archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 13
Jaargang 2
19 mei 2005
Vermaak en Genot > Naar de film delen printen terug
Platitudes en Poëzie Hans Knegtmans

President George Bush heeft de wereld bij herhaling een ‘kruistocht’ tegen Moslim terrorisme in het vooruitzicht gesteld. Als die kruistocht even zonnig afloopt als de tweede kruistocht in de periode 1184 – 1187 waarover de film Kingdom of Heaven handelt, gaan we nog blijde tijden tegemoet. Niet alleen in Jeruzalem maar ook op de Westelijke Jordaanoever. En wie weet breidt de humanistische, pacifistische Hollywoodversie van een betere wereld zich zelfs uit tot Bagdad. Zodat ook daar de mensen zullen inzien dat een land maar een lullig stukje grond is waar je nodeloos principieel en moeilijk over kunt doen, het belang van de bevolking daarbij uit het oog verliezend. Ach, was de wereld maar zo simpel als het Jeruzalem van regisseur Ridley Scott.

Hoofdpersoon in Kingdom of Heaven is de eenvoudige hoefsmid Balian (Orlando Bloom). Zijn vrouw heeft – op het Franse platteland – zojuist zelfmoord gepleegd vanwege de dood van hun kind, en een geestelijke legt Balian uit dat ze volgens de bijbel in dat geval niet netjes begraven kan worden. Juist op dat psychologisch belangrijke moment arriveert een groepje stoere ridders. Hun voorman (Liam Neeson) bekent de jongeman dat hij vroeger diens moeder verkracht heeft. Ze zijn dus vader en zoon. En mocht Balian met hem meekomen naar Jeruzalem – waar ze zo’n flinke knul goed kunnen gebruiken – dan kan hij daarmee mogelijk de morele schuld van de zelfmoordenares vereffenen.
Balian besluit uiteindelijk zijn vader achterna te reizen. Jeruzalem wordt geregeerd door Baldwin IV (‘de leprakoning’) die zijn afschuwelijk verminkte gezicht verbergt achter een zilverkleurig masker. Regisseur Ridley Scott (van The Gladiator) geeft de kijker een spoedcursus over de politieke en morele verhoudingen aldaar. Baldwin IV en zijn adviseur Tiberias (Jeremy Irons) zijn oké. De Saraceense leider Saladdin is niet echt fout maar natuurlijk wel een moslim, dus dat kan nog problemen gaan geven. De echte slechteriken zijn de Tempeliers Reynald en Guy de Lusignan, beiden te herkennen aan een onbetrouwbaar nichterig uiterlijk en een dito Frans accent. Opmerkelijk genoeg deugen in deze film ook de horizontaal denkende priesters niet.

Na enkele nogal kinderlijke plotwendingen is het matten geblazen. Dan blijkt pas goed hoe ver de oudheidkundige film van nu is afgegleden sinds solide klassiekers als The Robe, Quo Vadis? en Spartacus. De talloze vechtscènes zijn grotendeels met de computer getekend en ogen als restmateriaal uit The Return of the King of Troy. Niet per se slechter, maar hetzelfde. De afwisseling tussen gecomputeriseerde veraf shots en close-ups maken een obligate indruk. Het is vrijwel ondoenlijk, aan de beelden te zien wie wie0213 Liefdesperikelen is, of welke partij de overhand heeft. Digitaal vuurwerk is the State of the Art, en dat zullen we weten.
In dramatisch opzicht is het contrast met echte klassiekers is nog pijnlijker. De personages spreken monotoon platitudes uit die maar net het niveau van wandtegelwijsheden bereiken. 'Je bent niet hoe je geboren wordt, maar wat je aan potentieel hebt.'' Verdomme, had dat eerder gezegd! In weerwil van de humanitaire correctheid die de film pretendeert uit te dragen – maar dan wel een a-historische, a-politieke correctheid – zou je bijna wensen dat die vliegtuigkapers op 11 september een stukje naar het westen waren doorgevlogen.

Helaas trok de Chinese film Green Hat – het debuut van Liu Fendou – in zijn eerste vertoningsweek landelijk minder toeschouwers dan Kingdom of Heaven op een zaterdagavond in één willekeurige Pathézaal. In Amsterdam is hij nog te zien, maar de rest van Nederland is aangewezen op een filmtheater-op-reisafstand. Hopen maar dat u tot de gelukkigen behoort, want Green Hat was een van de ontdekkingen – vooral bij critici – van afgelopen Filmfestival Rotterdam. Van de zeven(!) verhaallijnen die de regisseur in zijn jeugdig enthousiasme wilde vertellen, bleken er slechts twee haalbaar binnen de lengte van een bioscoopfilm. De eerste helft van de film beschrijft de bankoverval van drie jongens die met het verdiende geld de oversteek naar Amerika willen maken. Daar zal de geliefde van Yao (mooie, doorleefde rol van Liao Fen) hem in de armen vallen. Hij heeft het een jaar zonder haar moeten stellen en zijn broer kan er niet over uit dat hij zijn behoefte aan seks zo lang op een laag pitje kon zetten. De overval verloopt gladjes – buiten beeld, want de verfilming ervan stuitte In China op problemen – en nu moet, voordat ze naar het vliegveld gaan, Yao in een buurtsupermarkt nog even zijn vriendin opbellen dat ze er aankomen. Dat gesprek neemt een dramatische wending en de spanning in de winkel loopt hoog op. Een aap en een zeer knuffelbaar hondje maken het geheel wat minder schrijnend.

In het tweede deel heeft de politie-inspecteur die we net in een bijrol hebben gezien (Li Congxi) terecht het vermoeden dat zijn vrouw vreemd gaat. Hij vraagt zich af of er iets aan zijn potentie, de lengte van zijn piemel of beide mankeert. Maar klemmender nog is de vraag of zijn vrouw nog van hem houdt. (Een normaal mens zou denken van niet maar de politieman is een onverbeterlijke romanticus.) Twee totaal verschillende vertellijnen, zowel thematisch als qua sfeer, maar over hetzelfde thema: hoe kunnen we ooit vertrouwen op de standvastigheid van onze geliefde? En wat blijft er nog over van het verleden als blijkt dat die liefde voorbij is? Liu Fendou weet er wel raad mee.


© 2005 Hans Knegtmans meer Hans Knegtmans - meer "Naar de film" -
Vermaak en Genot > Naar de film
Platitudes en Poëzie Hans Knegtmans
President George Bush heeft de wereld bij herhaling een ‘kruistocht’ tegen Moslim terrorisme in het vooruitzicht gesteld. Als die kruistocht even zonnig afloopt als de tweede kruistocht in de periode 1184 – 1187 waarover de film Kingdom of Heaven handelt, gaan we nog blijde tijden tegemoet. Niet alleen in Jeruzalem maar ook op de Westelijke Jordaanoever. En wie weet breidt de humanistische, pacifistische Hollywoodversie van een betere wereld zich zelfs uit tot Bagdad. Zodat ook daar de mensen zullen inzien dat een land maar een lullig stukje grond is waar je nodeloos principieel en moeilijk over kunt doen, het belang van de bevolking daarbij uit het oog verliezend. Ach, was de wereld maar zo simpel als het Jeruzalem van regisseur Ridley Scott.

Hoofdpersoon in Kingdom of Heaven is de eenvoudige hoefsmid Balian (Orlando Bloom). Zijn vrouw heeft – op het Franse platteland – zojuist zelfmoord gepleegd vanwege de dood van hun kind, en een geestelijke legt Balian uit dat ze volgens de bijbel in dat geval niet netjes begraven kan worden. Juist op dat psychologisch belangrijke moment arriveert een groepje stoere ridders. Hun voorman (Liam Neeson) bekent de jongeman dat hij vroeger diens moeder verkracht heeft. Ze zijn dus vader en zoon. En mocht Balian met hem meekomen naar Jeruzalem – waar ze zo’n flinke knul goed kunnen gebruiken – dan kan hij daarmee mogelijk de morele schuld van de zelfmoordenares vereffenen.
Balian besluit uiteindelijk zijn vader achterna te reizen. Jeruzalem wordt geregeerd door Baldwin IV (‘de leprakoning’) die zijn afschuwelijk verminkte gezicht verbergt achter een zilverkleurig masker. Regisseur Ridley Scott (van The Gladiator) geeft de kijker een spoedcursus over de politieke en morele verhoudingen aldaar. Baldwin IV en zijn adviseur Tiberias (Jeremy Irons) zijn oké. De Saraceense leider Saladdin is niet echt fout maar natuurlijk wel een moslim, dus dat kan nog problemen gaan geven. De echte slechteriken zijn de Tempeliers Reynald en Guy de Lusignan, beiden te herkennen aan een onbetrouwbaar nichterig uiterlijk en een dito Frans accent. Opmerkelijk genoeg deugen in deze film ook de horizontaal denkende priesters niet.

Na enkele nogal kinderlijke plotwendingen is het matten geblazen. Dan blijkt pas goed hoe ver de oudheidkundige film van nu is afgegleden sinds solide klassiekers als The Robe, Quo Vadis? en Spartacus. De talloze vechtscènes zijn grotendeels met de computer getekend en ogen als restmateriaal uit The Return of the King of Troy. Niet per se slechter, maar hetzelfde. De afwisseling tussen gecomputeriseerde veraf shots en close-ups maken een obligate indruk. Het is vrijwel ondoenlijk, aan de beelden te zien wie wie0213 Liefdesperikelen is, of welke partij de overhand heeft. Digitaal vuurwerk is the State of the Art, en dat zullen we weten.
In dramatisch opzicht is het contrast met echte klassiekers is nog pijnlijker. De personages spreken monotoon platitudes uit die maar net het niveau van wandtegelwijsheden bereiken. 'Je bent niet hoe je geboren wordt, maar wat je aan potentieel hebt.'' Verdomme, had dat eerder gezegd! In weerwil van de humanitaire correctheid die de film pretendeert uit te dragen – maar dan wel een a-historische, a-politieke correctheid – zou je bijna wensen dat die vliegtuigkapers op 11 september een stukje naar het westen waren doorgevlogen.

Helaas trok de Chinese film Green Hat – het debuut van Liu Fendou – in zijn eerste vertoningsweek landelijk minder toeschouwers dan Kingdom of Heaven op een zaterdagavond in één willekeurige Pathézaal. In Amsterdam is hij nog te zien, maar de rest van Nederland is aangewezen op een filmtheater-op-reisafstand. Hopen maar dat u tot de gelukkigen behoort, want Green Hat was een van de ontdekkingen – vooral bij critici – van afgelopen Filmfestival Rotterdam. Van de zeven(!) verhaallijnen die de regisseur in zijn jeugdig enthousiasme wilde vertellen, bleken er slechts twee haalbaar binnen de lengte van een bioscoopfilm. De eerste helft van de film beschrijft de bankoverval van drie jongens die met het verdiende geld de oversteek naar Amerika willen maken. Daar zal de geliefde van Yao (mooie, doorleefde rol van Liao Fen) hem in de armen vallen. Hij heeft het een jaar zonder haar moeten stellen en zijn broer kan er niet over uit dat hij zijn behoefte aan seks zo lang op een laag pitje kon zetten. De overval verloopt gladjes – buiten beeld, want de verfilming ervan stuitte In China op problemen – en nu moet, voordat ze naar het vliegveld gaan, Yao in een buurtsupermarkt nog even zijn vriendin opbellen dat ze er aankomen. Dat gesprek neemt een dramatische wending en de spanning in de winkel loopt hoog op. Een aap en een zeer knuffelbaar hondje maken het geheel wat minder schrijnend.

In het tweede deel heeft de politie-inspecteur die we net in een bijrol hebben gezien (Li Congxi) terecht het vermoeden dat zijn vrouw vreemd gaat. Hij vraagt zich af of er iets aan zijn potentie, de lengte van zijn piemel of beide mankeert. Maar klemmender nog is de vraag of zijn vrouw nog van hem houdt. (Een normaal mens zou denken van niet maar de politieman is een onverbeterlijke romanticus.) Twee totaal verschillende vertellijnen, zowel thematisch als qua sfeer, maar over hetzelfde thema: hoe kunnen we ooit vertrouwen op de standvastigheid van onze geliefde? En wat blijft er nog over van het verleden als blijkt dat die liefde voorbij is? Liu Fendou weet er wel raad mee.
© 2005 Hans Knegtmans
powered by CJ2