archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 16
Jaargang 2
30 juni 2005
Vermaak en Genot > Naar de film delen printen terug
Vreemdgaan in Alphen aan de Rijn Hans Knegtmans

0216 Alphen
Soms duurt het een tijd voordat een volkomen vanzelfsprekend inzicht zich eindelijk openbaart. Toen ik aan mijn Leunstoelstukjes begon, leek het me belangrijk om de filmbesprekingen zo snel mogelijk na het uitkomen van de desbetreffende film te publiceren. Het liefst op de dag van de première zelf, als in een echte krant.
Dat slaat nergens op, heb ik inmiddels bedacht. Alsof mijn lezers zich nog dezelfde avond naar het filmhuis in Amsterdam, Rotterdam of Den Haag zouden haasten om dit meesterwerk maar niet te missen.

In het filmhuiscircuit, waar de films die ik interessant vind meestal te vinden zijn, gelden andere wetmatigheden dan in het commerciële circuit. Het belangrijkste verschil – met verregaande consequenties – is het aantal kopieën waarin een film wordt uitgebracht. Een Hollywoodhit gaat in minstens 80 zalen in première. Madagascar draait op dit moment in meer dan 100 zalen. Van Best tot Beverwijk, van Doetinchem tot Drachten, van Kaatsheuvel tot Klazienaveen, je kunt het zo gek niet bedenken of ze hebben Madagascar op het programma. Maar over vier maanden is hij nergens meer te vinden.

Van de typische filmhuisfilm bestaan hooguit acht kopieën. Die film doet de vier grote steden aan, aangevuld met Nijmegen, Groningen, Tilburg of plaatsen van vergelijkbare omvang. Een half jaar later wordt hij nog steeds vertoond, maar nu in filmhuizen in de meest onwaarschijnlijke gehuchten. Het streven naar actualiteit van mijn besprekingen heeft dus als enige voordeel dat ik dan alle potentiële belangstellenden in Nederland tijdig bereik, in plaats van ‘slechts’ 80%. Dat is een megalomane doelstelling.
Daarom schrijf ik vandaag over We Don’t Live Here Anymore. Dit oudje werd reeds op 31 maart uitgebracht, maar so what? De afgelopen week draaide hij op vier avonden in het Parkfilmhuis in Alphen aan de Rijn. Ik kwam er op de laatste vertoningsavond dinsdag, niet direct een dag dat de bioscopen uitpuilen – maar zelfs toen was er nog een zeer redelijke opkomst van 21 bezoekers.

Coördinator Ellie Lelie bevestigt dat nieuwsgierigheid naar de allerlaatste arthouseproductie niet het belangrijkste kenmerk van haar bezoekers is.“We bedienen vooral een iets ouder publiek. Mensen die uiteraard voor de film komen, maar daarnaast ook voor de sfeer, de entourage.” Die schrijven dus niet op donderdag de filmpremières van die week in hun agenda met de aanvangstijden in Rotterdam of Utrecht. “Vaak horen we dat mensen wachten tot een bepaalde film bij ons draait, in hun ‘eigen’, vertrouwde omgeving. Gisteravond was er een klant die vroeg of bepaalde titels ook bij ons zouden komen. Toevallig stonden die allemaal in augustus op het programma. Dat was voor haar reden genoeg om nog even te wachten, in plaats van ze nu in het Venster (Rotterdam, HK) te gaan zien.”

Net zoals andere filmhuizen heeft het Parkfilmhuis een harde kern van vaste klanten. “De veelbezoekers kennen we in ieder geval van gezicht en vaak ook van naam. We zien ook dat zodra de nieuwe maandladder is verschenen, een groot aantal mensen meteen voor de hele maand reserveert. Dan gaat het vaak om drie of meer titels.” Ellie denkt dat haar klanten zelden of nooit in een commerciële bioscoop komen. Zelfs de recente komst van de bioscoop Castellum die het aantal zalen van het commerciële circuit in Alphen op zeven brengt, vormt daarom volgens haar geen echte concurrentie. Die bioscopen trekken een ander publiek, met een andere smaak.
De programmering doet – afgezien van het aantal voorstellingen per film en het moment van uitbrengen – niet onder voor die van bekendere filmhuizen als het Haags Filmhuis, het voornoemde Venster of Rialto in Amsterdam.
“Wij werken met een programmacommissie van zes mensen. We lezen erg veel over film, houden bij wat er de komende maanden uitkomt, en gaan naar vrijwel iedere filmbeurs. Afgelopen vrijdag hebben we met vier man in totaal 11 films bekeken.”
De vertoningsfaciliteiten zijn van typisch filmhuisniveau. Een zaaltje dat ruim zeventig bezoekers kan herbergen, fatsoenlijk beeld maar eigenlijk iets te klein voor de achterste rijen, redelijk geluid en beenruimte die het toucheren van jouw rugleuning door de achterbuurman niet helemaal voorkomt, maar wel de frequentie binnen de perken houdt.

Een meneer legde uit dat er een pauze in de film was, en dat we na afloop vooral op het toegangsbiljet door inscheuring van een getal – afgekeken van het filmfestival Rotterdam – onze waardering voor film kenbaar moesten maken.
Ik wist dat We Don’t Live Here Anymore over twee echtparen gaat waarvan de ene man het aanlegt met de andere vrouw. Dat wekte dus geen verbazing. Wat me wél verbaasde was hoe hard de frontale aanval – hoewel, dat klinkt alsof regisseur John Curran een moraalridder is, en daar geloof ik niets van – aankomt bij de kijker (althans, deze kijker). Binnen tien minuten had ik het liedje van Joe Jackson ‘Geraldine and John’ (eveneens over twee getrouwde mensen die verliefd op elkaar zijn) in mijn hoofd, en dat wilde er vervolgens niet meer uit. Knap werk van de regisseur, zeker als je bedenkt dat die plaat nog uit mijn vinyltijd dateert, en ik hem zeker twintig jaar niet meer gedraaid heb.

Jack (Mark Ruffalo) en Hank (Peter Krause) zijn beiden docent aan een petieterig college, ergens in Canada. Hank is getrouwd met de mooie Edith (Naomi Watts), Jack met de meer doorleefd en huiselijk ogende Terry (Laura Dern). Jack en Edith zijn tot over hun oren verliefd en gaan geen leugen uit de weg zolang ze maar samen kunnen zijn. Terry ruikt onraad maar is zich nog niet bewust van de omvang van de ramp. Hank ten slotte rommelt maar wat aan met meisjes die hij op zijn weg vindt. Het is zelfs niet duidelijk of hij het bedrog van zijn vrouw doorziet. De zwijgzaamheid in huize Hank & Edith staat in schril contrast met de uitbarstingen waaraan Jack & Terry zich overgeven.

Als de regisseur één ding duidelijk maakt, is het wel hoe gruwelijk lelijk overspel is. Vooral het gedrag van Jack is gênant om te zien. De ordinaire leugens die hij tegenover Terry opdist, zijn – soms gespeelde, soms oprechte – verontwaardiging over haar ‘misplaatste’ wantrouwen, zijn omkering van de werkelijkheid (“En jij vindt het wel lekker hè, die aandacht die je van Hank krijgt?”), ik moet bekennen dat het me soms angstig authentiek voorkwam.
Curran weigert, de toeschouwer valse hoop te geven. In sommige films komen de verliefde personages tot inkeer, of ze zien hun gedrag als een leerzame groei-ervaring, of ze vormen met z’n allen een commune, zodat de grenzen tussen ingroup en outgroup worden opgeheven. Curran doet daar niet aan mee. Tot het laatste moment blijft de afloop onzeker. Gaan beide huwelijken stuk? Of eentje maar? Of besluiten beide echtparen het treurige intermezzo achter zich te laten en een – waarschijnlijk tot mislukking gedoemde – lijmpoging te ondernemen?

Iedereen die vreemd gaat zonder dat zijn partner het weet, en zich wijsmaakt dat hij moreel en psychologisch niet zoveel brokken maakt als anderen schijnen te denken, zou deze film moeten zien. Samen met een betrouwbare vriend of kennis die niet te laf is om te zeggen: “Zie je die Jack? Wat doe jij in jouw huwelijk minder slecht dan hij? Nou?” Zeker, het betekent onherroepelijk het einde van de vriendschap, maar het is mogelijk het begin van enige zelfkennis.
Overmand door de gebeurtenissen scheurde ik de maximale score van vijf op mijn toegangsbiljet, en trakteerde mezelf op een welverdiend biertje in het filmhuiscafé. 


© 2005 Hans Knegtmans meer Hans Knegtmans - meer "Naar de film" -
Vermaak en Genot > Naar de film
Vreemdgaan in Alphen aan de Rijn Hans Knegtmans
0216 Alphen
Soms duurt het een tijd voordat een volkomen vanzelfsprekend inzicht zich eindelijk openbaart. Toen ik aan mijn Leunstoelstukjes begon, leek het me belangrijk om de filmbesprekingen zo snel mogelijk na het uitkomen van de desbetreffende film te publiceren. Het liefst op de dag van de première zelf, als in een echte krant.
Dat slaat nergens op, heb ik inmiddels bedacht. Alsof mijn lezers zich nog dezelfde avond naar het filmhuis in Amsterdam, Rotterdam of Den Haag zouden haasten om dit meesterwerk maar niet te missen.

In het filmhuiscircuit, waar de films die ik interessant vind meestal te vinden zijn, gelden andere wetmatigheden dan in het commerciële circuit. Het belangrijkste verschil – met verregaande consequenties – is het aantal kopieën waarin een film wordt uitgebracht. Een Hollywoodhit gaat in minstens 80 zalen in première. Madagascar draait op dit moment in meer dan 100 zalen. Van Best tot Beverwijk, van Doetinchem tot Drachten, van Kaatsheuvel tot Klazienaveen, je kunt het zo gek niet bedenken of ze hebben Madagascar op het programma. Maar over vier maanden is hij nergens meer te vinden.

Van de typische filmhuisfilm bestaan hooguit acht kopieën. Die film doet de vier grote steden aan, aangevuld met Nijmegen, Groningen, Tilburg of plaatsen van vergelijkbare omvang. Een half jaar later wordt hij nog steeds vertoond, maar nu in filmhuizen in de meest onwaarschijnlijke gehuchten. Het streven naar actualiteit van mijn besprekingen heeft dus als enige voordeel dat ik dan alle potentiële belangstellenden in Nederland tijdig bereik, in plaats van ‘slechts’ 80%. Dat is een megalomane doelstelling.
Daarom schrijf ik vandaag over We Don’t Live Here Anymore. Dit oudje werd reeds op 31 maart uitgebracht, maar so what? De afgelopen week draaide hij op vier avonden in het Parkfilmhuis in Alphen aan de Rijn. Ik kwam er op de laatste vertoningsavond dinsdag, niet direct een dag dat de bioscopen uitpuilen – maar zelfs toen was er nog een zeer redelijke opkomst van 21 bezoekers.

Coördinator Ellie Lelie bevestigt dat nieuwsgierigheid naar de allerlaatste arthouseproductie niet het belangrijkste kenmerk van haar bezoekers is.“We bedienen vooral een iets ouder publiek. Mensen die uiteraard voor de film komen, maar daarnaast ook voor de sfeer, de entourage.” Die schrijven dus niet op donderdag de filmpremières van die week in hun agenda met de aanvangstijden in Rotterdam of Utrecht. “Vaak horen we dat mensen wachten tot een bepaalde film bij ons draait, in hun ‘eigen’, vertrouwde omgeving. Gisteravond was er een klant die vroeg of bepaalde titels ook bij ons zouden komen. Toevallig stonden die allemaal in augustus op het programma. Dat was voor haar reden genoeg om nog even te wachten, in plaats van ze nu in het Venster (Rotterdam, HK) te gaan zien.”

Net zoals andere filmhuizen heeft het Parkfilmhuis een harde kern van vaste klanten. “De veelbezoekers kennen we in ieder geval van gezicht en vaak ook van naam. We zien ook dat zodra de nieuwe maandladder is verschenen, een groot aantal mensen meteen voor de hele maand reserveert. Dan gaat het vaak om drie of meer titels.” Ellie denkt dat haar klanten zelden of nooit in een commerciële bioscoop komen. Zelfs de recente komst van de bioscoop Castellum die het aantal zalen van het commerciële circuit in Alphen op zeven brengt, vormt daarom volgens haar geen echte concurrentie. Die bioscopen trekken een ander publiek, met een andere smaak.
De programmering doet – afgezien van het aantal voorstellingen per film en het moment van uitbrengen – niet onder voor die van bekendere filmhuizen als het Haags Filmhuis, het voornoemde Venster of Rialto in Amsterdam.
“Wij werken met een programmacommissie van zes mensen. We lezen erg veel over film, houden bij wat er de komende maanden uitkomt, en gaan naar vrijwel iedere filmbeurs. Afgelopen vrijdag hebben we met vier man in totaal 11 films bekeken.”
De vertoningsfaciliteiten zijn van typisch filmhuisniveau. Een zaaltje dat ruim zeventig bezoekers kan herbergen, fatsoenlijk beeld maar eigenlijk iets te klein voor de achterste rijen, redelijk geluid en beenruimte die het toucheren van jouw rugleuning door de achterbuurman niet helemaal voorkomt, maar wel de frequentie binnen de perken houdt.

Een meneer legde uit dat er een pauze in de film was, en dat we na afloop vooral op het toegangsbiljet door inscheuring van een getal – afgekeken van het filmfestival Rotterdam – onze waardering voor film kenbaar moesten maken.
Ik wist dat We Don’t Live Here Anymore over twee echtparen gaat waarvan de ene man het aanlegt met de andere vrouw. Dat wekte dus geen verbazing. Wat me wél verbaasde was hoe hard de frontale aanval – hoewel, dat klinkt alsof regisseur John Curran een moraalridder is, en daar geloof ik niets van – aankomt bij de kijker (althans, deze kijker). Binnen tien minuten had ik het liedje van Joe Jackson ‘Geraldine and John’ (eveneens over twee getrouwde mensen die verliefd op elkaar zijn) in mijn hoofd, en dat wilde er vervolgens niet meer uit. Knap werk van de regisseur, zeker als je bedenkt dat die plaat nog uit mijn vinyltijd dateert, en ik hem zeker twintig jaar niet meer gedraaid heb.

Jack (Mark Ruffalo) en Hank (Peter Krause) zijn beiden docent aan een petieterig college, ergens in Canada. Hank is getrouwd met de mooie Edith (Naomi Watts), Jack met de meer doorleefd en huiselijk ogende Terry (Laura Dern). Jack en Edith zijn tot over hun oren verliefd en gaan geen leugen uit de weg zolang ze maar samen kunnen zijn. Terry ruikt onraad maar is zich nog niet bewust van de omvang van de ramp. Hank ten slotte rommelt maar wat aan met meisjes die hij op zijn weg vindt. Het is zelfs niet duidelijk of hij het bedrog van zijn vrouw doorziet. De zwijgzaamheid in huize Hank & Edith staat in schril contrast met de uitbarstingen waaraan Jack & Terry zich overgeven.

Als de regisseur één ding duidelijk maakt, is het wel hoe gruwelijk lelijk overspel is. Vooral het gedrag van Jack is gênant om te zien. De ordinaire leugens die hij tegenover Terry opdist, zijn – soms gespeelde, soms oprechte – verontwaardiging over haar ‘misplaatste’ wantrouwen, zijn omkering van de werkelijkheid (“En jij vindt het wel lekker hè, die aandacht die je van Hank krijgt?”), ik moet bekennen dat het me soms angstig authentiek voorkwam.
Curran weigert, de toeschouwer valse hoop te geven. In sommige films komen de verliefde personages tot inkeer, of ze zien hun gedrag als een leerzame groei-ervaring, of ze vormen met z’n allen een commune, zodat de grenzen tussen ingroup en outgroup worden opgeheven. Curran doet daar niet aan mee. Tot het laatste moment blijft de afloop onzeker. Gaan beide huwelijken stuk? Of eentje maar? Of besluiten beide echtparen het treurige intermezzo achter zich te laten en een – waarschijnlijk tot mislukking gedoemde – lijmpoging te ondernemen?

Iedereen die vreemd gaat zonder dat zijn partner het weet, en zich wijsmaakt dat hij moreel en psychologisch niet zoveel brokken maakt als anderen schijnen te denken, zou deze film moeten zien. Samen met een betrouwbare vriend of kennis die niet te laf is om te zeggen: “Zie je die Jack? Wat doe jij in jouw huwelijk minder slecht dan hij? Nou?” Zeker, het betekent onherroepelijk het einde van de vriendschap, maar het is mogelijk het begin van enige zelfkennis.
Overmand door de gebeurtenissen scheurde ik de maximale score van vijf op mijn toegangsbiljet, en trakteerde mezelf op een welverdiend biertje in het filmhuiscafé. 
© 2005 Hans Knegtmans
powered by CJ2