archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
Nummer 15 Jaargang 1 10 juni 2004 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Beschouwingen > Bij ons in de straat | ||||
Daar gaan ze | Marcel Duyvestijn | |||
Daar liepen ze. Over de Koninginneweg. Zij in het rood, hij in het grijs. Er hing een aura om hen heen dat ze onschendbaar maakte. Achter hen een groepje mensen dat er achteraan probeerde te hobbelen. Dit stel mensen werd aangespoord door een druk om zich heen kijkende jongeman. Hij had graag gezien dat het gat tussen de twee mensen voorop, die met dat roze aura en de groep kleiner werd. De ene keer dwong hij het tweetal te stoppen ("even op Oma wachten, die is niet zo snel ter been.") en het andere moment riep hij de groep op om door te lopen. "Hup-hup." Hij had het er maar moeilijk mee. Het was een huwelijk. Zij droeg rozen met lange linten. Hij glimlachte zo erg dat hij bijna dreigde uit te scheuren. Ze hoorden bij elkaar. Het klinkt pathetisch, maar dat zag je. Je voelde het aan de wolken die nieuwsgierig overwaaiden en je rook het aan het bruidsboeket dat vergroeid leek met haar handen. Aan alles merkte je dat ze in elkaar wilden verdwijnen. Eigenlijk wilden ze niet trouwen. Eigenlijk wilden ze gewoon met de tram mee naar God-weet-waar . Geen verplichting. Geen ja-woord. Dan zouden ze de hele dag met elkaar kunnen zijn. Dan zou God ze in de echt verbinden. Op het pleintje voor het stadsdeelkantoor op de Koninginneweg nummer 1, in de hoek bij het Vondelpark, liep de ceremoniemeester zenuwachtig heen en weer. Hij duwde het bruidspaar eerst naar binnen, maar trok ze later weer naar buiten omdat eerst de gasten naar binnen moesten. Hij krabbelde op zijn achterhoofd, bladerde in zijn boekje, keek op zijn horloge en stond te wijzen en te roepen. Hij was de verkeersagent van het huwelijk. Het paar oogde rustig. Ze wisten wat ze gingen zeggen en die wetenschap gaf wellicht vertrouwen. Er stond een moslima met een hoofddoek naast hen, van half hun lengte. Ze had een grijs pak aan en sprak met het paar. Ze shuffelde met papieren en legde een hand op haar buik, alsof ze gespannen was en daar het epicentrum lag van al haar zorgen. Zij was de ambtenaar van de burgerlijke stand. Toen kwam de joviale bode. Met een verhaal waar niemand op zat wachten, loodste hij het paar naar binnen. Ze zagen er sterk uit. Zij, met z'n tweeën. Eigenlijk waren ze al één. Ze gingen zich goed houden, niet door emoties laten overvallen. Ik heb ja gezegd. En zij ook. |
||||
© 2004 Marcel Duyvestijn | ||||
powered by CJ2 |