archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 13
Jaargang 18
29 april 2021
Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Midvoor en scheidsrechter tegelijk Paul Bordewijk

1813BZ MidvoorEen van de evergreens in de discussie over het lokaal bestuur is de positie en de verkiezingswijze van de burgemeester. Lang bepaalde de Grondwet dat de burgemeester benoemd werd door de regering, maar in de loop van de tijd kreeg de gemeenteraad daar meer invloed op en tegenwoordig volgt de regering haast altijd de aanbeveling door de gemeenteraad. Intussen is de Grondwet gewijzigd, wat de mogelijkheid geeft de burgemeester formeel door de raad te laten kiezen. Dat zou de logische consequentie zijn van art. 125 van de Grondwet, dat onder meer voorschrijft dat aan het hoofd van de gemeente de gemeenteraad staat. Maar er zijn ook veel voorstanders van een rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester.

In beide gevallen moet je je afvragen wat de verhouding is van de burgemeester tot de gemeenteraad en tot de wethouders. Daarbij speelt ook een rol dat de burgemeester steeds meer bevoegdheden krijgt. Naast voorzitter van het college van Burgemeester en Wethouders heeft hij ook eigen bevoegdheden op het terrein van de openbare orde, zoals het sluiten van cafés.
Daarbij hanteert hij bestuursrechtelijke bevoegdheden waarbij de burger aanzienlijk minder beschermd is dan in het strafrecht. Dat maakt het vaak aantrekkelijk om bijvoorbeeld in de strijd tegen ondermijning voor bestuursrechtelijke instrumenten te kiezen, waarbij je je kunt afvragen hoe rechtstatelijk dat allemaal is.

Met de Coronacrisis zien we ook de veiligheidsregio’s optreden, waar de burgemeester lid of voorzitter van is en in het laatste geval ook een stem heeft in het landelijke coronabeleid. En dan heeft de burgemeester een belangrijke representatieve taak – die in gewicht toeneemt naarmate er steeds meer honderdjarigen en zeventig jaar getrouwden komen. Veel burgemeesters worden ook als lobbyist ingehuurd: ze moeten ‘de weg in Den Haag kennen’.
In de Volkskrant van 25 februari j.l. vroegen vijf academici, die zich als hoogleraar of universitair hoofddocent bezig houden met het lokaal bestuur, zich af of het allemaal niet wat veel werd, maar dat werd door de burgemeesters onmiddellijk tegengesproken. Het gaat er daarbij echter niet alleen om of al die taken bij elkaar niet te veel tijd kosten, maar ook of ze inhoudelijk wel te combineren zijn.

Dat geldt in het bijzonder voor het combineren van het voorzitterschap van raad en college. Om in voetbaltermen te spreken: dat is net zoiets als een midvoor die tegelijkertijd scheidsrechter is. Als voorzitter van de raad moet de burgemeester boven de partijen staan, maar als voorzitter van B&W vertegenwoordigt hij de coalitie, ook wanneer zijn eigen partij daar geen deel van uitmaakt. Stel je voor: na de Tweede-Kamer verkiezingen gaat de VVD in de oppositie, maar Rutte blijft gewoon minister-president omdat zijn termijn nog niet verstreken is.

Er moet een keuze worden gemaakt: of de burgemeester is een onafhankelijke figuur, die boven de partijen staat, of de burgemeester is de politieke leider van de coalitie. De eerste optie past bij de huidige wijze van verkiezen, door de gemeenteraad, maar op een ander moment dan waarop de wethouders worden gekozen. Het maakt dan geen deel uit van de coalitie-onderhandelingen en de burgemeester kan allerlei taken vervullen die geen politieke sturing vereisen of waarbij die sturing juist ongewenst is, zoals op het terrein van de openbare orde en de bewaking van de integriteit. Bij de benoeming van rechters en officieren van justitie speelt hun politieke kleur ook geen rol.

Consequentie daarvan is wel dat de burgemeester geen lid of voorzitter van het college kan zijn, maar dat het voorzitterschap van het college wordt overgelaten aan een van wethouders, aan te wijzen in het kader van de college-onderhandelingen, zoals dat nu ook gebeurt bij de aanwijzing van de loco-burgemeester. Alternatief is dat de burgemeester de politieke leider van het college is, zoals in veel landen gebruikelijk. Dan moet iemand anders de vergaderingen van de gemeenteraad voorzitten. De aanwijzing van de burgemeester is dan onderdeel van de collegevorming (die dan die naam terecht draagt) of gebeurt door de bevolking.

In het eerste geval is er sprake van collegiaal bestuur. De door de bevolking gekozen burgemeester verdraagt zich echter slecht met wethouders die door de raad zijn gekozen, maar eerder met een systeem waarbij de burgemeester de wethouders aanwijst, die dan feitelijk zijn assistenten zijn. Denk aan de ministers in Amerika. Niet voor niets heten wethouders in Frankrijk adjoints, in Duitsland Beigeordneten en in Italië assessori. Er is dan eenhoofdig bestuur.

Bij een burgemeester met een sterk politiek profiel is het de vraag of het wel zo goed is dat hij openbare-orde bevoegdheden heeft zoals het sluiten van cafés. Er kunnen dan gemakkelijk types als Richard de Mos en Jos van Rey burgemeester worden en dan is het beter als iemand anders de integriteit bewaakt. Dat zou ook de Commissaris des Konings kunnen zijn, terwijl openbare-orde taken beter vervuld kunnen worden door het Openbaar Ministerie. Er is toch al een neiging het strafrecht door het bestuursrecht te vervangen, omdat het bestuursrecht vaak een krachtiger middel is omdat het de burger minder beschermt.

Hoe dan ook, dit zijn dilemma’s waar eerst over gepraat moet worden voordat in een nieuwe Gemeentewet de benoeming van de Burgemeester wordt geregeld.

------
Het plaatje is van Petra Busstra
Meer informatie: www.petrabusstra.com

© 2021 Paul Bordewijk meer Paul Bordewijk - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
Midvoor en scheidsrechter tegelijk Paul Bordewijk
1813BZ MidvoorEen van de evergreens in de discussie over het lokaal bestuur is de positie en de verkiezingswijze van de burgemeester. Lang bepaalde de Grondwet dat de burgemeester benoemd werd door de regering, maar in de loop van de tijd kreeg de gemeenteraad daar meer invloed op en tegenwoordig volgt de regering haast altijd de aanbeveling door de gemeenteraad. Intussen is de Grondwet gewijzigd, wat de mogelijkheid geeft de burgemeester formeel door de raad te laten kiezen. Dat zou de logische consequentie zijn van art. 125 van de Grondwet, dat onder meer voorschrijft dat aan het hoofd van de gemeente de gemeenteraad staat. Maar er zijn ook veel voorstanders van een rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester.

In beide gevallen moet je je afvragen wat de verhouding is van de burgemeester tot de gemeenteraad en tot de wethouders. Daarbij speelt ook een rol dat de burgemeester steeds meer bevoegdheden krijgt. Naast voorzitter van het college van Burgemeester en Wethouders heeft hij ook eigen bevoegdheden op het terrein van de openbare orde, zoals het sluiten van cafés.
Daarbij hanteert hij bestuursrechtelijke bevoegdheden waarbij de burger aanzienlijk minder beschermd is dan in het strafrecht. Dat maakt het vaak aantrekkelijk om bijvoorbeeld in de strijd tegen ondermijning voor bestuursrechtelijke instrumenten te kiezen, waarbij je je kunt afvragen hoe rechtstatelijk dat allemaal is.

Met de Coronacrisis zien we ook de veiligheidsregio’s optreden, waar de burgemeester lid of voorzitter van is en in het laatste geval ook een stem heeft in het landelijke coronabeleid. En dan heeft de burgemeester een belangrijke representatieve taak – die in gewicht toeneemt naarmate er steeds meer honderdjarigen en zeventig jaar getrouwden komen. Veel burgemeesters worden ook als lobbyist ingehuurd: ze moeten ‘de weg in Den Haag kennen’.
In de Volkskrant van 25 februari j.l. vroegen vijf academici, die zich als hoogleraar of universitair hoofddocent bezig houden met het lokaal bestuur, zich af of het allemaal niet wat veel werd, maar dat werd door de burgemeesters onmiddellijk tegengesproken. Het gaat er daarbij echter niet alleen om of al die taken bij elkaar niet te veel tijd kosten, maar ook of ze inhoudelijk wel te combineren zijn.

Dat geldt in het bijzonder voor het combineren van het voorzitterschap van raad en college. Om in voetbaltermen te spreken: dat is net zoiets als een midvoor die tegelijkertijd scheidsrechter is. Als voorzitter van de raad moet de burgemeester boven de partijen staan, maar als voorzitter van B&W vertegenwoordigt hij de coalitie, ook wanneer zijn eigen partij daar geen deel van uitmaakt. Stel je voor: na de Tweede-Kamer verkiezingen gaat de VVD in de oppositie, maar Rutte blijft gewoon minister-president omdat zijn termijn nog niet verstreken is.

Er moet een keuze worden gemaakt: of de burgemeester is een onafhankelijke figuur, die boven de partijen staat, of de burgemeester is de politieke leider van de coalitie. De eerste optie past bij de huidige wijze van verkiezen, door de gemeenteraad, maar op een ander moment dan waarop de wethouders worden gekozen. Het maakt dan geen deel uit van de coalitie-onderhandelingen en de burgemeester kan allerlei taken vervullen die geen politieke sturing vereisen of waarbij die sturing juist ongewenst is, zoals op het terrein van de openbare orde en de bewaking van de integriteit. Bij de benoeming van rechters en officieren van justitie speelt hun politieke kleur ook geen rol.

Consequentie daarvan is wel dat de burgemeester geen lid of voorzitter van het college kan zijn, maar dat het voorzitterschap van het college wordt overgelaten aan een van wethouders, aan te wijzen in het kader van de college-onderhandelingen, zoals dat nu ook gebeurt bij de aanwijzing van de loco-burgemeester. Alternatief is dat de burgemeester de politieke leider van het college is, zoals in veel landen gebruikelijk. Dan moet iemand anders de vergaderingen van de gemeenteraad voorzitten. De aanwijzing van de burgemeester is dan onderdeel van de collegevorming (die dan die naam terecht draagt) of gebeurt door de bevolking.

In het eerste geval is er sprake van collegiaal bestuur. De door de bevolking gekozen burgemeester verdraagt zich echter slecht met wethouders die door de raad zijn gekozen, maar eerder met een systeem waarbij de burgemeester de wethouders aanwijst, die dan feitelijk zijn assistenten zijn. Denk aan de ministers in Amerika. Niet voor niets heten wethouders in Frankrijk adjoints, in Duitsland Beigeordneten en in Italië assessori. Er is dan eenhoofdig bestuur.

Bij een burgemeester met een sterk politiek profiel is het de vraag of het wel zo goed is dat hij openbare-orde bevoegdheden heeft zoals het sluiten van cafés. Er kunnen dan gemakkelijk types als Richard de Mos en Jos van Rey burgemeester worden en dan is het beter als iemand anders de integriteit bewaakt. Dat zou ook de Commissaris des Konings kunnen zijn, terwijl openbare-orde taken beter vervuld kunnen worden door het Openbaar Ministerie. Er is toch al een neiging het strafrecht door het bestuursrecht te vervangen, omdat het bestuursrecht vaak een krachtiger middel is omdat het de burger minder beschermt.

Hoe dan ook, dit zijn dilemma’s waar eerst over gepraat moet worden voordat in een nieuwe Gemeentewet de benoeming van de Burgemeester wordt geregeld.

------
Het plaatje is van Petra Busstra
Meer informatie: www.petrabusstra.com
© 2021 Paul Bordewijk
powered by CJ2