archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 15
Jaargang 2
16 juni 2005
Bezigheden > In de tuin delen printen terug
Bofkont Theo Capel

De man met wie ik een zakelijk overleg moest voeren, bleek van kamer te zijn veranderd. Van een kamer met redelijke afmetingen, maar zonder enige jeu verder, was hij verkast naar een aan het laboratorium waar hij eerst zat, aanpalende voormalige dienstwoning die tot kantoorruimte was omgebouwd. Eerder kende ik iemand die in soortgelijke omstandigheden een kamer had gekregen met een diepe muurkast waarin een douche was aangebracht. Veel had hij er niet aan, omdat er nu rekken met ordners stonden, maar de gedachte dat hij eventueel op een bloedhete dag verfrist uit de kast zou kunnen stappen, beviel hem zeer.

De man bij wie ik nu zat, had het nog beter getroffen. Hij had de voormalige woonkamer met openslaande deuren die toegang gaven tot een knotsgrote tuin achter het complex. De eigenlijke tuin was door een stuk groen van de woning gescheiden. Het gaf hem de mogelijkheid een tuintje naar eigen inzicht aan te leggen.
Helemaal vrij was hij niet, doordat er een oude iep vrij dicht bij de achtergevel stond waar hij af moest blijven. De boom was echter meteen ook een deel van de charme. Hij leek niet te zijn geplant, maar uit aangewaaide zaden te zijn ontsproten. Het gevolg was dat er eigenlijk drie bomen stonden met redelijke dunne stammen en takken die het zonlicht meer doorlieten dan een massieve boom. Een tuinarchitect had het nooit kunnen verzinnen, hoewel hetzelfde effect te bereiken is met een grote struikversie van een goudenregen. Als het stuk grond onbegroeid zou zijn, was dat mijn keuze geweest.

Onder de iep groeiden nu vooral brandnetels, maar ik zag er ook bosaardbeitjes staan, vermoedelijk fragaria indica waarvan de vruchtjes helaas smakeloos zijn. Met een kleine moeite zou er een aardbeiensoort te vinden moeten zijn die het ook onder bomen goed doet. Aardbeien plukte je vanouds begin juni, als de kersen nog aan het rijpen waren en vervolgens de aalbessen, maar door de veelheid aan soorten kun je tegenwoordig de oogstperiode over een langere periode uitstrekken.
Op een zonnige dag je werkkamer uitlopen en je mond volproppen met volrijpe aardbeien vormt een prachtig tegenwicht voor de kleingeestigheden waarmee elk kantoorleven voor een deel is gevuld.

De aardbeitjes zou ik dus laten staan of vervangen en verder zou ik op de beschaduwde plek onmiddellijk anemone nemorosa planten (bosanemonen) en misschien ook0215 Werkplek anemone narcissiflora die wat hoger zijn en tot een centimeter of veertig komen. Voor de bosanemonen gaat mijn voorkeur uit naar de spierwitte variant ('Vestal'). De narcissiflora zijn ook wit, maar hebben een geel hart.
Tegen speenkruid zou ik ook geen bezwaar hebben, met name ook omdat je er maar op hoeft te wachten en zelf niets hoeft te doen. De wind of misschien de vogels voeren de zaden aan. Het enige punt is dat je er meestal mee verlegen komt te zitten in plaats van om verlegen. Het woekert alle kanten uit. Misschien is het beter andere leden van de boterbloemfamilie aan te planten of wildemanskruid, bij voorkeur de vorm met zwavelgele bloemen. En dan is er natuurlijk nog waldsteinia ternata dat eveneens geel bloeit, veel schaduw kan hebben en niet stuk is te krijgen. Onlangs stonden we nog met zijn allen op een receptie in een tuin het massaal te vertrappen, maar ik durf te wedden dat nadat de gemorste wijn in de grond is getrokken en de peuken van de filtersigaretten zijn verwijderd, de planten weer als vanuit de dood zullen opstaan.

Op zo'n halfbeschaduwde plek past aan de voet van een boom een vogelbadje. Als je handig bent kun je er een miniatuurvijvertje van maken met een pompje dat er voor zorgt dat een deel van het water over een iets verlaagde rand stroomt en langzaam in de grond wegsijpelt. Aan die kant zou je baardirissen kunnen zetten. Daarvan is een gigantische keuze mogelijk in kleuren en hoogte. De ene kweekvorm kan volgens de boeken beter tegen drassige grond dan de ander. Bolirissen zouden dan aan de droge kant van het vijvertje kunnen staan, omdat die gevoelig zijn voor bolrot bij nattigheid.

Terug op mijn eigen kamer besefte ik helemaal wat een bofkont de man was. Ik zette het hooggeplaatste raam dat eigenlijk een daklicht is, open en kreeg contact met de natuur in de vorm van een afgedwaalde bij die tomeloos zoemend door de kamer zwenkte. Al gauw stond haar energiemeter op een dieptepunt en plakte zij amechtig tegen het spiegelglas. Zou ik haar in een lucifersdoosje doen, zoals Japanners met een krekel op pad schijnen te gaan? Ik zou een Kaaps viooltje kunnen kopen om haar elke dag op uit te kunnen laten. In plaats daarvan woof ik haar met een nog te lezen rapport van het glas naar het raam ernaast dat met een stang open werd gehouden. Ze vloog weg. In de lunchpauze zou ik er ook even uit mogen. Misschien zagen we elkaar weer.


© 2005 Theo Capel meer Theo Capel - meer "In de tuin"
Bezigheden > In de tuin
Bofkont Theo Capel
De man met wie ik een zakelijk overleg moest voeren, bleek van kamer te zijn veranderd. Van een kamer met redelijke afmetingen, maar zonder enige jeu verder, was hij verkast naar een aan het laboratorium waar hij eerst zat, aanpalende voormalige dienstwoning die tot kantoorruimte was omgebouwd. Eerder kende ik iemand die in soortgelijke omstandigheden een kamer had gekregen met een diepe muurkast waarin een douche was aangebracht. Veel had hij er niet aan, omdat er nu rekken met ordners stonden, maar de gedachte dat hij eventueel op een bloedhete dag verfrist uit de kast zou kunnen stappen, beviel hem zeer.

De man bij wie ik nu zat, had het nog beter getroffen. Hij had de voormalige woonkamer met openslaande deuren die toegang gaven tot een knotsgrote tuin achter het complex. De eigenlijke tuin was door een stuk groen van de woning gescheiden. Het gaf hem de mogelijkheid een tuintje naar eigen inzicht aan te leggen.
Helemaal vrij was hij niet, doordat er een oude iep vrij dicht bij de achtergevel stond waar hij af moest blijven. De boom was echter meteen ook een deel van de charme. Hij leek niet te zijn geplant, maar uit aangewaaide zaden te zijn ontsproten. Het gevolg was dat er eigenlijk drie bomen stonden met redelijke dunne stammen en takken die het zonlicht meer doorlieten dan een massieve boom. Een tuinarchitect had het nooit kunnen verzinnen, hoewel hetzelfde effect te bereiken is met een grote struikversie van een goudenregen. Als het stuk grond onbegroeid zou zijn, was dat mijn keuze geweest.

Onder de iep groeiden nu vooral brandnetels, maar ik zag er ook bosaardbeitjes staan, vermoedelijk fragaria indica waarvan de vruchtjes helaas smakeloos zijn. Met een kleine moeite zou er een aardbeiensoort te vinden moeten zijn die het ook onder bomen goed doet. Aardbeien plukte je vanouds begin juni, als de kersen nog aan het rijpen waren en vervolgens de aalbessen, maar door de veelheid aan soorten kun je tegenwoordig de oogstperiode over een langere periode uitstrekken.
Op een zonnige dag je werkkamer uitlopen en je mond volproppen met volrijpe aardbeien vormt een prachtig tegenwicht voor de kleingeestigheden waarmee elk kantoorleven voor een deel is gevuld.

De aardbeitjes zou ik dus laten staan of vervangen en verder zou ik op de beschaduwde plek onmiddellijk anemone nemorosa planten (bosanemonen) en misschien ook0215 Werkplek anemone narcissiflora die wat hoger zijn en tot een centimeter of veertig komen. Voor de bosanemonen gaat mijn voorkeur uit naar de spierwitte variant ('Vestal'). De narcissiflora zijn ook wit, maar hebben een geel hart.
Tegen speenkruid zou ik ook geen bezwaar hebben, met name ook omdat je er maar op hoeft te wachten en zelf niets hoeft te doen. De wind of misschien de vogels voeren de zaden aan. Het enige punt is dat je er meestal mee verlegen komt te zitten in plaats van om verlegen. Het woekert alle kanten uit. Misschien is het beter andere leden van de boterbloemfamilie aan te planten of wildemanskruid, bij voorkeur de vorm met zwavelgele bloemen. En dan is er natuurlijk nog waldsteinia ternata dat eveneens geel bloeit, veel schaduw kan hebben en niet stuk is te krijgen. Onlangs stonden we nog met zijn allen op een receptie in een tuin het massaal te vertrappen, maar ik durf te wedden dat nadat de gemorste wijn in de grond is getrokken en de peuken van de filtersigaretten zijn verwijderd, de planten weer als vanuit de dood zullen opstaan.

Op zo'n halfbeschaduwde plek past aan de voet van een boom een vogelbadje. Als je handig bent kun je er een miniatuurvijvertje van maken met een pompje dat er voor zorgt dat een deel van het water over een iets verlaagde rand stroomt en langzaam in de grond wegsijpelt. Aan die kant zou je baardirissen kunnen zetten. Daarvan is een gigantische keuze mogelijk in kleuren en hoogte. De ene kweekvorm kan volgens de boeken beter tegen drassige grond dan de ander. Bolirissen zouden dan aan de droge kant van het vijvertje kunnen staan, omdat die gevoelig zijn voor bolrot bij nattigheid.

Terug op mijn eigen kamer besefte ik helemaal wat een bofkont de man was. Ik zette het hooggeplaatste raam dat eigenlijk een daklicht is, open en kreeg contact met de natuur in de vorm van een afgedwaalde bij die tomeloos zoemend door de kamer zwenkte. Al gauw stond haar energiemeter op een dieptepunt en plakte zij amechtig tegen het spiegelglas. Zou ik haar in een lucifersdoosje doen, zoals Japanners met een krekel op pad schijnen te gaan? Ik zou een Kaaps viooltje kunnen kopen om haar elke dag op uit te kunnen laten. In plaats daarvan woof ik haar met een nog te lezen rapport van het glas naar het raam ernaast dat met een stang open werd gehouden. Ze vloog weg. In de lunchpauze zou ik er ook even uit mogen. Misschien zagen we elkaar weer.
© 2005 Theo Capel
powered by CJ2