archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 17
Jaargang 3
24 augustus 2006
Beschouwingen > Brief uit ... delen printen terug
De hittegolf in Engeland Frits Hoorweg

0100 Brief uit Yorkshire
Kennissen die hoorden dat ik weer naar Lofthouse, in Yorkshire, ging om vakantie te houden, zeiden: “Ja, Engeland, mooi land, maar jammer van dat weer”. Na de hittegolf, die ook daar 2 ½ week duurde, begin ik te begrijpen wat ze bedoelden. Zij zoeken liever weer dat hen dwingt om niks te doen en ik moet nu erkennen: het heeft wel iets. Slechts één keer waren wij opstandig en gingen we tegen beter weten in een wandelingetje maken. Althans wandelingetje, dat had zo’n toeristisch krantje ons wijs gemaakt. A pleasant leisurely stroll, was de uitdrukking die werd gebruikt. Nu bekijk ik dit soort, in opdracht geproduceerde, teksten altijd zeer wantrouwig, maar aan het woord stroll had ik toch geen weerstand kunnen bieden. Ik zag mezelf met een zonnehoed op flaneren over een boulevard, hier en daar een kleine versnapering nuttigend. In plaats daarvan was het zwoegen op hellingen van 40%, tussen koeienstront door laveren, zorgvuldig oplettend of er geen bull in field was. En dat terwijl de zon de aarde en ons meedogenloos opwarmde tot ongezonde temperaturen. Mijn enige troost was dat mijn vrouw het nog moeilijker had dan ik. Maar zij kwam sterk terug door fijntjes te informeren hoe mijn hart het hield.

Na deze ervaring vielen we terug op de routine die we ons de eerste dagen eigen hadden gemaakt: heel rustig opstaan en ontbijten, met het autootje naar Pateley Bridge of een ander stadje in de buurt rijden, krantje kopen, een plekje in de schaduw zoeken en lezen. Veelal over dat informele gesprek van Bush en Blair tijdens de conferentie in Leningrad (‘Yo, Blair’), dat iedereen had kunnen beluisteren dankzij een per abuis openstaande microfoon. Het is verbijsterend op hoeveel manieren je daar tegenaan kunt kijken.
Eén keer werd de stemming verder opgeschroefd door een brassband. U weet wel een gezelschap oudere mannen die Tea for Two, spelen, of iets dat daarop lijkt. Prachtige muziek die als hij op de radio is je huisgenote al snel tot de uitroep brengt: ‘Moet die muziek aan?’

’s Avonds in ons huisje deden we verwoede pogingen om de temperatuur naar beneden te krijgen. Dat lukte wonderwel, wat waarschijnlijk te danken was aan het feit dat het huisje tegen een berghelling ligt. Omdat met de verkoeling ook een leger van insecten binnen dreigde te komen moesten we een beetje oppassen met de verlichting. Daarom las ik in het schemerdonker mijn boek: Zimmer Men, van Marcus Berkmann en gniffelde in het halfdonker om zijn grappen. Net als vroeger als je geacht werd om te slapen. Het boek gaat over cricket maar dan over de variant die puur voor de lol wordt beoefend: village cricket. De teams worden geformeerd uit vriendenclubjes en ze zijn niet aangesloten bij een bond of zo. Iemand belt met een kennis die ook zo’n informeel team heeft en dan wordt er een wedstrijd georganiseerd. Liefst in een weekend, want dan heb je lekker de tijd en kan er een leuk uitje van worden gemaakt. Men verzamelt als het even kan in een pub, om te zorgen dat de innerlijke mens goed verzorgd aan de wedstrijd begint. Hoe suffig dit ook allemaal mag lijken, de meeste deelnemers nemen het volstrekt serieus, Marcus Berkmann voorop. Hij houdt het slaggemiddelde van de deelnemers bij en is vooral blij als hij zelf niet helemaal onderaan staat. Het besef dat hij zich aanstelt en het onvermogen daarmee op te houden wisselen elkaar af en zorgen voor een hilarisch boek.

Niet ver van het huisje dat wij huren wordt af en toe ook cricket gespeeld. De kreten van de spelers klinken tegen de berghelling op. Door het boek van Berkmann ben ik er met andere ogen naar gaan kijken. Nu viel mij iets op dat nog niet eerder tot mij was doorgedrongen. De spelers in het veld, horend tot de partij die de spelers die aan slag zijn moeten uitvangen, staan constant tegen elkaar te schreeuwen. “Dat wordt weer een mooie bal Tim,” roepen ze bijvoorbeeld naar de zwaarlijvige man die zich zuchtend en zwetend in gereedheid brengt om de bal naar de slagman te gooien. Hij wrijft de bal schoon op zijn broek, iets dat alle bowlers doen, ook de professionals die je op TV kunt zien. Om de een of andere reden schijnt dat altijd in de buurt van het kruis te moeten gebeuren. En nadat Tim de zoveelste afzwaaier heeft geproduceerd roepen ze in koor: “Oh jammer, mooie bal. Met de volgende pak je hem.” Het is allemaal van een treurige voorspelbaarheid en toch wel leuk.

Om eens iets anders te doen gingen we een keer naar Jervaulx Abbey. Een prachtig onderhouden ruïne, hoewel dat een beetje tegenstrijdig klinkt. Als ik het goed heb, één van de twee die niet in bezit zijn van de National Trust. Bijgevolg is het er aangenaam rustig. Er is geen winkeltje en je hoeft geen toegang te betalen. Er is wel een honesty box en je wordt middels een bordje gevraagd daar 2 pond in te doen. Je kunt ook een informatieboekje meenemen en het geld daarvoor moet je ook in die box gooien. We hingen er een paar uur rond en werden slechts eenmaal gestoord door een dikke mevrouw die een gesprek met ons aan wilde knopen. Na een vriendelijke doch kille glimlach lazen we verder in onze kranten. How British. Later reden we weer terug. Lekker, met de airconditioning op volle toeren.

*********************************************************************
Wilt u geattendeerd worden op de nieuwe aflevering van De Leunstoel? Laat ons dat weten
door de reactieknop hieronder te gebruiken en als onderwerp in te vullen: Nieuwsbrief .


© 2006 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "Brief uit ..." -
Beschouwingen > Brief uit ...
De hittegolf in Engeland Frits Hoorweg
0100 Brief uit Yorkshire
Kennissen die hoorden dat ik weer naar Lofthouse, in Yorkshire, ging om vakantie te houden, zeiden: “Ja, Engeland, mooi land, maar jammer van dat weer”. Na de hittegolf, die ook daar 2 ½ week duurde, begin ik te begrijpen wat ze bedoelden. Zij zoeken liever weer dat hen dwingt om niks te doen en ik moet nu erkennen: het heeft wel iets. Slechts één keer waren wij opstandig en gingen we tegen beter weten in een wandelingetje maken. Althans wandelingetje, dat had zo’n toeristisch krantje ons wijs gemaakt. A pleasant leisurely stroll, was de uitdrukking die werd gebruikt. Nu bekijk ik dit soort, in opdracht geproduceerde, teksten altijd zeer wantrouwig, maar aan het woord stroll had ik toch geen weerstand kunnen bieden. Ik zag mezelf met een zonnehoed op flaneren over een boulevard, hier en daar een kleine versnapering nuttigend. In plaats daarvan was het zwoegen op hellingen van 40%, tussen koeienstront door laveren, zorgvuldig oplettend of er geen bull in field was. En dat terwijl de zon de aarde en ons meedogenloos opwarmde tot ongezonde temperaturen. Mijn enige troost was dat mijn vrouw het nog moeilijker had dan ik. Maar zij kwam sterk terug door fijntjes te informeren hoe mijn hart het hield.

Na deze ervaring vielen we terug op de routine die we ons de eerste dagen eigen hadden gemaakt: heel rustig opstaan en ontbijten, met het autootje naar Pateley Bridge of een ander stadje in de buurt rijden, krantje kopen, een plekje in de schaduw zoeken en lezen. Veelal over dat informele gesprek van Bush en Blair tijdens de conferentie in Leningrad (‘Yo, Blair’), dat iedereen had kunnen beluisteren dankzij een per abuis openstaande microfoon. Het is verbijsterend op hoeveel manieren je daar tegenaan kunt kijken.
Eén keer werd de stemming verder opgeschroefd door een brassband. U weet wel een gezelschap oudere mannen die Tea for Two, spelen, of iets dat daarop lijkt. Prachtige muziek die als hij op de radio is je huisgenote al snel tot de uitroep brengt: ‘Moet die muziek aan?’

’s Avonds in ons huisje deden we verwoede pogingen om de temperatuur naar beneden te krijgen. Dat lukte wonderwel, wat waarschijnlijk te danken was aan het feit dat het huisje tegen een berghelling ligt. Omdat met de verkoeling ook een leger van insecten binnen dreigde te komen moesten we een beetje oppassen met de verlichting. Daarom las ik in het schemerdonker mijn boek: Zimmer Men, van Marcus Berkmann en gniffelde in het halfdonker om zijn grappen. Net als vroeger als je geacht werd om te slapen. Het boek gaat over cricket maar dan over de variant die puur voor de lol wordt beoefend: village cricket. De teams worden geformeerd uit vriendenclubjes en ze zijn niet aangesloten bij een bond of zo. Iemand belt met een kennis die ook zo’n informeel team heeft en dan wordt er een wedstrijd georganiseerd. Liefst in een weekend, want dan heb je lekker de tijd en kan er een leuk uitje van worden gemaakt. Men verzamelt als het even kan in een pub, om te zorgen dat de innerlijke mens goed verzorgd aan de wedstrijd begint. Hoe suffig dit ook allemaal mag lijken, de meeste deelnemers nemen het volstrekt serieus, Marcus Berkmann voorop. Hij houdt het slaggemiddelde van de deelnemers bij en is vooral blij als hij zelf niet helemaal onderaan staat. Het besef dat hij zich aanstelt en het onvermogen daarmee op te houden wisselen elkaar af en zorgen voor een hilarisch boek.

Niet ver van het huisje dat wij huren wordt af en toe ook cricket gespeeld. De kreten van de spelers klinken tegen de berghelling op. Door het boek van Berkmann ben ik er met andere ogen naar gaan kijken. Nu viel mij iets op dat nog niet eerder tot mij was doorgedrongen. De spelers in het veld, horend tot de partij die de spelers die aan slag zijn moeten uitvangen, staan constant tegen elkaar te schreeuwen. “Dat wordt weer een mooie bal Tim,” roepen ze bijvoorbeeld naar de zwaarlijvige man die zich zuchtend en zwetend in gereedheid brengt om de bal naar de slagman te gooien. Hij wrijft de bal schoon op zijn broek, iets dat alle bowlers doen, ook de professionals die je op TV kunt zien. Om de een of andere reden schijnt dat altijd in de buurt van het kruis te moeten gebeuren. En nadat Tim de zoveelste afzwaaier heeft geproduceerd roepen ze in koor: “Oh jammer, mooie bal. Met de volgende pak je hem.” Het is allemaal van een treurige voorspelbaarheid en toch wel leuk.

Om eens iets anders te doen gingen we een keer naar Jervaulx Abbey. Een prachtig onderhouden ruïne, hoewel dat een beetje tegenstrijdig klinkt. Als ik het goed heb, één van de twee die niet in bezit zijn van de National Trust. Bijgevolg is het er aangenaam rustig. Er is geen winkeltje en je hoeft geen toegang te betalen. Er is wel een honesty box en je wordt middels een bordje gevraagd daar 2 pond in te doen. Je kunt ook een informatieboekje meenemen en het geld daarvoor moet je ook in die box gooien. We hingen er een paar uur rond en werden slechts eenmaal gestoord door een dikke mevrouw die een gesprek met ons aan wilde knopen. Na een vriendelijke doch kille glimlach lazen we verder in onze kranten. How British. Later reden we weer terug. Lekker, met de airconditioning op volle toeren.

*********************************************************************
Wilt u geattendeerd worden op de nieuwe aflevering van De Leunstoel? Laat ons dat weten
door de reactieknop hieronder te gebruiken en als onderwerp in te vullen: Nieuwsbrief .
© 2006 Frits Hoorweg
powered by CJ2