het verlies van Bekentenissen van Zeno van Italo Svevo, dat ik bezat in een uitgave uit de jaren zestig (verschenen bij Van Ditmar, als ik me goed herinner). Ik had zeer van het boek genoten en om een bepaalde reden (die ik hier niet verder toelicht) had het ook een sentimentele waarde voor me. Waar het gebleven is? Ik weet (bijna) zeker dat mijn goede kennis HvdS het ooit – met mijn toestemming – voor bepaalde tijd heeft meegenomen, maar elke voorzichtige suggestie in die richting heeft hij steeds verre van zich geworpen. Ook jaren na dato kijk ik de enkele keer dat ik bij hem thuis kom altijd of ik het mij toebehorende boek kan ontdekken. Maar aangezien zijn hele huis zowat een boekenkast is, ontbreekt me bij zo’n bezoekje de tijd voor een nauwkeurige inspectie.

Het heeft even geduurd voordat ik ertoe kwam het boek van Svevo opnieuw te kopen. Maar een paar jaar geleden verscheen een mooie uitgave van Bekentenissen van Zeno in de Bibliotheek van de Twintigste Eeuw (in de vertaling van Jenny Tuin) en die prijkt sindsdien in mijn boekenkast. Natuurlijk heb ik La coscienza di Zeno toen ook opnieuw gelezen en ik herinner me dat het me daarbij verging zoals de eerste keer: in het begin aarzelend in mijn reactie en pas na drie hoofdstukken echt – en definitief – gegrepen. Het verhaal wordt verteld door de 57-jarige zakenman Zeno Cosini, die om van zijn verslaving aan het roken af te komen een arts raadpleegt. Deze Dokter S. raadt hem aan zes maanden in zijn kliniek te komen doorbrengen en daar zijn autobiografie te schrijven – wat hij als het equivalent ziet van een psychoanalytische behandeling. Nauwgezet en met gevoel voor details vertelt Zeno ons dan zijn leven: hoe en waar hij als jongetje zijn eerste sigaar probeert te roken; hoe zijn zieke vader hem als laatste daad in zijn leven een klap verkoopt; hoe hij door allerlei toevalligheden tot zijn huwelijk komt, niet met de mooie Ada (zoals hij eigenlijk wil), maar met haar lelijke zus Augusta; hoe hij later een langdurige overspelige verhouding heeft met Carla, een zangeres in opleiding; hoe hij zich zakelijk associeert met zijn zwager Guido, de man van de door hem begeerde Ada en hoe deze Guido (die Ada bedriegt met zijn mooie secretaresse Carmen) zich door speculaties op de beurs in grote financiële problemen brengt en in een poging een faillissement af te wenden een zelfmoordpoging ensceneert waarbij hij per ongeluk écht doodgaat.
Mijn aanvankelijke reserves hebben zeker te maken met mijn terughoudendheid ten opzichte van de psychoanalyse. Dat is een manier van ‘beter worden’ waarvan ik intuïtief altijd een afkeer heb gehad en waarover ik gelukkig steeds vaker lees dat het allemaal onzin is. Bekentenissen is weliswaar doortrokken van de freudiaanse psychologie, maar Svevo toont zich bepaald geen kritiekloos bewonderaar van Freud. Hij komt er in elk geval achter dat psychoanalyse als middel voor bestrijding van een rookverslaving niet werkt. Zes maanden geeft hij er zich met voorbeeldige ijver aan over, maar het resultaat is dat hij er slechter aan toe is dan daarvoor. Vandaar zijn verzuchting ‘De psychoanalyse kan me verder gestolen worden’. Die hartenkreet staat aan het begin van het laatste hoofdstuk, dat ik niet anders kan lezen dan als een afrekening met het Freud-gedachtenimperium. In 1923 al!
Nu moet gezegd worden dat vermoedelijk weinig methodes Svevo (of zijn hoofdpersoon Zeno) hadden kunnen helpen, want hij leed aan een nicotineverslaving met hoofdletters. De omvang ervan wordt duidelijk in de brieven die hij aan zijn vrouw schreef (gepubliceerd in Autobiografisch profiel, de Arbeiderspers, Privé Domein 147). Zoals elke verslaafde belooft hij regelmatig beterschap en zoals elke verslaafde liegt hij over zijn vorderingen – zowel tegen zijn vrouw als tegen Dokter S. In zijn memoires legt hij uit waarom hij telkens weer opnieuw begon. Na zo’n ‘laatste’ sigaret had hij het extatische gevoel aan een nieuw leven te beginnen, waarin zijn oude fouten en gewoonten er niet meer toe deden. Dat gevoel was zo sterk en overweldigend dat hij het keer op keer wilde herbeleven. Maar om te kunnen stoppen met roken moest hij er eerst weer mee beginnen.
Italo Svevo heette eigenlijk Ettore Schmitz en werd in 1861 in Triëst geboren als zoon van een Duits industrieel en een Italiaanse moeder. Thuis werd Italiaans gesproken, maar zijn vader stuurde hem voor zijn opvoeding vijf jaar naar Duitsland. Zijn gemengde achtergrond verloochende hij niet bij het kiezen van een pseudoniem. Een Italiaan werd in Triëst (dat in die tijd formeel nog tot Oostenrijk behoorde) een Italo genoemd en Svevo is de vertaling van Schwaben (de streek ten westen van München). Volgens sommige critici had hij Bekentenissen beter in het Duits kunnen schrijven, maar gaf hij er om onduidelijke redenen de voorkeur aan ‘het in slecht Italiaans te doen’. Of dat waar is kan ik niet beoordelen, maar in de vertaling blijkt er in elk geval niets van. Integendeel: zijn lange innerlijke monologen boeien me en ik geniet van zijn licht ironische toon. Nergens wordt hij Italiaans melodramatisch en steeds blijft hij zich bewust van de manier waarop zijn eigen daden een doorslaggevende bijdrage leveren aan zijn levenslot.
Bekentenissen van Zeno verscheen in 1923; Svevo (al 61 jaar oud) gaf het op eigen kosten uit. Maar net als zijn twee eerdere romans (Una vita en Senilità – in het Nederlands vertaald als Een man wordt ouder) maakt het boek aanvankelijk vrijwel geen enkele positieve reactie los. Zwaar teleurgesteld roept Svevo de hulp van de inmiddels in Parijs wonende Joyce in – die jaren eerder in Triëst zijn leraar Engels is geweest. Joyce is enthousiast en laat het boek lezen aan een aantal bekende Franse literatoren. Dan begint in 1926 het balletje alsnog te rollen: er komen positieve kritieken in de toonaangevende literaire bladen en er verschijnen Franse en Duitse vertalingen. Svevo geniet ervan ‘als een kind van vierenzestig’. En zo wordt hij alsnog ‘uno dei più importanti scrittori italiano’. Zelf maakt hij dat overigens niet meer mee en ook het verschijnen van de Engelse vertaling in 1930 komt voor hem te laat. Hij overlijdt in 1928, na een auto-ongeluk. Verwondingen heeft hij niet of nauwelijks, maar zijn hart begeeft het. Niet verwonderlijk na vele jaren van zestig sigaretten per dag.


© 2004 Henk Bergman meer Henk Bergman - meer "De wereldliteratuur roept"
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
De dood van een kettingroker Henk Bergman
0113 De dood van ...Een kant van boeken die maar zelden wordt belicht is het uitlenen. Wat moet je als iemand je vraagt een uitgave waaraan je nogal gehecht bent ‘even’ van je te mogen lenen? Zo’n verzoek gaat natuurlijk standaard vergezeld van de verzekering ‘dat je het binnen twee weken weer terug hebt’, maar de ervaring leert dat twee weken al gauw twee maanden worden – of nog langer. En hoe meer de tijd oploopt, des te groter het gevaar dat de lener het geleende als eigen bezit gaat beschouwen en (gespeeld?) verontwaardigd reageert op je voorzichtige aanmaning het bij de rechtmatige eigenaar terug te bezorgen. Je kunt het risico natuurlijk aanzienlijk beperken door alleen boeken uit te lenen die je zelf geleend hebt. Je kunt ook de namen van degenen aan wie je een boek hebt meegegeven netjes op een lijstje schrijven, samen met de uitleendatum en de overeengekomen termijn. Maar als je dan vergeet om dat lijstje regelmatig te raadplegen, of je vrouw maakt het weg, ben je nog even ver.
In de loop der jaren ben ik in het uitleencircuit enkele mij dierbare boeken kwijtgeraakt. Het meest betreur ik het verlies van Bekentenissen van Zeno van Italo Svevo, dat ik bezat in een uitgave uit de jaren zestig (verschenen bij Van Ditmar, als ik me goed herinner). Ik had zeer van het boek genoten en om een bepaalde reden (die ik hier niet verder toelicht) had het ook een sentimentele waarde voor me. Waar het gebleven is? Ik weet (bijna) zeker dat mijn goede kennis HvdS het ooit – met mijn toestemming – voor bepaalde tijd heeft meegenomen, maar elke voorzichtige suggestie in die richting heeft hij steeds verre van zich geworpen. Ook jaren na dato kijk ik de enkele keer dat ik bij hem thuis kom altijd of ik het mij toebehorende boek kan ontdekken. Maar aangezien zijn hele huis zowat een boekenkast is, ontbreekt me bij zo’n bezoekje de tijd voor een nauwkeurige inspectie.

Het heeft even geduurd voordat ik ertoe kwam het boek van Svevo opnieuw te kopen. Maar een paar jaar geleden verscheen een mooie uitgave van Bekentenissen van Zeno in de Bibliotheek van de Twintigste Eeuw (in de vertaling van Jenny Tuin) en die prijkt sindsdien in mijn boekenkast. Natuurlijk heb ik La coscienza di Zeno toen ook opnieuw gelezen en ik herinner me dat het me daarbij verging zoals de eerste keer: in het begin aarzelend in mijn reactie en pas na drie hoofdstukken echt – en definitief – gegrepen. Het verhaal wordt verteld door de 57-jarige zakenman Zeno Cosini, die om van zijn verslaving aan het roken af te komen een arts raadpleegt. Deze Dokter S. raadt hem aan zes maanden in zijn kliniek te komen doorbrengen en daar zijn autobiografie te schrijven – wat hij als het equivalent ziet van een psychoanalytische behandeling. Nauwgezet en met gevoel voor details vertelt Zeno ons dan zijn leven: hoe en waar hij als jongetje zijn eerste sigaar probeert te roken; hoe zijn zieke vader hem als laatste daad in zijn leven een klap verkoopt; hoe hij door allerlei toevalligheden tot zijn huwelijk komt, niet met de mooie Ada (zoals hij eigenlijk wil), maar met haar lelijke zus Augusta; hoe hij later een langdurige overspelige verhouding heeft met Carla, een zangeres in opleiding; hoe hij zich zakelijk associeert met zijn zwager Guido, de man van de door hem begeerde Ada en hoe deze Guido (die Ada bedriegt met zijn mooie secretaresse Carmen) zich door speculaties op de beurs in grote financiële problemen brengt en in een poging een faillissement af te wenden een zelfmoordpoging ensceneert waarbij hij per ongeluk écht doodgaat.
Mijn aanvankelijke reserves hebben zeker te maken met mijn terughoudendheid ten opzichte van de psychoanalyse. Dat is een manier van ‘beter worden’ waarvan ik intuïtief altijd een afkeer heb gehad en waarover ik gelukkig steeds vaker lees dat het allemaal onzin is. Bekentenissen is weliswaar doortrokken van de freudiaanse psychologie, maar Svevo toont zich bepaald geen kritiekloos bewonderaar van Freud. Hij komt er in elk geval achter dat psychoanalyse als middel voor bestrijding van een rookverslaving niet werkt. Zes maanden geeft hij er zich met voorbeeldige ijver aan over, maar het resultaat is dat hij er slechter aan toe is dan daarvoor. Vandaar zijn verzuchting ‘De psychoanalyse kan me verder gestolen worden’. Die hartenkreet staat aan het begin van het laatste hoofdstuk, dat ik niet anders kan lezen dan als een afrekening met het Freud-gedachtenimperium. In 1923 al!
Nu moet gezegd worden dat vermoedelijk weinig methodes Svevo (of zijn hoofdpersoon Zeno) hadden kunnen helpen, want hij leed aan een nicotineverslaving met hoofdletters. De omvang ervan wordt duidelijk in de brieven die hij aan zijn vrouw schreef (gepubliceerd in Autobiografisch profiel, de Arbeiderspers, Privé Domein 147). Zoals elke verslaafde belooft hij regelmatig beterschap en zoals elke verslaafde liegt hij over zijn vorderingen – zowel tegen zijn vrouw als tegen Dokter S. In zijn memoires legt hij uit waarom hij telkens weer opnieuw begon. Na zo’n ‘laatste’ sigaret had hij het extatische gevoel aan een nieuw leven te beginnen, waarin zijn oude fouten en gewoonten er niet meer toe deden. Dat gevoel was zo sterk en overweldigend dat hij het keer op keer wilde herbeleven. Maar om te kunnen stoppen met roken moest hij er eerst weer mee beginnen.
Italo Svevo heette eigenlijk Ettore Schmitz en werd in 1861 in Triëst geboren als zoon van een Duits industrieel en een Italiaanse moeder. Thuis werd Italiaans gesproken, maar zijn vader stuurde hem voor zijn opvoeding vijf jaar naar Duitsland. Zijn gemengde achtergrond verloochende hij niet bij het kiezen van een pseudoniem. Een Italiaan werd in Triëst (dat in die tijd formeel nog tot Oostenrijk behoorde) een Italo genoemd en Svevo is de vertaling van Schwaben (de streek ten westen van München). Volgens sommige critici had hij Bekentenissen beter in het Duits kunnen schrijven, maar gaf hij er om onduidelijke redenen de voorkeur aan ‘het in slecht Italiaans te doen’. Of dat waar is kan ik niet beoordelen, maar in de vertaling blijkt er in elk geval niets van. Integendeel: zijn lange innerlijke monologen boeien me en ik geniet van zijn licht ironische toon. Nergens wordt hij Italiaans melodramatisch en steeds blijft hij zich bewust van de manier waarop zijn eigen daden een doorslaggevende bijdrage leveren aan zijn levenslot.
Bekentenissen van Zeno verscheen in 1923; Svevo (al 61 jaar oud) gaf het op eigen kosten uit. Maar net als zijn twee eerdere romans (Una vita en Senilità – in het Nederlands vertaald als Een man wordt ouder) maakt het boek aanvankelijk vrijwel geen enkele positieve reactie los. Zwaar teleurgesteld roept Svevo de hulp van de inmiddels in Parijs wonende Joyce in – die jaren eerder in Triëst zijn leraar Engels is geweest. Joyce is enthousiast en laat het boek lezen aan een aantal bekende Franse literatoren. Dan begint in 1926 het balletje alsnog te rollen: er komen positieve kritieken in de toonaangevende literaire bladen en er verschijnen Franse en Duitse vertalingen. Svevo geniet ervan ‘als een kind van vierenzestig’. En zo wordt hij alsnog ‘uno dei più importanti scrittori italiano’. Zelf maakt hij dat overigens niet meer mee en ook het verschijnen van de Engelse vertaling in 1930 komt voor hem te laat. Hij overlijdt in 1928, na een auto-ongeluk. Verwondingen heeft hij niet of nauwelijks, maar zijn hart begeeft het. Niet verwonderlijk na vele jaren van zestig sigaretten per dag.
© 2004 Henk Bergman
powered by CJ2