archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 3
Jaargang 19
18 november 2021
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
De hagepreken van Rob Bijlsma Willem Minderhout

1903VG Bijlsma
Bij de NJN, de Nederlands Jeugdbond voor Natuurstudie, behoorde ik tot ‘de vogelaars’ van de VWG, de vogelwerkgroep. VWG’ers hadden er schik in om er, weer of geen weer, op uit te trekken om vogels te observeren. Grosso modo waren er twee soorten vogelaars: de soortenjagers en de onderzoekers. Op soortenjagers, die er naar streefden om bij elke vogel in hun ‘Kist’ ('Petersons Vogelgids van alle Europese vogels', vertaald door J. Kist. Wie een andere vogelgids had was een deerniswekkende amateur) een krulletje te kunnen zetten, keken wij neer. Natuurlijk gingen we uit ons dak als we iets bijzonders zagen vliegen – ik herinner mij een slangenarend op Schiermonnikoog – maar bovenal waren wij onderzoekers.

Wat onderzochten wij dan allemaal? We sloten ons bijvoorbeeld op in een observatiehut op het wad van waaruit we, tot de vloed weer opkwam, om het kwartier alle vogels telden en hun activiteit in kaart brachten. Of we lagen op onze buik in de bevroren modder de activiteiten van een groep kleine zwanen te bekijken in een Walcherse polder.  Vogels doen over het algemeen maar vier dingen: eten, slapen, de veren poetsen of waken. Dat maten we dan. De melding ‘bontje foer’ betekende dat we een turf bij de categorie ‘etende bonte strandlopers’ zetten, etc.

Duizenden van dit soort protocollen moeten er gemaakt zijn. Ik heb echter geen idee of en, zo ja, hoe, deze data hebben bijgedragen aan de wetenschap der ornithologie. Veel van mijn mede-NJN’ers hebben zich echter op deze manier ontwikkeld tot vaardige biologen, natuurbeschermers en wat dies meer zij. 

Eén van die jeugdbonders die zich tot een groot veldbioloog heeft ontwikkeld is Rob Bijlsma. Ik vermoed, maar dat weet ik niet zeker, dat ik hem in mijn vogelende tienerjaren wel eens ben tegengekomen. Rob was weliswaar geen NJN’er, maar een CJN’er en geen Zeeuw maar een Gelderlander maar onze gezamenlijke passie bracht de jeugdbonders van alle gezindten vanuit heel Nederland bijeen.

De natuurminnende jeugdbonden waren namelijk ook sterk verzuilde mini-organisaties want naast de NJN (zo'n 1500 leden in heel Nederland in de jaren zeventig, hoor ik van oud-bestuurslid Martijn de Jonge) bestonden er ook een nog kleinere Christelijke (CJN) en Katholieke (KJN) variant. Op Walcheren bevond zich naast onze NJN-afdeling ook een actieve afdeling van de CJN. We organiseerden wel eens kampjes samen. De CJN organiseerde zijn excursies op zaterdag en wij op zondag. Als je zin had kon je dus op zaterdag met CJN’ers op pad en de meer rekkelijke CJN’ers sloten zich op zondag wel eens bij ons aan. 

Rob, één van de grootste roofvogelkenners van Nederland, is vooral bekend door zijn dwarse visie op de natuurbescherming in Nederland die hij niet1903VG Bijlsma onder stoelen of banken steekt. Voorlopig hoogtepunt is het boek ‘Kerken van goud, dominees van hout’ waarin hij zijn hagepreken tegen ‘de verwording van de Nederlandse natuurbescherming’ gebundeld heeft. Uit de titel blijkt zijn streng Christelijke achtergrond. Het is een uitspraak van zijn moeder die daarmee bedoelde dat hoe rijker en machtiger de kerk was, hoe schraler en ongeïnspireerder de voorgangers werden. Bijlsma vindt dat deze uitspraak ook opgaat voor de georganiseerde natuurbescherming in Nederland waar geïnspireerde idealisten vervangen zijn door bureaucraten met te grote budgetten.

Bijlsma illustreert dat met opmerkelijk empirisch materiaal. Hij is data blijven verzamelen en niet alleen van ‘pittende, foeragerende, poetsende of wakende’ vogels, maar van zowat alles wat tel- of meetbaar is. Tot de buikomvang van de boswachters aan toe. 

In het hoofdstuk ‘abdominaal profiel van de boswachter’ illustreert hij de evolutie van de boswachter van een natuurkenner die zijn tijd zwervend door het bos doorbracht tot een vergadertijger die het bos alleen nog door het raampje van zijn dienstauto bekijkt. Deze evolutie vertaalt zich in een aanzienlijke toename van des boswachters ‘abdominaal profiel’, oftewel zijn buikomvang. Bijlsma heeft zijn waarnemingen van de groeiende buikomvang in een illustratieve grafiek vertaald. Ook houdt hij tijdens waarnemingen van loslopende boswachters de afstand tot hun auto bij. Deze afstand is in de loop der jaren aanmerkelijk afgenomen.

Bijlsma’s remedie tegen het uitbuikende boswachterdom is radicaal: "Ontsla minstens driekwart van het personeel van de natuurbeschermingsorganisaties, onder wie alle managers, cluster- en teamhoofden, projectleider, nepecologen en voorlichters en verlaag alle salarissen". Verder eist hij dat de natuurbeschermingsorganisaties voortaan ‘weigeren mee te werken aan overheidsonzin.’ Hij vermoedt dat deze ingreep een ‘minieme kans van slagen’ heeft, maar hij heeft dan ook nooit een ‘cursus polderen’ gevolgd.

Ik voelde mij door deze filippica’s nogal aangesproken. Als Statenlid met ‘natuur in zijn portefeuille’ behoor ik zelf ook tot de ‘pratende hoofden’, een andere categorie waar Bijlsma zich over opwindt. Bovendien is mijn abdominaal profiel in de loop der jaren ook aanmerkelijk toegenomen. Wat er volgens hem allemaal mis is met het natuurbeheer in Nederland en wat er volgens hem moet gebeuren om dat op te lossen is dermate veelomvattend dat ik daar op terugkom in een volgend nummer van De Leunstoel.

Bijlsma, R. (2021). Kerken van goud, dominees van hout. (1ste ed.). Atlas Contact.

----------
Henk Klaren tekende Rob Bijlsma.


© 2021 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
De hagepreken van Rob Bijlsma Willem Minderhout
1903VG Bijlsma
Bij de NJN, de Nederlands Jeugdbond voor Natuurstudie, behoorde ik tot ‘de vogelaars’ van de VWG, de vogelwerkgroep. VWG’ers hadden er schik in om er, weer of geen weer, op uit te trekken om vogels te observeren. Grosso modo waren er twee soorten vogelaars: de soortenjagers en de onderzoekers. Op soortenjagers, die er naar streefden om bij elke vogel in hun ‘Kist’ ('Petersons Vogelgids van alle Europese vogels', vertaald door J. Kist. Wie een andere vogelgids had was een deerniswekkende amateur) een krulletje te kunnen zetten, keken wij neer. Natuurlijk gingen we uit ons dak als we iets bijzonders zagen vliegen – ik herinner mij een slangenarend op Schiermonnikoog – maar bovenal waren wij onderzoekers.

Wat onderzochten wij dan allemaal? We sloten ons bijvoorbeeld op in een observatiehut op het wad van waaruit we, tot de vloed weer opkwam, om het kwartier alle vogels telden en hun activiteit in kaart brachten. Of we lagen op onze buik in de bevroren modder de activiteiten van een groep kleine zwanen te bekijken in een Walcherse polder.  Vogels doen over het algemeen maar vier dingen: eten, slapen, de veren poetsen of waken. Dat maten we dan. De melding ‘bontje foer’ betekende dat we een turf bij de categorie ‘etende bonte strandlopers’ zetten, etc.

Duizenden van dit soort protocollen moeten er gemaakt zijn. Ik heb echter geen idee of en, zo ja, hoe, deze data hebben bijgedragen aan de wetenschap der ornithologie. Veel van mijn mede-NJN’ers hebben zich echter op deze manier ontwikkeld tot vaardige biologen, natuurbeschermers en wat dies meer zij. 

Eén van die jeugdbonders die zich tot een groot veldbioloog heeft ontwikkeld is Rob Bijlsma. Ik vermoed, maar dat weet ik niet zeker, dat ik hem in mijn vogelende tienerjaren wel eens ben tegengekomen. Rob was weliswaar geen NJN’er, maar een CJN’er en geen Zeeuw maar een Gelderlander maar onze gezamenlijke passie bracht de jeugdbonders van alle gezindten vanuit heel Nederland bijeen.

De natuurminnende jeugdbonden waren namelijk ook sterk verzuilde mini-organisaties want naast de NJN (zo'n 1500 leden in heel Nederland in de jaren zeventig, hoor ik van oud-bestuurslid Martijn de Jonge) bestonden er ook een nog kleinere Christelijke (CJN) en Katholieke (KJN) variant. Op Walcheren bevond zich naast onze NJN-afdeling ook een actieve afdeling van de CJN. We organiseerden wel eens kampjes samen. De CJN organiseerde zijn excursies op zaterdag en wij op zondag. Als je zin had kon je dus op zaterdag met CJN’ers op pad en de meer rekkelijke CJN’ers sloten zich op zondag wel eens bij ons aan. 

Rob, één van de grootste roofvogelkenners van Nederland, is vooral bekend door zijn dwarse visie op de natuurbescherming in Nederland die hij niet1903VG Bijlsma onder stoelen of banken steekt. Voorlopig hoogtepunt is het boek ‘Kerken van goud, dominees van hout’ waarin hij zijn hagepreken tegen ‘de verwording van de Nederlandse natuurbescherming’ gebundeld heeft. Uit de titel blijkt zijn streng Christelijke achtergrond. Het is een uitspraak van zijn moeder die daarmee bedoelde dat hoe rijker en machtiger de kerk was, hoe schraler en ongeïnspireerder de voorgangers werden. Bijlsma vindt dat deze uitspraak ook opgaat voor de georganiseerde natuurbescherming in Nederland waar geïnspireerde idealisten vervangen zijn door bureaucraten met te grote budgetten.

Bijlsma illustreert dat met opmerkelijk empirisch materiaal. Hij is data blijven verzamelen en niet alleen van ‘pittende, foeragerende, poetsende of wakende’ vogels, maar van zowat alles wat tel- of meetbaar is. Tot de buikomvang van de boswachters aan toe. 

In het hoofdstuk ‘abdominaal profiel van de boswachter’ illustreert hij de evolutie van de boswachter van een natuurkenner die zijn tijd zwervend door het bos doorbracht tot een vergadertijger die het bos alleen nog door het raampje van zijn dienstauto bekijkt. Deze evolutie vertaalt zich in een aanzienlijke toename van des boswachters ‘abdominaal profiel’, oftewel zijn buikomvang. Bijlsma heeft zijn waarnemingen van de groeiende buikomvang in een illustratieve grafiek vertaald. Ook houdt hij tijdens waarnemingen van loslopende boswachters de afstand tot hun auto bij. Deze afstand is in de loop der jaren aanmerkelijk afgenomen.

Bijlsma’s remedie tegen het uitbuikende boswachterdom is radicaal: "Ontsla minstens driekwart van het personeel van de natuurbeschermingsorganisaties, onder wie alle managers, cluster- en teamhoofden, projectleider, nepecologen en voorlichters en verlaag alle salarissen". Verder eist hij dat de natuurbeschermingsorganisaties voortaan ‘weigeren mee te werken aan overheidsonzin.’ Hij vermoedt dat deze ingreep een ‘minieme kans van slagen’ heeft, maar hij heeft dan ook nooit een ‘cursus polderen’ gevolgd.

Ik voelde mij door deze filippica’s nogal aangesproken. Als Statenlid met ‘natuur in zijn portefeuille’ behoor ik zelf ook tot de ‘pratende hoofden’, een andere categorie waar Bijlsma zich over opwindt. Bovendien is mijn abdominaal profiel in de loop der jaren ook aanmerkelijk toegenomen. Wat er volgens hem allemaal mis is met het natuurbeheer in Nederland en wat er volgens hem moet gebeuren om dat op te lossen is dermate veelomvattend dat ik daar op terugkom in een volgend nummer van De Leunstoel.

Bijlsma, R. (2021). Kerken van goud, dominees van hout. (1ste ed.). Atlas Contact.

----------
Henk Klaren tekende Rob Bijlsma.
© 2021 Willem Minderhout
powered by CJ2