archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 15
Jaargang 3
22 juni 2006
Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
Vaders en zonen Willem Minderhout

0315BS Leven
De geur van gluton
Mijn ouders zijn verhuisd. Het huis waarin zij zesendertig jaar hebben gewoond - en ik vijftien - hebben ze verruild voor een mooi appartement met uitzicht op de Westerschelde. Toen mijn vader vroeg of er nog iets was waar ik belangstelling voor had, dacht ik ineens aan mijn albums met voetbalplaatjes. Ik denk daar nog wel eens aan als ik een naam als ‘Pleun Strik’, ‘Oekie Hoekema’, ‘Sjaak Roggeveen’ of ‘Kees Kist’ hoor vallen. Ik ruik dan onmiddellijk de doordringende geur van gluton waarmee ik hun portretten ooit in mijn album plakte.
Vooral de kop van de Feijenoorder Matthias Maiwald kan ik me nog scherp voor de geest halen. Ik geloof niet dat hij ooit verder is gekomen dan een paar invalbeurten (NB. in werkelijkheid blijkt hij 35 keer gespeeld te hebben in het seizoen 1970/71), maar zijn portret zat bijna in elk pakje met plaatjes dat je kocht. Vergeefs probeerde je die dan weer te ruilen. “Mag ik jouw Willy van der Kuilen, dan krijg jij tien Maiwalden van mij?” Geen kans!
“Nee, die albums heb ik nergens meer gevonden”, zei mijn vader. Ik probeerde nonchalant te blijven kijken. Die dingen gebeuren nu eenmaal.

De voetbalschoenen van de zoon van Willem Elsschot
“Ik heb zelfs mijn eerste paar voetbalschoenen weggegooid”, vervolgde hij, “dat was best moeilijk.’’ Ik keek hem verbaasd aan en vroeg hem waarom hij die schoenen al die tijd bewaard had. “Die had mijn vader ooit gekregen van een collega op de Ford-fabriek in Antwerpen. Dat was de zoon van Willem Elsschot.” De voetbalschoenen van de zoon van Willem Elsschot! Een vreemd relikwie misschien, vergelijkbaar met het eerste schoolopstel van de zoon van Willem van Hanegem. Maar toch ... Ik had achttien jaar in één huis gewoond met de voetbalschoenen van de zoon van Willem Elsschot en ik had ze nooit gezien. Ik had het zelfs nooit geweten.

Borst kan schrijven!
Ik ben assistent-coach van het F-team van mijn zoon. Dat is een functie die vrijwel niets inhoudt, want de hoofdcoach is er bijna altijd en hij legt er zijn ziel en zaligheid in op een manier die ik nooit kan evenaren. Bij uitwedstrijden beperk ik me tot het coachen van de keeper -.ERUIT! NU!!! -en bij thuiswedstijden fluit ik.
De jongens kunnen het prima samen vinden en wij ouders ook. Bij de afsluiting van het seizoen (ons team was eerste geworden!) werden de hoofdcoach en ik door de andere ouders met een aantal leuke cadeautjes verrast. Ik kreeg onder meer twee voetbalboeken. Nu lees ik nooit iets uit dat genre, maar ik waardeerde het gebaar natuurlijk ten zeerste.

Het ene boek - ‘San Marco, de geheimzinnige kracht van de bondscoach’ van Johan Faber - bevestigde al mijn vooroordelen dat voetbalboeken tot de categorie ‘van nitwits voor nitwits’ behoren. ‘Nog steeds klinkt in de commentaren de verbazing door dat Marco van Basten gewoon van vlees en bloed is.’ En zovoort en zoverder. Gaaaaap.
Het andere boek daarentegen ... Na een paar bladzijden was ik verkocht. Was dit niet die irritante baardaap die ik wel eens op televisie zag? Ja, zeker: Hugo Borst. Wat kan die man schrijven! Zijn boek ‘Over vaders & zonen’ is prachtig! Hij bewijst dat je niet perse in brulapenproza over voetbal hoeft te schrijven.
Het leuke is dat hij net als Faber een bezoek aan het appartement, met uitzicht over het Amsterdam-Rijnkanaal, van Van Basten senior beschrijft.

Faber: “Joop wil nog een keer de jongenskamer van Marco laten zien, de kamer waar Marco nooit meer komt. De werkster heeft pas nog al die tientallen shirtjes gewassen die Marco in de loop van zijn carrière heeft verzameld. Ze begonnen te stinken, had ze gezegd. Alles hangt nu aan grote droogrekken te luchten.”

Borst: “Op negen vierkante meter hangen, liggen, staan, rusten, pronken, schreeuwen, vloeken en verblinden duizend-en-een dingen tegelijk. (Volgt een inventarislijst van drie bladzijden.) Het is koud en schemerig in deze kamer. Maar het is er vooral onrustig en vol. En de shirts ruiken niet naar zweet. Het is geen jongenskamer, maar een toonzaal. (...)
Las zijn moeder of vader hem voor?
Van Basten, die ineens heel erg op Jacky Charlton lijkt, lacht, want Marco hield niet van lezen. ‘Hij ging met een bal naar bed. Die lekke voetbal, dat was zijn knuffel. Zijn leven was een voetbal. ’s Avonds ging hij niet maffen voordat ik even met hem over voetbal had gepraat. (...) Toen hij een jaar of acht was, haalde ik het schoolbord erbij, tekende met een krijtje wedstrijdsituaties, hoe hij een gat moest trekken voor een opkomende middenvelder, ik zei wat hij fout deed in het veld, hoe hij moest voetballen zonder bal, want met een bal kon hij toch al alles. Toen ie zes was, zei ik al tegen een kennis dat hij international zou worden.’
 
“Ik ben Huntelaar”
Het is Tweede Pinksterdag. We dwalen over de Kampina bij Oisterwijk met een kudde van negen kinderen. “Nee, we gaan niet wandelen”, hebben we met een strak gezicht gezegd, “we gaan gewoon een stukje lopen”.
Uiteraard ‘verdwalen’ we, maar de kinderen hebben het uitstekend naar hun zin. De jongens rennen over de hei en proberen kikkers in de veenplassen te vangen. De meiden praten en giechelen ergens ver weg. Steeds nét binnen gezichtsafstand.

Onze geplande omweg begint op den duur echt op verdwalen te lijken Pas na uren bereiken we de bewoonde wereld weer en we bestormen als uitgehongerde leeuwen een uitspanning die ook als snackbar functioneert. De kinderen ontdekken na het eten dat je binnen op een groot scherm naar de finale van de Europese voetbalkampioenschappen onder eenentwintig jaar kunt kijken. Nederland-Oekraïne! Ze zijn nu niet meer weg te slaan en ik krijg de opdracht om ze gezelschap te houden.
Ik had nog helemaal geen last van de nationale Oranjekoorts. Ik wist niet eens dat die finale die dag gespeeld zou worden. Maar al snel zit ik nog harder dan mijn kinderen ‘ooh’en ‘aah’ te roepen. Na ieder doelpunt stijgt de feestvreugde en na het eindsignaal verlaten we luid zingend het café.

Op de terugweg naar de camping schopt mijn zoontje een denneappel naar zijn vriendje en roept luidkeels: “Ik ben Huntelaar!” Ik besluit om zo snel mogelijk voetbalplaatjes voor hem te kopen en ik hoop dat er nog ergens gluton verkrijgbaar is.
Dat WK, daar heb ik ineens zin in.

Bronnen:
Johan Faber (2006), San Marco. De geheimzinnige kracht van de Bondscoach, Thomas Rap Amsterdam
Hugo Borst (2005), Vaders & zonen. De jongenskamer van Van Basten en andere verhalen, L.J. Veen Amsterdam/Antwerpen
 
****************************************************
Literair cabaretprogramma bij u thuis? Zie www.theovandenoever.nl .



© 2006 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "Het leven zelf" -
Beschouwingen > Het leven zelf
Vaders en zonen Willem Minderhout
0315BS Leven
De geur van gluton
Mijn ouders zijn verhuisd. Het huis waarin zij zesendertig jaar hebben gewoond - en ik vijftien - hebben ze verruild voor een mooi appartement met uitzicht op de Westerschelde. Toen mijn vader vroeg of er nog iets was waar ik belangstelling voor had, dacht ik ineens aan mijn albums met voetbalplaatjes. Ik denk daar nog wel eens aan als ik een naam als ‘Pleun Strik’, ‘Oekie Hoekema’, ‘Sjaak Roggeveen’ of ‘Kees Kist’ hoor vallen. Ik ruik dan onmiddellijk de doordringende geur van gluton waarmee ik hun portretten ooit in mijn album plakte.
Vooral de kop van de Feijenoorder Matthias Maiwald kan ik me nog scherp voor de geest halen. Ik geloof niet dat hij ooit verder is gekomen dan een paar invalbeurten (NB. in werkelijkheid blijkt hij 35 keer gespeeld te hebben in het seizoen 1970/71), maar zijn portret zat bijna in elk pakje met plaatjes dat je kocht. Vergeefs probeerde je die dan weer te ruilen. “Mag ik jouw Willy van der Kuilen, dan krijg jij tien Maiwalden van mij?” Geen kans!
“Nee, die albums heb ik nergens meer gevonden”, zei mijn vader. Ik probeerde nonchalant te blijven kijken. Die dingen gebeuren nu eenmaal.

De voetbalschoenen van de zoon van Willem Elsschot
“Ik heb zelfs mijn eerste paar voetbalschoenen weggegooid”, vervolgde hij, “dat was best moeilijk.’’ Ik keek hem verbaasd aan en vroeg hem waarom hij die schoenen al die tijd bewaard had. “Die had mijn vader ooit gekregen van een collega op de Ford-fabriek in Antwerpen. Dat was de zoon van Willem Elsschot.” De voetbalschoenen van de zoon van Willem Elsschot! Een vreemd relikwie misschien, vergelijkbaar met het eerste schoolopstel van de zoon van Willem van Hanegem. Maar toch ... Ik had achttien jaar in één huis gewoond met de voetbalschoenen van de zoon van Willem Elsschot en ik had ze nooit gezien. Ik had het zelfs nooit geweten.

Borst kan schrijven!
Ik ben assistent-coach van het F-team van mijn zoon. Dat is een functie die vrijwel niets inhoudt, want de hoofdcoach is er bijna altijd en hij legt er zijn ziel en zaligheid in op een manier die ik nooit kan evenaren. Bij uitwedstrijden beperk ik me tot het coachen van de keeper -.ERUIT! NU!!! -en bij thuiswedstijden fluit ik.
De jongens kunnen het prima samen vinden en wij ouders ook. Bij de afsluiting van het seizoen (ons team was eerste geworden!) werden de hoofdcoach en ik door de andere ouders met een aantal leuke cadeautjes verrast. Ik kreeg onder meer twee voetbalboeken. Nu lees ik nooit iets uit dat genre, maar ik waardeerde het gebaar natuurlijk ten zeerste.

Het ene boek - ‘San Marco, de geheimzinnige kracht van de bondscoach’ van Johan Faber - bevestigde al mijn vooroordelen dat voetbalboeken tot de categorie ‘van nitwits voor nitwits’ behoren. ‘Nog steeds klinkt in de commentaren de verbazing door dat Marco van Basten gewoon van vlees en bloed is.’ En zovoort en zoverder. Gaaaaap.
Het andere boek daarentegen ... Na een paar bladzijden was ik verkocht. Was dit niet die irritante baardaap die ik wel eens op televisie zag? Ja, zeker: Hugo Borst. Wat kan die man schrijven! Zijn boek ‘Over vaders & zonen’ is prachtig! Hij bewijst dat je niet perse in brulapenproza over voetbal hoeft te schrijven.
Het leuke is dat hij net als Faber een bezoek aan het appartement, met uitzicht over het Amsterdam-Rijnkanaal, van Van Basten senior beschrijft.

Faber: “Joop wil nog een keer de jongenskamer van Marco laten zien, de kamer waar Marco nooit meer komt. De werkster heeft pas nog al die tientallen shirtjes gewassen die Marco in de loop van zijn carrière heeft verzameld. Ze begonnen te stinken, had ze gezegd. Alles hangt nu aan grote droogrekken te luchten.”

Borst: “Op negen vierkante meter hangen, liggen, staan, rusten, pronken, schreeuwen, vloeken en verblinden duizend-en-een dingen tegelijk. (Volgt een inventarislijst van drie bladzijden.) Het is koud en schemerig in deze kamer. Maar het is er vooral onrustig en vol. En de shirts ruiken niet naar zweet. Het is geen jongenskamer, maar een toonzaal. (...)
Las zijn moeder of vader hem voor?
Van Basten, die ineens heel erg op Jacky Charlton lijkt, lacht, want Marco hield niet van lezen. ‘Hij ging met een bal naar bed. Die lekke voetbal, dat was zijn knuffel. Zijn leven was een voetbal. ’s Avonds ging hij niet maffen voordat ik even met hem over voetbal had gepraat. (...) Toen hij een jaar of acht was, haalde ik het schoolbord erbij, tekende met een krijtje wedstrijdsituaties, hoe hij een gat moest trekken voor een opkomende middenvelder, ik zei wat hij fout deed in het veld, hoe hij moest voetballen zonder bal, want met een bal kon hij toch al alles. Toen ie zes was, zei ik al tegen een kennis dat hij international zou worden.’
 
“Ik ben Huntelaar”
Het is Tweede Pinksterdag. We dwalen over de Kampina bij Oisterwijk met een kudde van negen kinderen. “Nee, we gaan niet wandelen”, hebben we met een strak gezicht gezegd, “we gaan gewoon een stukje lopen”.
Uiteraard ‘verdwalen’ we, maar de kinderen hebben het uitstekend naar hun zin. De jongens rennen over de hei en proberen kikkers in de veenplassen te vangen. De meiden praten en giechelen ergens ver weg. Steeds nét binnen gezichtsafstand.

Onze geplande omweg begint op den duur echt op verdwalen te lijken Pas na uren bereiken we de bewoonde wereld weer en we bestormen als uitgehongerde leeuwen een uitspanning die ook als snackbar functioneert. De kinderen ontdekken na het eten dat je binnen op een groot scherm naar de finale van de Europese voetbalkampioenschappen onder eenentwintig jaar kunt kijken. Nederland-Oekraïne! Ze zijn nu niet meer weg te slaan en ik krijg de opdracht om ze gezelschap te houden.
Ik had nog helemaal geen last van de nationale Oranjekoorts. Ik wist niet eens dat die finale die dag gespeeld zou worden. Maar al snel zit ik nog harder dan mijn kinderen ‘ooh’en ‘aah’ te roepen. Na ieder doelpunt stijgt de feestvreugde en na het eindsignaal verlaten we luid zingend het café.

Op de terugweg naar de camping schopt mijn zoontje een denneappel naar zijn vriendje en roept luidkeels: “Ik ben Huntelaar!” Ik besluit om zo snel mogelijk voetbalplaatjes voor hem te kopen en ik hoop dat er nog ergens gluton verkrijgbaar is.
Dat WK, daar heb ik ineens zin in.

Bronnen:
Johan Faber (2006), San Marco. De geheimzinnige kracht van de Bondscoach, Thomas Rap Amsterdam
Hugo Borst (2005), Vaders & zonen. De jongenskamer van Van Basten en andere verhalen, L.J. Veen Amsterdam/Antwerpen
 
****************************************************
Literair cabaretprogramma bij u thuis? Zie www.theovandenoever.nl .

© 2006 Willem Minderhout
powered by CJ2