archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 5
Jaargang 3
15 december 2005
Bezigheden > Recht en onrecht delen printen terug
Het nieuwe verzekeringsrecht Henk Bergman

Bedriegen loont niet meer
 
 
Juridische molens malen langzaam. Maar eindelijk komt het er toch van. Meer dan 25 jaar is gewerkt aan het ‘nieuwe verzekeringsrecht’. Op 1 januari 2006 treedt het in werking. In één zin samengevat: de positie van de verzekerde wordt sterker én minder sterk.

Het verzekeringsrecht is voor een belangrijk deel geregeld in het uit 1838 daterende Wetboek van Koophandel. Geen wonder dus dat de bepalingen zijn verwoord in inmiddels sterk verouderd Nederlands. Aardig voorbeeldje: ‘Bijaldien de nietigheid van de overeenkomst, uit hoofde van list, bedrog of schelmerij van den verzekerde ontstaat, geniet de verzekeraar de premie, onverminderd de openbare regtsvordering, zoo daartoe gronden zijn’ (art. 282). Leuk om te lezen, maar om nou te zeggen dat het van deze tijd is: nee. Het betekent overigens niets anders dan dat de verzekeraar geen premie teruggeeft als de verzekerde de boel blijkt te hebben opgelicht en de overeenkomst tussen beide partijen daardoor nietig is geworden. Het verzekeringsrecht is van het Wetboek van Koophandel overgebracht naar de nieuwe titel 7.17 van het Burgerlijk Wetboek. De hele operatie is grotendeels een codificatie van de jurisprudentie in de afgelopen tientallen jaren. Met andere woorden: wat op grond van rechterlijke uitspraken al in de praktijk werd toegepast, is met ingang van 2006 in de wet opgenomen.

Een voorbeeld is de regeling over fraude (vaak in de vorm van zogenoemd partieel bedrog) bij een schademelding. Lange tijd nam de Raad van Toezicht Verzekeringen daarbij een consumentvriendelijk standpunt in. Claimde de verzekerde een te hoog schadebedrag dan behield hij toch een recht op vergoeding voor de werkelijk geleden schade. Later nuanceerde de Raad dat standpunt weer en kort geleden heeft de Hoge Raad die opvatting nog eens bevestigd. Kort en goed: in het nieuwe recht komt bij bedrog het recht op schadevergoeding te vervallen. Er kunnen overigens wel bijzondere omstandigheden zijn waardoor het recht op vergoeding toch blijft bestaan – uiteraard alleen voor terecht geclaimde schade. Bijvoorbeeld, bedrog dat betrekking heeft op een ander onderdeel van de verzekering. Je claimt op grond van je reisverzekering terecht medische kosten, maar je declareert tegelijk ook een dure zonnebril die je zogenaamd bij het ongeval bent verloren.

Ook rond verzwijging gelden aangepaste regels. Waar gaat het om? Bij het aangaan van een verzekering moet de verzekeraar in staat worden gesteld de verzekerbaarheid van het aangeboden risico te beoordelen. Voorwaarde is natuurlijk dat hij over alle relevante informatie beschikt. Stel je wilt een opstalverzekering afsluiten. Je woont naast een snackbar, maar dat feit meld je niet. Dan brandt op een kwade dag door blikseminslag je huis af. De verzekeraar komt erachter dat je verzwegen hebt dat je naast een snackbar woont en beroept zich op het feit dat je relevante informatie hebt verzwegen: een snackbar is immers een brandrisicoverhogende omstandigheid. Onder het huidige recht zou je in dat geval geen uitkering ontvangen – ook niet als de brand door een heel andere oorzaak zou ontstaan. In het nieuwe recht bestaat een subtielere regeling: alleen als er sprake is van samenhang tussen de schade en de omstandigheden die zijn verzwegen verspeel je in beginsel je recht op vergoeding. Brandt je huis af als gevolg van blikseminslag dan krijg je toch een volledige uitkering. Ook hier zijn bedrog en opzet natuurlijk uitgesloten.

Over ‘verzwijging’ kan gemakkelijk discussie tussen verzekeraar en verzekerde ontstaan. De verzekeraar zegt dat de verzekerde in gebreke is gebleven om informatie te geven, maar die stelt daar tegenover dat de verzekeraar hem nooit duidelijk naar dat bepaalde punt heeft gevraagd. Of dat de vragen onduidelijk waren, zodat makkelijk een misverstand kon ontstaan. Bij onduidelijkheid had de rechter lange tijd de neiging een voor de verzekerde gunstige uitleg te kiezen, zeker als het een particulier of een klein bedrijf betrof. Inmiddels krijgt de verzekerde in dit soort gevallen wat minder vaak gelijk. Wat onverlet laat dat de verzekeraar nog steeds alle moeite moet doen om de voor hem relevante informatie te achterhalen en de polisvoorwaarden zo moet formuleren dat misverstanden vrijwel uitgesloten zijn. Maar feit blijft dat de verzekeraar voor zijn informatie grotendeels afhankelijk is van wat de verzekerde bereid is hem te geven. Dat mag best een zwak punt van verzekeringsovereenkomsten genoemd worden. Het geeft wel aan waar het om gaat: vertrouwen staat voorop. Dan is het ook redelijk dat de verzekerde moet bloeden als hij onvolledige of onjuiste informatie heeft gegeven. Dat wordt dus de lijn in het nieuwe recht.

Een derde relevante verandering betreft de zogenoemde directe actie: de mogelijkheid om schade direct bij de verzekeraar van de schadeveroorzakende partij te claimen. Die mogelijkheid is puur uit oogpunt van slachtofferbescherming ingevoerd. De verzekeringswereld heeft het lange tijd tegengehouden. Directe actie is wel beperkt tot letsel- en overlijdensschade. Een belangrijke regel is dat de aangesproken verzekeraar hetzelfde aan het slachtoffer mag tegenwerpen als aan zijn eigen verzekerde. Dus als bijvoorbeeld de premie niet betaald is kan dat een reden zijn om niet tot uitkering over te gaan. Algemener geformuleerd: de verzekeraar kan zich – voor zover de wet of de polisvoorwaarden daartoe de mogelijkheid bieden – beroepen op nietigheid, verweer of verval. Ook geldt de beperking dat de benadeelde alleen rechtstreekse betaling kan vorderen als de verzekerde de schade bij zijn verzekeraar heeft gemeld. Doet hij dat niet – bijvoorbeeld om dat hij bang is zijn no-claimkorting te verliezen of dat de verzekering zal worden opgezegd – dan kan de benadeelde alleen de verzekerde zelf aanspreken.

Het komt regelmatig voor dat hetzelfde belang door meer dan één polis tegen hetzelfde gevaar is verzekerd. Deze zogenoemde samenloop is in het nieuwe recht anders geregeld dan in het huidige. Nu geldt dat in een dergelijk geval de verzekering die het eerst is afgesloten voorgaat. Een belangrijke uitzondering op deze hoofdregel is de aansprakelijkheidsverzekering: in de rechtspraak is uitgemaakt dat de verzekerde daarvoor iedere verzekeraar, los van anciënniteit, kan aanspreken. In het nieuwe recht is deze uitzondering tot hoofdregel gepromoveerd. Bij dubbele verzekering kan de verzekerde iedere verzekeraar aanspreken voor de schade – los van de datum waarop de polis is afgesloten. De verzekerde heeft wel de plicht om de verzekeraar bij wie hij de schade claimt te informeren welke andere verzekeringen dezelfde schade dekken. Laat hij dat na, dan kan de verzekeraar de uitkering opschorten. Maar let op: de ene samenloop is de andere niet. Per geval kunnen andere voorwaarden gelden, afhankelijk van wat in de polis geregeld is.

Samengevat: de sterke positie die de verzekerde nu al heeft – de rechter staat bij de uitleg van polisbepalingen doorgaans aan zijn kant – blijft ook in het nieuwe recht bestaan. En op onderdelen wordt die zelfs nog sterker: er is (zij het op beperkt gebied) de mogelijkheid voor directe actie en de verzekeraars kunnen minder snel dan nu wegkomen met een beroep op ‘de kleine lettertjes’. Daar staat tegenover dat de positie van de verzekerde op specifieke onderdelen als partieel bedrog en verzwijging – dus als hij niet te goeder trouw is – duidelijk minder stevig is geworden.
 
 
*****************************************************************
Uitgave van De Leunstoel wordt mede mogelijk gemaakt door Hoorweg&Quint
organisatieadviseurs. Ga voor informatie over dat bureau naar: www.hoorweg-quint.nl .


© 2005 Henk Bergman meer Henk Bergman - meer "Recht en onrecht"
Bezigheden > Recht en onrecht
Het nieuwe verzekeringsrecht Henk Bergman
Bedriegen loont niet meer
 
 
Juridische molens malen langzaam. Maar eindelijk komt het er toch van. Meer dan 25 jaar is gewerkt aan het ‘nieuwe verzekeringsrecht’. Op 1 januari 2006 treedt het in werking. In één zin samengevat: de positie van de verzekerde wordt sterker én minder sterk.

Het verzekeringsrecht is voor een belangrijk deel geregeld in het uit 1838 daterende Wetboek van Koophandel. Geen wonder dus dat de bepalingen zijn verwoord in inmiddels sterk verouderd Nederlands. Aardig voorbeeldje: ‘Bijaldien de nietigheid van de overeenkomst, uit hoofde van list, bedrog of schelmerij van den verzekerde ontstaat, geniet de verzekeraar de premie, onverminderd de openbare regtsvordering, zoo daartoe gronden zijn’ (art. 282). Leuk om te lezen, maar om nou te zeggen dat het van deze tijd is: nee. Het betekent overigens niets anders dan dat de verzekeraar geen premie teruggeeft als de verzekerde de boel blijkt te hebben opgelicht en de overeenkomst tussen beide partijen daardoor nietig is geworden. Het verzekeringsrecht is van het Wetboek van Koophandel overgebracht naar de nieuwe titel 7.17 van het Burgerlijk Wetboek. De hele operatie is grotendeels een codificatie van de jurisprudentie in de afgelopen tientallen jaren. Met andere woorden: wat op grond van rechterlijke uitspraken al in de praktijk werd toegepast, is met ingang van 2006 in de wet opgenomen.

Een voorbeeld is de regeling over fraude (vaak in de vorm van zogenoemd partieel bedrog) bij een schademelding. Lange tijd nam de Raad van Toezicht Verzekeringen daarbij een consumentvriendelijk standpunt in. Claimde de verzekerde een te hoog schadebedrag dan behield hij toch een recht op vergoeding voor de werkelijk geleden schade. Later nuanceerde de Raad dat standpunt weer en kort geleden heeft de Hoge Raad die opvatting nog eens bevestigd. Kort en goed: in het nieuwe recht komt bij bedrog het recht op schadevergoeding te vervallen. Er kunnen overigens wel bijzondere omstandigheden zijn waardoor het recht op vergoeding toch blijft bestaan – uiteraard alleen voor terecht geclaimde schade. Bijvoorbeeld, bedrog dat betrekking heeft op een ander onderdeel van de verzekering. Je claimt op grond van je reisverzekering terecht medische kosten, maar je declareert tegelijk ook een dure zonnebril die je zogenaamd bij het ongeval bent verloren.

Ook rond verzwijging gelden aangepaste regels. Waar gaat het om? Bij het aangaan van een verzekering moet de verzekeraar in staat worden gesteld de verzekerbaarheid van het aangeboden risico te beoordelen. Voorwaarde is natuurlijk dat hij over alle relevante informatie beschikt. Stel je wilt een opstalverzekering afsluiten. Je woont naast een snackbar, maar dat feit meld je niet. Dan brandt op een kwade dag door blikseminslag je huis af. De verzekeraar komt erachter dat je verzwegen hebt dat je naast een snackbar woont en beroept zich op het feit dat je relevante informatie hebt verzwegen: een snackbar is immers een brandrisicoverhogende omstandigheid. Onder het huidige recht zou je in dat geval geen uitkering ontvangen – ook niet als de brand door een heel andere oorzaak zou ontstaan. In het nieuwe recht bestaat een subtielere regeling: alleen als er sprake is van samenhang tussen de schade en de omstandigheden die zijn verzwegen verspeel je in beginsel je recht op vergoeding. Brandt je huis af als gevolg van blikseminslag dan krijg je toch een volledige uitkering. Ook hier zijn bedrog en opzet natuurlijk uitgesloten.

Over ‘verzwijging’ kan gemakkelijk discussie tussen verzekeraar en verzekerde ontstaan. De verzekeraar zegt dat de verzekerde in gebreke is gebleven om informatie te geven, maar die stelt daar tegenover dat de verzekeraar hem nooit duidelijk naar dat bepaalde punt heeft gevraagd. Of dat de vragen onduidelijk waren, zodat makkelijk een misverstand kon ontstaan. Bij onduidelijkheid had de rechter lange tijd de neiging een voor de verzekerde gunstige uitleg te kiezen, zeker als het een particulier of een klein bedrijf betrof. Inmiddels krijgt de verzekerde in dit soort gevallen wat minder vaak gelijk. Wat onverlet laat dat de verzekeraar nog steeds alle moeite moet doen om de voor hem relevante informatie te achterhalen en de polisvoorwaarden zo moet formuleren dat misverstanden vrijwel uitgesloten zijn. Maar feit blijft dat de verzekeraar voor zijn informatie grotendeels afhankelijk is van wat de verzekerde bereid is hem te geven. Dat mag best een zwak punt van verzekeringsovereenkomsten genoemd worden. Het geeft wel aan waar het om gaat: vertrouwen staat voorop. Dan is het ook redelijk dat de verzekerde moet bloeden als hij onvolledige of onjuiste informatie heeft gegeven. Dat wordt dus de lijn in het nieuwe recht.

Een derde relevante verandering betreft de zogenoemde directe actie: de mogelijkheid om schade direct bij de verzekeraar van de schadeveroorzakende partij te claimen. Die mogelijkheid is puur uit oogpunt van slachtofferbescherming ingevoerd. De verzekeringswereld heeft het lange tijd tegengehouden. Directe actie is wel beperkt tot letsel- en overlijdensschade. Een belangrijke regel is dat de aangesproken verzekeraar hetzelfde aan het slachtoffer mag tegenwerpen als aan zijn eigen verzekerde. Dus als bijvoorbeeld de premie niet betaald is kan dat een reden zijn om niet tot uitkering over te gaan. Algemener geformuleerd: de verzekeraar kan zich – voor zover de wet of de polisvoorwaarden daartoe de mogelijkheid bieden – beroepen op nietigheid, verweer of verval. Ook geldt de beperking dat de benadeelde alleen rechtstreekse betaling kan vorderen als de verzekerde de schade bij zijn verzekeraar heeft gemeld. Doet hij dat niet – bijvoorbeeld om dat hij bang is zijn no-claimkorting te verliezen of dat de verzekering zal worden opgezegd – dan kan de benadeelde alleen de verzekerde zelf aanspreken.

Het komt regelmatig voor dat hetzelfde belang door meer dan één polis tegen hetzelfde gevaar is verzekerd. Deze zogenoemde samenloop is in het nieuwe recht anders geregeld dan in het huidige. Nu geldt dat in een dergelijk geval de verzekering die het eerst is afgesloten voorgaat. Een belangrijke uitzondering op deze hoofdregel is de aansprakelijkheidsverzekering: in de rechtspraak is uitgemaakt dat de verzekerde daarvoor iedere verzekeraar, los van anciënniteit, kan aanspreken. In het nieuwe recht is deze uitzondering tot hoofdregel gepromoveerd. Bij dubbele verzekering kan de verzekerde iedere verzekeraar aanspreken voor de schade – los van de datum waarop de polis is afgesloten. De verzekerde heeft wel de plicht om de verzekeraar bij wie hij de schade claimt te informeren welke andere verzekeringen dezelfde schade dekken. Laat hij dat na, dan kan de verzekeraar de uitkering opschorten. Maar let op: de ene samenloop is de andere niet. Per geval kunnen andere voorwaarden gelden, afhankelijk van wat in de polis geregeld is.

Samengevat: de sterke positie die de verzekerde nu al heeft – de rechter staat bij de uitleg van polisbepalingen doorgaans aan zijn kant – blijft ook in het nieuwe recht bestaan. En op onderdelen wordt die zelfs nog sterker: er is (zij het op beperkt gebied) de mogelijkheid voor directe actie en de verzekeraars kunnen minder snel dan nu wegkomen met een beroep op ‘de kleine lettertjes’. Daar staat tegenover dat de positie van de verzekerde op specifieke onderdelen als partieel bedrog en verzwijging – dus als hij niet te goeder trouw is – duidelijk minder stevig is geworden.
 
 
*****************************************************************
Uitgave van De Leunstoel wordt mede mogelijk gemaakt door Hoorweg&Quint
organisatieadviseurs. Ga voor informatie over dat bureau naar: www.hoorweg-quint.nl .
© 2005 Henk Bergman
powered by CJ2