archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 16
Jaargang 1
24 juni 2004
Vermaak en Genot > Was er nog wat op de tv? delen printen terug
Het WK 1974 Katharina Kouwenhoven

Maandagavond 7 juni j.l. was Nederland 1 praktisch geheel geweid aan het Wereldkampioenschap voetbal van 1974. Dat zal wel iets te maken hebben met het Europese Kampioenschap voetbal in Portugal komende weken, hoewel ik het verband niet een-twee-drie zie. Misschien was het wel gewoon omdat het precies dertig jaar geleden plaats vond. Een lustrumviering of zoiets. Wat de aanleiding ook was, ik heb zeer van die uitzending genoten, ondanks het feit dat hij er mij pijnlijk aan herinnerde dat ik inmiddels ook dertig jaar ouder geworden ben. Over het Nederlands elftal van toen en dat toernooi schijnt een enorme mythevorming te hebben plaats gevonden, niet in de laatste plaats door die uiteindelijk verloren finale tegen het Duitse team. Het Nederlands elftal was onoverwinnelijk en speelde het mooiste voetbal van de wereld en in de laatste week van het toernooi hadden allerlei incidenten plaats gevonden, die in de pers behoorlijk waren opgeklopt, zonder dat we er het fijne van te weten kwamen. Nu werden we in de gelegenheid gesteld, aan de hand van fragmenten van de gespeelde wedstrijden – één wedstrijd werd zelfs integraal herhaald – en gesprekken met spelers, trainers, assistenten en andere betrokkenen, om een en ander eens aan de werkelijkheid te toetsen en bovendien de betrouwbaarheid van onze eigen herinneringen te beproeven.

Wat herinner ik mij zelf van dat toernooi? Hoewel ik zeker niet alle namen van de 22 afgevaardigde spelers op kon noemen, wist ik globaal genomen nog wel zo’n beetje wie er waren. Van de wedstrijden uit de eerste ronde herinnerde ik mij nauwelijks iets. Wat me bij is gebleven is de groeiende euforie over Oranje en het langzaam dagende besef dat het wereldkampioenschap een haalbare kaart was. Zelf was ik daar lang niet van overtuigd, want ik ben altijd een Oranje-sceptica geweest en dat is terecht gebleken. Collega-auteur HK heeft me laatst verzekerd, dat hij de finale tegen Duitsland bij mij thuis heeft bijgewoond en hoewel allerlei beelden van die finale me bijgebleven zijn, kan ik me niet herinneren in welk gezelschap die beelden tot mij gekomen zijn. Door de aanwezigheid van een tweejarige peuter kon ik zelden mijn volledige aandacht aan die voetbalwedstrijden schenken en als ik ook nog ondertussen bier moest aanslepen, zoutjes uitserveren en toastjes beleggen, zal ik de meeste doelpunten waarschijnlijk alleen in de herhaling gezien hebben.

Wat me bij het zien van de beelden nu opviel, was de vreemde samenstelling van het basiselftal. Feitelijk speelde het elftal namelijk zonder spits. Weliswaar stond Johan Cruyff op die positie opgesteld, maar hij was daar praktisch nooit te vinden. Hij opereerde vanaf links of vanaf rechts, vanaf het middenveld en soms zelfs vanuit de verdediging (bal zelf ophalen) en van daaruit verzond hij prachtige passes naar de spitspositie, waar Rep op moest duiken (die eigenlijk rechtsbuiten stond) of Neeskens (midden-midden) of iemand anders. Maar dat opduiken bleef nogal eens achterwege, zag ik nu, zodat zijn passes belandden op een lege plek. Het Nederlands elftal werd tot wereldelftal gebombardeerd, omdat het zogenaamd ‘totaalvoetbal’ speelde. Dat ‘totaalvoetbal’ heeft niet meer om het lijf dan dat van iemand die zijn vaste positie verlaat, die positie wordt overgenomen door iemand anders. Logisch, natuurlijk. Maar nu begreep ik pas waar het eigenlijk om ging. Het had alles te maken met het feit dat Cruyff weigerde om zijn vaste positie in te nemen en over het hele veld zwierf. Dat betekende ook dat niet Rinus Michels, de trainer, de uitvinder was van het ‘totaalvoetbal’, maar Cruyff. Als trainer van Ajax was Michels er juist een uitgesproken voorstander van dat spelers op hun eigen positie min of meer werden vastgelijmd.

Aan Cruyff werd toen al veel invloed op het reilen en zeilen van het Nederlands elftal toegeschreven, maar ik kreeg nu de indruk dat Michels eigenlijk niet veel meer in te brengen heeft gehad dan lege briefjes. Onnavolgbaar komisch was de bewering van Cruyff, op de vraag van een interviewer over het grote aantal gemiste ‘kansen’ in een bepaalde wedstrijd, dat het creëren van kansen belangrijker was dan het benutten ervan. De verbijsterde interviewer had daarop weinig weerwoord. Gelukkig is Cruyff als trainer en nu als commentator op dat standpunt teruggekomen. Nu heeft hij zijn mond vol over ‘kansen die op dit niveau niet gemist mogen worden’. Jammer dat hij niet met deze ommezwaai geconfronteerd werd.

Wat me nu ook opviel is dat het team heel goed voetbalde in de eerste wedstrijden, maar dat het bij het vorderen van het toernooi eigenlijk steeds slechter ging. Aanvankelijk werd het veld mooi breed gehouden en werd er met veel pressie gespeeld. De posities werden overgenomen en er was weinig balverlies want de meeste passes kwamen aan. Nu werd er door de tegenstanders ook niet zo kort gedekt en waren verdedigers toen sowieso minder begaafde voetballers. Niettemin kwam de tegenpartij nauwelijks aan de bal en trapte ook nog voortdurend in de ‘buitenspelval’, waarvan nu overigens bleek dat er vaak ten onrechte voor gefloten werd. Maar naarmate het toernooi vorderde ging het spel steeds vaker door het midden, waar spelers elkaar in de weg liepen, was er ook steeds meer balverlies en liep dat overnemen van die posities ook nog wel eens in het honderd. De linksbuiten Rensenbrink scheen zelden bij machte zijn directe tegenstander buitenom te passeren, de rechtsbuiten Rep kon dat helemaal niet en de verdedigingslinie maakte een uiterst zwakke indruk, inclusief de keeper Jongbloed, die erin stond omdat hij zo goed kon ‘meevoetballen’, maar die zich als doelman menigmaal uiterst ongelukkig wist op te stellen. Het moest eigenlijk allemaal komen van de wondervoetballer Cruyff en natuurlijk was het genieten van zijn spel, maar Cruyff is een speler en geen elftal. Zoals tijdens een wedstrijd, wanneer de vermoeidheid toeslaat, spelers neigen terug te vallen op allerlei primitieve mechanismen die hen bij de training hardnekkig moeten worden afgeleerd, zo ging dat hier kennelijk tijdens het hele toernooi. En toen kwamen in de laatste week die incidenten, zoals dat beruchte zwembadincident: drank, vrouwen en naakt zwemmen. Tjonge, jonge, 22 jonge mannen die zich na zes weken te pletter vervelen en allerlei kattekwaad uit gaan halen. En dat zou ‘ons’ de finale gekost hebben.

Het duo Cruyff en Michels bleek ten aanzien van deze gebeurtenissen nog steeds in een ontkenningsfase te verkeren. Dat gedoe in het zwembad een paar avonden vóór de finale, dat had bijvoorbeeld nooit plaats gevonden. Kennelijk was het toch een traumatische ervaring voor ze, mogelijk is Michels inmiddels aan het dementeren. Het was heerlijk om dit allemaal nog eens te kunnen zien. Vooral ook omdat de euforie over het Nederlands elftal daarna vaste voet aan de grond heeft gekregen. Sinds 1974 zijn de verwachtingen over Oranje immer overspannen, tot op de dag van vandaag, nu er weer een vuurproef voor de deur staat. Toch was 1974 vooral het toernooi van Cruyff en die doet al jaren niet meer mee. Op een opvolger zullen we ook nog tientallen jaren moeten wachten. Ik verwacht van het komende EK dan ook niet veel, maar misschien levert het wel materiaal voor een mooie televisieavond in 2034. Daar zullen ze dan veel mensen een plezier mee doen, zoals ze mij afgelopen maandagavond een groot plezier hebben gedaan met een avond WK 1974.

© 2004 Katharina Kouwenhoven meer Katharina Kouwenhoven - meer "Was er nog wat op de tv?" -
Vermaak en Genot > Was er nog wat op de tv?
Het WK 1974 Katharina Kouwenhoven
Maandagavond 7 juni j.l. was Nederland 1 praktisch geheel geweid aan het Wereldkampioenschap voetbal van 1974. Dat zal wel iets te maken hebben met het Europese Kampioenschap voetbal in Portugal komende weken, hoewel ik het verband niet een-twee-drie zie. Misschien was het wel gewoon omdat het precies dertig jaar geleden plaats vond. Een lustrumviering of zoiets. Wat de aanleiding ook was, ik heb zeer van die uitzending genoten, ondanks het feit dat hij er mij pijnlijk aan herinnerde dat ik inmiddels ook dertig jaar ouder geworden ben. Over het Nederlands elftal van toen en dat toernooi schijnt een enorme mythevorming te hebben plaats gevonden, niet in de laatste plaats door die uiteindelijk verloren finale tegen het Duitse team. Het Nederlands elftal was onoverwinnelijk en speelde het mooiste voetbal van de wereld en in de laatste week van het toernooi hadden allerlei incidenten plaats gevonden, die in de pers behoorlijk waren opgeklopt, zonder dat we er het fijne van te weten kwamen. Nu werden we in de gelegenheid gesteld, aan de hand van fragmenten van de gespeelde wedstrijden – één wedstrijd werd zelfs integraal herhaald – en gesprekken met spelers, trainers, assistenten en andere betrokkenen, om een en ander eens aan de werkelijkheid te toetsen en bovendien de betrouwbaarheid van onze eigen herinneringen te beproeven.

Wat herinner ik mij zelf van dat toernooi? Hoewel ik zeker niet alle namen van de 22 afgevaardigde spelers op kon noemen, wist ik globaal genomen nog wel zo’n beetje wie er waren. Van de wedstrijden uit de eerste ronde herinnerde ik mij nauwelijks iets. Wat me bij is gebleven is de groeiende euforie over Oranje en het langzaam dagende besef dat het wereldkampioenschap een haalbare kaart was. Zelf was ik daar lang niet van overtuigd, want ik ben altijd een Oranje-sceptica geweest en dat is terecht gebleken. Collega-auteur HK heeft me laatst verzekerd, dat hij de finale tegen Duitsland bij mij thuis heeft bijgewoond en hoewel allerlei beelden van die finale me bijgebleven zijn, kan ik me niet herinneren in welk gezelschap die beelden tot mij gekomen zijn. Door de aanwezigheid van een tweejarige peuter kon ik zelden mijn volledige aandacht aan die voetbalwedstrijden schenken en als ik ook nog ondertussen bier moest aanslepen, zoutjes uitserveren en toastjes beleggen, zal ik de meeste doelpunten waarschijnlijk alleen in de herhaling gezien hebben.

Wat me bij het zien van de beelden nu opviel, was de vreemde samenstelling van het basiselftal. Feitelijk speelde het elftal namelijk zonder spits. Weliswaar stond Johan Cruyff op die positie opgesteld, maar hij was daar praktisch nooit te vinden. Hij opereerde vanaf links of vanaf rechts, vanaf het middenveld en soms zelfs vanuit de verdediging (bal zelf ophalen) en van daaruit verzond hij prachtige passes naar de spitspositie, waar Rep op moest duiken (die eigenlijk rechtsbuiten stond) of Neeskens (midden-midden) of iemand anders. Maar dat opduiken bleef nogal eens achterwege, zag ik nu, zodat zijn passes belandden op een lege plek. Het Nederlands elftal werd tot wereldelftal gebombardeerd, omdat het zogenaamd ‘totaalvoetbal’ speelde. Dat ‘totaalvoetbal’ heeft niet meer om het lijf dan dat van iemand die zijn vaste positie verlaat, die positie wordt overgenomen door iemand anders. Logisch, natuurlijk. Maar nu begreep ik pas waar het eigenlijk om ging. Het had alles te maken met het feit dat Cruyff weigerde om zijn vaste positie in te nemen en over het hele veld zwierf. Dat betekende ook dat niet Rinus Michels, de trainer, de uitvinder was van het ‘totaalvoetbal’, maar Cruyff. Als trainer van Ajax was Michels er juist een uitgesproken voorstander van dat spelers op hun eigen positie min of meer werden vastgelijmd.

Aan Cruyff werd toen al veel invloed op het reilen en zeilen van het Nederlands elftal toegeschreven, maar ik kreeg nu de indruk dat Michels eigenlijk niet veel meer in te brengen heeft gehad dan lege briefjes. Onnavolgbaar komisch was de bewering van Cruyff, op de vraag van een interviewer over het grote aantal gemiste ‘kansen’ in een bepaalde wedstrijd, dat het creëren van kansen belangrijker was dan het benutten ervan. De verbijsterde interviewer had daarop weinig weerwoord. Gelukkig is Cruyff als trainer en nu als commentator op dat standpunt teruggekomen. Nu heeft hij zijn mond vol over ‘kansen die op dit niveau niet gemist mogen worden’. Jammer dat hij niet met deze ommezwaai geconfronteerd werd.

Wat me nu ook opviel is dat het team heel goed voetbalde in de eerste wedstrijden, maar dat het bij het vorderen van het toernooi eigenlijk steeds slechter ging. Aanvankelijk werd het veld mooi breed gehouden en werd er met veel pressie gespeeld. De posities werden overgenomen en er was weinig balverlies want de meeste passes kwamen aan. Nu werd er door de tegenstanders ook niet zo kort gedekt en waren verdedigers toen sowieso minder begaafde voetballers. Niettemin kwam de tegenpartij nauwelijks aan de bal en trapte ook nog voortdurend in de ‘buitenspelval’, waarvan nu overigens bleek dat er vaak ten onrechte voor gefloten werd. Maar naarmate het toernooi vorderde ging het spel steeds vaker door het midden, waar spelers elkaar in de weg liepen, was er ook steeds meer balverlies en liep dat overnemen van die posities ook nog wel eens in het honderd. De linksbuiten Rensenbrink scheen zelden bij machte zijn directe tegenstander buitenom te passeren, de rechtsbuiten Rep kon dat helemaal niet en de verdedigingslinie maakte een uiterst zwakke indruk, inclusief de keeper Jongbloed, die erin stond omdat hij zo goed kon ‘meevoetballen’, maar die zich als doelman menigmaal uiterst ongelukkig wist op te stellen. Het moest eigenlijk allemaal komen van de wondervoetballer Cruyff en natuurlijk was het genieten van zijn spel, maar Cruyff is een speler en geen elftal. Zoals tijdens een wedstrijd, wanneer de vermoeidheid toeslaat, spelers neigen terug te vallen op allerlei primitieve mechanismen die hen bij de training hardnekkig moeten worden afgeleerd, zo ging dat hier kennelijk tijdens het hele toernooi. En toen kwamen in de laatste week die incidenten, zoals dat beruchte zwembadincident: drank, vrouwen en naakt zwemmen. Tjonge, jonge, 22 jonge mannen die zich na zes weken te pletter vervelen en allerlei kattekwaad uit gaan halen. En dat zou ‘ons’ de finale gekost hebben.

Het duo Cruyff en Michels bleek ten aanzien van deze gebeurtenissen nog steeds in een ontkenningsfase te verkeren. Dat gedoe in het zwembad een paar avonden vóór de finale, dat had bijvoorbeeld nooit plaats gevonden. Kennelijk was het toch een traumatische ervaring voor ze, mogelijk is Michels inmiddels aan het dementeren. Het was heerlijk om dit allemaal nog eens te kunnen zien. Vooral ook omdat de euforie over het Nederlands elftal daarna vaste voet aan de grond heeft gekregen. Sinds 1974 zijn de verwachtingen over Oranje immer overspannen, tot op de dag van vandaag, nu er weer een vuurproef voor de deur staat. Toch was 1974 vooral het toernooi van Cruyff en die doet al jaren niet meer mee. Op een opvolger zullen we ook nog tientallen jaren moeten wachten. Ik verwacht van het komende EK dan ook niet veel, maar misschien levert het wel materiaal voor een mooie televisieavond in 2034. Daar zullen ze dan veel mensen een plezier mee doen, zoals ze mij afgelopen maandagavond een groot plezier hebben gedaan met een avond WK 1974.
© 2004 Katharina Kouwenhoven
powered by CJ2