archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 17
Jaargang 2
14 juli 2005
Beschouwingen > Bij ons in de straat delen printen terug
Oliebol en de geplastificeerde planken Marcel Duyvestijn

‘Ga je verhuizen?’
‘Ja.’

De conversatie die ik met Oliebolletje, mijn buurman, voerde, duurde kort en was op het eerste gezicht niet shockerend. Ik kwam de deur uit, pakte mijn fiets en kon niet om een bepaalde begroeting heen. Oliebolletje stond een kastje in zijn auto te laden en dus vroeg ik maar of hij ging verhuizen. Een korte, als grap bedoelde zin. Ik had ook kunnen zeggen: bent u homo? Of: Draagt u wel eens een string? Maar aangezien ik met mijn buurman zelden of nooit een woord wissel, leken me dit niet de juiste vragen. Dus dan maar iets basaals. Oliebolletje mompelde nog iets over een kastje en ik fietste de straat uit. Tevreden dat Oliebol en ik sinds de winter weer woorden hadden gewisseld.

Twee dagen later staat Oliebol in dezelfde pose in zijn kofferbak te graaien. Weer met die geruite deken. Weer met plankjes van spaanplaat die geplastificeerd waren. Hij schuift, hij past en hij meet. Het past allemaal maar net.

‘Oliebol is weer met een kastje bezig,’ schreeuwde ik naar mijn vrouw.
‘Ga even vragen waar dat voor nodig is,’ sneerde ze vanuit de keuken.

Een nieuwe kledingkast. Dat vermoedde ik. Haarlem heeft nu ook een IKEA en Oliebol heeft daar een nieuwe Hensvik of Leksvik gekocht, zo’n grote, met van die handige grote lades. De oude wordt nu in delen afgevoerd. Ik was weer tevreden. Maar toen ik Oliebolletje twee dagen daarna weer in de weer zag met diezelfde0217 Verhuizen? geplastificeerde planken kon dat geen hangkast meer zijn die gesloopt was. Sterker nog: er stond een busje voor de deur waar dozen ingestopt werden, een zonnescherm, een kooi en nog meer planken.

De telefoon ging toen ik achter het gordijn naar buiten stond te kijken. Ik schrok, want ik voelde me betrapt. Ik zat namelijk de verhuizende Oliebolletje te begluren.

‘Lieverd, mag ik je zo even terugbellen. Oliebol is aan het verhuizen,’ fluisterde ik
‘Hoezo?’
‘Hij heeft een busje en daar stopt hij spullen in.’
‘En jij staat nu een beetje te gluren achter het gordijn.’
‘Hoe weet jij dat?’
‘Omdat ik je ken.’

Ze had gelijk. We woonden nu een half jaar in ons huisje in Haarlem en ik kon nog steeds niet wennen aan het idee dat je de perikelen van de straat dagelijks kon volgen. Het was een soort bioscoop. En ik was Philip Bloemendaal van het Polygoonjournaal die regelmatig door de microfoon riep dat die blinde buurvrouw zwanger was, dat de buren van twee huizen verder een snelle auto hadden gekocht, terwijl de buurman van links in een mitella liep, terwijl zijn auto een flinke deuk had opgelopen (daar bleek later geen causaal verband tussen te zitten).

Alle verhalen hebben een open eind. Ik zie en ik noteer. Ik hoor bijna nooit of mijn waarnemingen kloppen. Dus of Oliebolletje daadwerkelijk verhuisd is, kan ik pas na de zomer vertellen.


© 2005 Marcel Duyvestijn meer Marcel Duyvestijn - meer "Bij ons in de straat" -
Beschouwingen > Bij ons in de straat
Oliebol en de geplastificeerde planken Marcel Duyvestijn
‘Ga je verhuizen?’
‘Ja.’

De conversatie die ik met Oliebolletje, mijn buurman, voerde, duurde kort en was op het eerste gezicht niet shockerend. Ik kwam de deur uit, pakte mijn fiets en kon niet om een bepaalde begroeting heen. Oliebolletje stond een kastje in zijn auto te laden en dus vroeg ik maar of hij ging verhuizen. Een korte, als grap bedoelde zin. Ik had ook kunnen zeggen: bent u homo? Of: Draagt u wel eens een string? Maar aangezien ik met mijn buurman zelden of nooit een woord wissel, leken me dit niet de juiste vragen. Dus dan maar iets basaals. Oliebolletje mompelde nog iets over een kastje en ik fietste de straat uit. Tevreden dat Oliebol en ik sinds de winter weer woorden hadden gewisseld.

Twee dagen later staat Oliebol in dezelfde pose in zijn kofferbak te graaien. Weer met die geruite deken. Weer met plankjes van spaanplaat die geplastificeerd waren. Hij schuift, hij past en hij meet. Het past allemaal maar net.

‘Oliebol is weer met een kastje bezig,’ schreeuwde ik naar mijn vrouw.
‘Ga even vragen waar dat voor nodig is,’ sneerde ze vanuit de keuken.

Een nieuwe kledingkast. Dat vermoedde ik. Haarlem heeft nu ook een IKEA en Oliebol heeft daar een nieuwe Hensvik of Leksvik gekocht, zo’n grote, met van die handige grote lades. De oude wordt nu in delen afgevoerd. Ik was weer tevreden. Maar toen ik Oliebolletje twee dagen daarna weer in de weer zag met diezelfde0217 Verhuizen? geplastificeerde planken kon dat geen hangkast meer zijn die gesloopt was. Sterker nog: er stond een busje voor de deur waar dozen ingestopt werden, een zonnescherm, een kooi en nog meer planken.

De telefoon ging toen ik achter het gordijn naar buiten stond te kijken. Ik schrok, want ik voelde me betrapt. Ik zat namelijk de verhuizende Oliebolletje te begluren.

‘Lieverd, mag ik je zo even terugbellen. Oliebol is aan het verhuizen,’ fluisterde ik
‘Hoezo?’
‘Hij heeft een busje en daar stopt hij spullen in.’
‘En jij staat nu een beetje te gluren achter het gordijn.’
‘Hoe weet jij dat?’
‘Omdat ik je ken.’

Ze had gelijk. We woonden nu een half jaar in ons huisje in Haarlem en ik kon nog steeds niet wennen aan het idee dat je de perikelen van de straat dagelijks kon volgen. Het was een soort bioscoop. En ik was Philip Bloemendaal van het Polygoonjournaal die regelmatig door de microfoon riep dat die blinde buurvrouw zwanger was, dat de buren van twee huizen verder een snelle auto hadden gekocht, terwijl de buurman van links in een mitella liep, terwijl zijn auto een flinke deuk had opgelopen (daar bleek later geen causaal verband tussen te zitten).

Alle verhalen hebben een open eind. Ik zie en ik noteer. Ik hoor bijna nooit of mijn waarnemingen kloppen. Dus of Oliebolletje daadwerkelijk verhuisd is, kan ik pas na de zomer vertellen.
© 2005 Marcel Duyvestijn
powered by CJ2