archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 14
Jaargang 3
8 juni 2006
Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Triomf der kennissamenleving (1) Carlo van Praag

0001 BS Carlo
Welke bij zinnen zijnde medeburger wil een politicus die zich uitdrukt in ‘Jip en Janneke-taal’? Hoe naïef moet je zijn om niet te begrijpen dat samenleving en beleid te ingewikkeld zijn om in hun volle breedte en diepte door iedereen begrepen te worden. Welke VVD-er zou Verdonk prefereren boven Rutte nadat hij de rivalen een kwartiertje had aangehoord? Naar ik moet vrezen de meerderheid! (*)

‘Als je het nieuws aantrekkelijker wilt maken’, zegt Irene Costera Meijer in de NRC van 27 februari 2006, ‘kun je elementen uit soaps gebruiken. Bijvoorbeeld een cliffhanger’. ‘Jongeren vinden het nieuws saai en houden van soaps’. Irene is hoofddocent mediastudies aan de Universiteit van Amsterdam en een veelgevraagd adviseur in Hilversum. Irene vind het ook achterhaald dat presentatoren het nieuws afstandelijk brengen. Ze mogen best wat emotie tonen. Emoties maken namelijk deel uit van het nieuws. KRO-directeur Ton Verlind rekent zich tot haar fans en past haar benadering in veel KRO-programma’s al toe. ‘Weg van de instituten, die vertellen hoe de wereld in elkaar steekt. Afdalen naar het kleinere, het persoonlijke’, zegt hij.

Beziet u wel eens een autoreclame? Dan bent u snel op de hoogte van speelse koplampen, olijke achterlichten, sexy dashboards, guitige kontjes en het vrijbuiterschap dat de berijder ten deel valt als hij met zijn aanwinst over eenzame bergwegen scheurt. Wilt u liever weten hoe groot die auto is en wat hij verbruikt? Jammer!
Bezoekt u wel eens een apotheek? Er schijnen medicijnen te worden verstrekt op doktersrecept, maar het is toch voornamelijk een handel in nepzalven en wonderpillen tegen niet bestaande of niet te verhelpen kwalen. Dure spullen hoor! Maar waarschijnlijk onschadelijk! Waarom geen amuletten in het assortiment?

Al deze verschijnselen bestaan op zijn minst gedeeltelijk bij de gratie van de menselijke domheid, de weerzin tegen informatie, het anti-intellectualisme, oprukkende verschijnselen die onder invloed van het steeds meer uitgebreide onderwijs juist op de terugtocht hadden moeten zijn. Van de mensen tussen 70 en 80 jaar heeft bijna een derde niet meer dan lagere school gehad en slechts een tiende hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs. Onder de mensen tussen 25 en 35 jaar is het percentage dat niet meer dan basisonderwijs achter de kiezen heeft, gedaald tot 5%, terwijl meer dan een derde kan bogen op een verblijf aan een instelling voor hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs. Niet minder dan 80% van deze versere generatie heeft op zijn minst een diploma havo of mbo. Wij zijn steeds beter opgeleid. Dat moet ook, want wij vertoeven in een kennissamenleving.

Wat had de langere gang door het onderwijs ons niet al zullen brengen? Gezondheid en geluk, een kritische geest, vrijdom van bijgeloof, een betere opvoeding van de jeugd, een dalende criminaliteit, een actievere deelname aan de politiek, leeshonger en zelfontplooiing, betere televisie, meer museumbezoek. Niets van dat alles! Zijn de mensen in weerwil van een steeds langduriger schoolbezoek dommer geworden in plaats van intelligenter? Ik sluit niets uit. Weliswaar geloof ik niet dat de in aanleg bestaande verstandelijke vermogens van homo sapiens ineens zijn gekrompen, maar ik kan mij wel voorstellen dat een door omstandigheden veroorzaakt gebrek aan oefening remmend werkt op de ontplooiing van deze vermogens. Steeds meer van het menselijk verstand ligt namelijk collectief opgeslagen in plaats in de schedel van het individu. Beschikkend over een rekenmachine hoef ik niet te kunnen vermenigvuldigen of te kunnen delen (beide vaardigheden schijnen tegenwoordig zelfs bij aankomende studenten in de exacte wetenschappen niet behoorlijk ontloken te zijn) en met een computer ben ik nog veel meer mans. De kaart van mijn vakantieland kan in de prullenbak, want mijn gps-navigator vertelt mij waar ik ben en hoe ik verder moet. Ik hoef niet echt goed meer te leren lezen, omdat ik voor informatie en ontspanning niet op boeken ben aangewezen. Deze de-individualisering van kennis staat in schril contrast tot de individualisering van de beschikkingsmacht. Mensen worden in hun levensbeslissingen immers steeds onafhankelijker van anderen.

Maar laat ik er geen brij van maken. De vermaatschappelijking van de intelligentie dateert niet van de uitvinding van rekenmachine, computer en gps. Zij is het gevolg van technologische ontwikkelingen die tienduizend jaar geleden al een aanvang namen, ontwikkelingen die de mens een grotere greep op de natuur verleenden, zijn productie deden toenemen en arbeidsverdeling tussen de leden van de samenleving mogelijk en profijtelijk maakten. Door steeds verdere differentiatie van de samenleving en de daarbij horende specialisatie van individuen raakte de kennis verbrokkeld. Alleen in heel eenvoudige maatschappijen (zoals ze tegenwoordig al niet meer bestaan) beheerst bijna elkeen de volledige kennis van de samenleving. Aan het eind van onze Middeleeuwen was dat al niet meer haalbaar, hoewel sommigen het ver schopten en niet voor niets ‘homo universalis’ werden genoemd. Tegenwoordig mag je al blij zijn als je een klein vakgebied beheerst en daarnaast de NRC kan begrijpen. Met de wetenschapsbijlage lukt mij dat overigens niet meer; tenminste niet als het gaat over DNA of over zwarte gaten.

Er is een andere, nieuwe, factor die de verstandelijke progressie van het individu tegenwerkt. Het onderwijs duurt weliswaar langer, maar het verliest aan kwaliteit. Zo constateert de onderwijsinspectie in haar kort geleden gepubliceerde rapport ‘De staat van het Onderwijs: onderwijsverslag 2004 - 2005’ dat een tiende van de leerlingen het basisonderwijs verlaat met een leesvaardigheid die niet verder reikt dan die van het begin van groep 6; zij liggen dus drie jaar op het schema achter en zijn daarmee, volgens het rapport van de inspectie, niet bij machte ‘om een klassiek kinderboek zoals ‘Pluk van de Petteflet’ te lezen. Nog eens 15% bereikt het niveau dat normaal is voor het einde van groep 6 en ligt dus slechts twee jaar achter. Maar ook deze achterstand laat zich vrijwel niet meer goedmaken en zij tast de prestaties in het vervolgonderwijs in hoge mate aan. Een minimale technische leesvaardigheid is namelijk nodig om welke leerstof dan ook de baas te kunnen worden. Ik dacht bij wijze van verklaring meteen aan de etnische factor, maar volgens de inspectie is technisch lezen een vaardigheid die niet samenhangt met de sociale en etnische achtergronden van de leerlingen. Het is een individuele vaardigheid die door adequaat leesonderwijs tot ontwikkeling moet worden gebracht. Waar dit onderwijs tekortschiet, ontstaat het probleem. Extra instructie en extra oefening kunnen hier veel uitrichten.

Wat mij brengt op een ander probleem van het onderwijs waarvoor we juist op de hogere verdiepingen van het gebouw moeten zijn, waar havo en vwo worden gegeven. Daar keren de onderwijsvernieuwers zich juist tegen instructie en oefening. Ik doel op ‘het studiehuis’ en ‘het nieuwe leren’. Daarover een volgende keer! Ik zit al weer ruim over de 1000 woorden. Gelukkig hebt u op school nog leren lezen!

(*) Dit artikel werd geschreven voordat de kwestie Hirsi Ali speelde.
 
*********************************************************
Uitgave van De Leunstoel wordt mede mogelijk gemaakt door donaties van:
Katharina Kouwenhoven, Hans Meijer, Ruurd Kunnen, Beer Meijer, Carlo
van Praag en Frits Hoorweg.


© 2006 Carlo van Praag meer Carlo van Praag - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
Triomf der kennissamenleving (1) Carlo van Praag
0001 BS Carlo
Welke bij zinnen zijnde medeburger wil een politicus die zich uitdrukt in ‘Jip en Janneke-taal’? Hoe naïef moet je zijn om niet te begrijpen dat samenleving en beleid te ingewikkeld zijn om in hun volle breedte en diepte door iedereen begrepen te worden. Welke VVD-er zou Verdonk prefereren boven Rutte nadat hij de rivalen een kwartiertje had aangehoord? Naar ik moet vrezen de meerderheid! (*)

‘Als je het nieuws aantrekkelijker wilt maken’, zegt Irene Costera Meijer in de NRC van 27 februari 2006, ‘kun je elementen uit soaps gebruiken. Bijvoorbeeld een cliffhanger’. ‘Jongeren vinden het nieuws saai en houden van soaps’. Irene is hoofddocent mediastudies aan de Universiteit van Amsterdam en een veelgevraagd adviseur in Hilversum. Irene vind het ook achterhaald dat presentatoren het nieuws afstandelijk brengen. Ze mogen best wat emotie tonen. Emoties maken namelijk deel uit van het nieuws. KRO-directeur Ton Verlind rekent zich tot haar fans en past haar benadering in veel KRO-programma’s al toe. ‘Weg van de instituten, die vertellen hoe de wereld in elkaar steekt. Afdalen naar het kleinere, het persoonlijke’, zegt hij.

Beziet u wel eens een autoreclame? Dan bent u snel op de hoogte van speelse koplampen, olijke achterlichten, sexy dashboards, guitige kontjes en het vrijbuiterschap dat de berijder ten deel valt als hij met zijn aanwinst over eenzame bergwegen scheurt. Wilt u liever weten hoe groot die auto is en wat hij verbruikt? Jammer!
Bezoekt u wel eens een apotheek? Er schijnen medicijnen te worden verstrekt op doktersrecept, maar het is toch voornamelijk een handel in nepzalven en wonderpillen tegen niet bestaande of niet te verhelpen kwalen. Dure spullen hoor! Maar waarschijnlijk onschadelijk! Waarom geen amuletten in het assortiment?

Al deze verschijnselen bestaan op zijn minst gedeeltelijk bij de gratie van de menselijke domheid, de weerzin tegen informatie, het anti-intellectualisme, oprukkende verschijnselen die onder invloed van het steeds meer uitgebreide onderwijs juist op de terugtocht hadden moeten zijn. Van de mensen tussen 70 en 80 jaar heeft bijna een derde niet meer dan lagere school gehad en slechts een tiende hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs. Onder de mensen tussen 25 en 35 jaar is het percentage dat niet meer dan basisonderwijs achter de kiezen heeft, gedaald tot 5%, terwijl meer dan een derde kan bogen op een verblijf aan een instelling voor hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs. Niet minder dan 80% van deze versere generatie heeft op zijn minst een diploma havo of mbo. Wij zijn steeds beter opgeleid. Dat moet ook, want wij vertoeven in een kennissamenleving.

Wat had de langere gang door het onderwijs ons niet al zullen brengen? Gezondheid en geluk, een kritische geest, vrijdom van bijgeloof, een betere opvoeding van de jeugd, een dalende criminaliteit, een actievere deelname aan de politiek, leeshonger en zelfontplooiing, betere televisie, meer museumbezoek. Niets van dat alles! Zijn de mensen in weerwil van een steeds langduriger schoolbezoek dommer geworden in plaats van intelligenter? Ik sluit niets uit. Weliswaar geloof ik niet dat de in aanleg bestaande verstandelijke vermogens van homo sapiens ineens zijn gekrompen, maar ik kan mij wel voorstellen dat een door omstandigheden veroorzaakt gebrek aan oefening remmend werkt op de ontplooiing van deze vermogens. Steeds meer van het menselijk verstand ligt namelijk collectief opgeslagen in plaats in de schedel van het individu. Beschikkend over een rekenmachine hoef ik niet te kunnen vermenigvuldigen of te kunnen delen (beide vaardigheden schijnen tegenwoordig zelfs bij aankomende studenten in de exacte wetenschappen niet behoorlijk ontloken te zijn) en met een computer ben ik nog veel meer mans. De kaart van mijn vakantieland kan in de prullenbak, want mijn gps-navigator vertelt mij waar ik ben en hoe ik verder moet. Ik hoef niet echt goed meer te leren lezen, omdat ik voor informatie en ontspanning niet op boeken ben aangewezen. Deze de-individualisering van kennis staat in schril contrast tot de individualisering van de beschikkingsmacht. Mensen worden in hun levensbeslissingen immers steeds onafhankelijker van anderen.

Maar laat ik er geen brij van maken. De vermaatschappelijking van de intelligentie dateert niet van de uitvinding van rekenmachine, computer en gps. Zij is het gevolg van technologische ontwikkelingen die tienduizend jaar geleden al een aanvang namen, ontwikkelingen die de mens een grotere greep op de natuur verleenden, zijn productie deden toenemen en arbeidsverdeling tussen de leden van de samenleving mogelijk en profijtelijk maakten. Door steeds verdere differentiatie van de samenleving en de daarbij horende specialisatie van individuen raakte de kennis verbrokkeld. Alleen in heel eenvoudige maatschappijen (zoals ze tegenwoordig al niet meer bestaan) beheerst bijna elkeen de volledige kennis van de samenleving. Aan het eind van onze Middeleeuwen was dat al niet meer haalbaar, hoewel sommigen het ver schopten en niet voor niets ‘homo universalis’ werden genoemd. Tegenwoordig mag je al blij zijn als je een klein vakgebied beheerst en daarnaast de NRC kan begrijpen. Met de wetenschapsbijlage lukt mij dat overigens niet meer; tenminste niet als het gaat over DNA of over zwarte gaten.

Er is een andere, nieuwe, factor die de verstandelijke progressie van het individu tegenwerkt. Het onderwijs duurt weliswaar langer, maar het verliest aan kwaliteit. Zo constateert de onderwijsinspectie in haar kort geleden gepubliceerde rapport ‘De staat van het Onderwijs: onderwijsverslag 2004 - 2005’ dat een tiende van de leerlingen het basisonderwijs verlaat met een leesvaardigheid die niet verder reikt dan die van het begin van groep 6; zij liggen dus drie jaar op het schema achter en zijn daarmee, volgens het rapport van de inspectie, niet bij machte ‘om een klassiek kinderboek zoals ‘Pluk van de Petteflet’ te lezen. Nog eens 15% bereikt het niveau dat normaal is voor het einde van groep 6 en ligt dus slechts twee jaar achter. Maar ook deze achterstand laat zich vrijwel niet meer goedmaken en zij tast de prestaties in het vervolgonderwijs in hoge mate aan. Een minimale technische leesvaardigheid is namelijk nodig om welke leerstof dan ook de baas te kunnen worden. Ik dacht bij wijze van verklaring meteen aan de etnische factor, maar volgens de inspectie is technisch lezen een vaardigheid die niet samenhangt met de sociale en etnische achtergronden van de leerlingen. Het is een individuele vaardigheid die door adequaat leesonderwijs tot ontwikkeling moet worden gebracht. Waar dit onderwijs tekortschiet, ontstaat het probleem. Extra instructie en extra oefening kunnen hier veel uitrichten.

Wat mij brengt op een ander probleem van het onderwijs waarvoor we juist op de hogere verdiepingen van het gebouw moeten zijn, waar havo en vwo worden gegeven. Daar keren de onderwijsvernieuwers zich juist tegen instructie en oefening. Ik doel op ‘het studiehuis’ en ‘het nieuwe leren’. Daarover een volgende keer! Ik zit al weer ruim over de 1000 woorden. Gelukkig hebt u op school nog leren lezen!

(*) Dit artikel werd geschreven voordat de kwestie Hirsi Ali speelde.
 
*********************************************************
Uitgave van De Leunstoel wordt mede mogelijk gemaakt door donaties van:
Katharina Kouwenhoven, Hans Meijer, Ruurd Kunnen, Beer Meijer, Carlo
van Praag en Frits Hoorweg.
© 2006 Carlo van Praag
powered by CJ2