archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 13
Jaargang 17
23 april 2020
Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Marcuse, Plato en andere dwalingen Arie de Jong

1713BS DwalingenIn mijn studententijd las ik ‘De eendimensionale mens’ van Herbert Marcuse. Ik las dat boek niet één keer, ik las het wel drie keer. Dat was niet uit bewondering, maar omdat ik er niets van snapte. Pas langzamerhand drong tot mij door: dit is een onzinverhaal. Waarom vond ik het zulke onzin? De centrale bewering die het boek mij bood was dat de gewone mensen worden bedot door de machthebbers en het grootkapitaal. De gewone mens kent zijn echte behoeften niet en laat zich wijsmaken dat hij gelukkig wordt van consumeren. Dat houdt hem bovendien zoet, want anders komt hij in opstand.

De vraag die het boek bij mij opriep was: Hoe weet die Marcuse dat zo precies? Waar haalt hij het recht vandaan om andere mensen de maat te nemen? Sterker nog: als dit opgaat voor anderen, wat betekent het voor hemzelf? Zou hij dan niet dezelfde vertekening kunnen hebben als die hij anderen verwijt?
Vanaf dat moment had ik het wel gehad met de wijsheden van arrogante denkers. Ook andere leden van de zogeheten Frankfurter Schule, de neomarxistische, kritische denkers, konden voortaan op mijn scepsis rekenen. Daar werkte aan mee dat ik hun proza over het algemeen gebrekkig vond. Uitvoerig gelul in de ruimte, zonder fatsoenlijke bewijsvoering, uitzichtloze beweringen. Terwijl ik toch het nodige las, voortdurend in de hoop te kunnen doorgronden waar ze het over hadden. Fromm, Adorno, Habermas, het kon niet op.

Ik las in mijn jonge jaren ook veel van Plato. Veel dialogen zijn leuk om te lezen, al kwam het telkens op hetzelfde neer. De redelijkheid overwint. Dat vond ik wel een goede boodschap en de manier om tot die boodschap te komen was niet onaardig. De meester, Socrates, die door vragen aan zijn leerlingen stap voor stap naar de uitkomst werkt. Al had ik telkens wel het gevoel dat Socrates die al kende en alleen geïnteresseerd was in een gesprek als dat leidde naar de door hem gewenste uitkomst. Erg spannend werd het nooit, geen leerling die eens behoorlijk ging ruziemaken met Socrates. Wat mij tegenstond bij Plato was het verhaal over de grot. De mensheid bevindt zich in een grot en ziet de schaduwen op de muur aan voor de werkelijkheid. En daar zijn ze tevreden mee. Foute boel, want het moet gaan om de ‘echte’ dingen, en het zijn de filosofen die dat wel snappen, maar die gewone mensen in de grot niet.

De parallel met Herbert Marcuse lijkt me duidelijk. Ook bij Plato lag er de vraag: ‘Waarom snap jij het wel en al die domme mensen niet?’ Als Plato er nu eens naast zou zitten en ten onrechte veronderstelde dat achter de werkelijkheid zoals we die ervaren een ‘echtere’ werkelijkheid schuilt? Mijn antwoord is: ‘Hij zag het verkeerd, de arrogante kwast.’

Ik heb er een groot wantrouwen uit overgehouden ten aanzien van stellige beweringen. Vooral als mensen elkaar napraten en niet meer nagaan of de bewering wel klopt. Om het klein te houden: ‘ambachtelijk’ is goed en ‘fabrieksmatig’ is slecht. Hoezo? Wat doet een ‘warme bakker’ anders dan fabrieksmatig brood bakken, maar dan op kleine schaal? Idem dito dat mensen er op kikken dat iets ‘biologisch’ is. Als dat etiket er niet op staat, is dat dan niet ‘biologisch’? In de winkel bekijk ik wel eens het verschil tussen ‘biologische’ groenten en dezelfde groente zonder dat etiket. Als er al verschil is, dan in de eerste plaats de prijs.

Of dat iets kleinschalig moet zijn. Is dat in zichzelf goed?
Vooral de uitwassen van dit soort geloof staan mij zeer tegen. Biologisch dynamische boeren (tot mijn spijt heb ik al een hekel aan zo’n rare typering: biologisch dynamisch) die het graan willen zaaien bij volle maan, of iets in die geest. Net zo idioot als lui die denken dat de stand van de sterren iets zegt over iemands leven en toekomst.

In onze coronatijden worden we overspoeld door stellige beweringen. Telkens zijn er betweters die heel precies weten wat er wel of niet moeten gebeuren. Voorbeeld: de mondkapjes. Belangrijk voor allerlei situaties, bijvoorbeeld personeel dat besmette of mogelijk besmette mensen moet verzorgen of helpen. In sommige landen is er het idee dat iedereen moet rondlopen met mondkapjes. Zo las ik dat je in Italië zelfs alleen een winkel kunt bezoeken met een mondkapje om (of is het op?). Mensen die er verstand van hebben, en inzicht in de menselijke psyche, vinden het onverstandig om op zo’n schaal met mondkapjes op te gaan lopen. Schijnveiligheid bieden ze, erger nog: uiteraard verversen mensen die kapjes niet vaak genoeg, maar ze nemen ook risico’s die ze anders niet zouden nemen. Zoals bij alles, is het een genuanceerd verhaal. Dat is niet aan iedereen besteed.

Na de mondkapjes kwam het gedoe over de ‘corona-app’. Veel discussie vervolgens over de privacy-problematiek, maar weinigen die zich afvroegen: helpt het? Dat laatste is namelijk onwaarschijnlijk. De hele bewijsvoering berust er op dat in Zuid-Korea de gevolgen tot nu toe meevallen en daar is op grote schaal gebruik gemaakt van zo’n corona-app op de smartphone. Geen idee of die app heeft meegewerkt, of dat het louter toeval was. Wat ik wel weet: het rammelt aan alle kanten. Geen bewijsvoering, geen relativering dat een belangrijk deel van de dragers van het virus het zelf niet weten, dat een belangrijk deel van de bevolking geen smartphone heeft, of geen zin heeft in dit soort toepassingen, nog veel meer onnauwkeurigheden. Het deed me denken aan de processies die in de Middeleeuwen werden gehouden bij een pestepidemie.

Zou Herbert Marcuse dan toch een beetje gelijk hebben, al was het niet op de manier die hij bedoelde? Dat de gewone mens gemakkelijk te bedotten valt. Hij komt niet gauw in opstand.

------
Het plaatje is van Han Busstra


© 2020 Arie de Jong meer Arie de Jong - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
Marcuse, Plato en andere dwalingen Arie de Jong
1713BS DwalingenIn mijn studententijd las ik ‘De eendimensionale mens’ van Herbert Marcuse. Ik las dat boek niet één keer, ik las het wel drie keer. Dat was niet uit bewondering, maar omdat ik er niets van snapte. Pas langzamerhand drong tot mij door: dit is een onzinverhaal. Waarom vond ik het zulke onzin? De centrale bewering die het boek mij bood was dat de gewone mensen worden bedot door de machthebbers en het grootkapitaal. De gewone mens kent zijn echte behoeften niet en laat zich wijsmaken dat hij gelukkig wordt van consumeren. Dat houdt hem bovendien zoet, want anders komt hij in opstand.

De vraag die het boek bij mij opriep was: Hoe weet die Marcuse dat zo precies? Waar haalt hij het recht vandaan om andere mensen de maat te nemen? Sterker nog: als dit opgaat voor anderen, wat betekent het voor hemzelf? Zou hij dan niet dezelfde vertekening kunnen hebben als die hij anderen verwijt?
Vanaf dat moment had ik het wel gehad met de wijsheden van arrogante denkers. Ook andere leden van de zogeheten Frankfurter Schule, de neomarxistische, kritische denkers, konden voortaan op mijn scepsis rekenen. Daar werkte aan mee dat ik hun proza over het algemeen gebrekkig vond. Uitvoerig gelul in de ruimte, zonder fatsoenlijke bewijsvoering, uitzichtloze beweringen. Terwijl ik toch het nodige las, voortdurend in de hoop te kunnen doorgronden waar ze het over hadden. Fromm, Adorno, Habermas, het kon niet op.

Ik las in mijn jonge jaren ook veel van Plato. Veel dialogen zijn leuk om te lezen, al kwam het telkens op hetzelfde neer. De redelijkheid overwint. Dat vond ik wel een goede boodschap en de manier om tot die boodschap te komen was niet onaardig. De meester, Socrates, die door vragen aan zijn leerlingen stap voor stap naar de uitkomst werkt. Al had ik telkens wel het gevoel dat Socrates die al kende en alleen geïnteresseerd was in een gesprek als dat leidde naar de door hem gewenste uitkomst. Erg spannend werd het nooit, geen leerling die eens behoorlijk ging ruziemaken met Socrates. Wat mij tegenstond bij Plato was het verhaal over de grot. De mensheid bevindt zich in een grot en ziet de schaduwen op de muur aan voor de werkelijkheid. En daar zijn ze tevreden mee. Foute boel, want het moet gaan om de ‘echte’ dingen, en het zijn de filosofen die dat wel snappen, maar die gewone mensen in de grot niet.

De parallel met Herbert Marcuse lijkt me duidelijk. Ook bij Plato lag er de vraag: ‘Waarom snap jij het wel en al die domme mensen niet?’ Als Plato er nu eens naast zou zitten en ten onrechte veronderstelde dat achter de werkelijkheid zoals we die ervaren een ‘echtere’ werkelijkheid schuilt? Mijn antwoord is: ‘Hij zag het verkeerd, de arrogante kwast.’

Ik heb er een groot wantrouwen uit overgehouden ten aanzien van stellige beweringen. Vooral als mensen elkaar napraten en niet meer nagaan of de bewering wel klopt. Om het klein te houden: ‘ambachtelijk’ is goed en ‘fabrieksmatig’ is slecht. Hoezo? Wat doet een ‘warme bakker’ anders dan fabrieksmatig brood bakken, maar dan op kleine schaal? Idem dito dat mensen er op kikken dat iets ‘biologisch’ is. Als dat etiket er niet op staat, is dat dan niet ‘biologisch’? In de winkel bekijk ik wel eens het verschil tussen ‘biologische’ groenten en dezelfde groente zonder dat etiket. Als er al verschil is, dan in de eerste plaats de prijs.

Of dat iets kleinschalig moet zijn. Is dat in zichzelf goed?
Vooral de uitwassen van dit soort geloof staan mij zeer tegen. Biologisch dynamische boeren (tot mijn spijt heb ik al een hekel aan zo’n rare typering: biologisch dynamisch) die het graan willen zaaien bij volle maan, of iets in die geest. Net zo idioot als lui die denken dat de stand van de sterren iets zegt over iemands leven en toekomst.

In onze coronatijden worden we overspoeld door stellige beweringen. Telkens zijn er betweters die heel precies weten wat er wel of niet moeten gebeuren. Voorbeeld: de mondkapjes. Belangrijk voor allerlei situaties, bijvoorbeeld personeel dat besmette of mogelijk besmette mensen moet verzorgen of helpen. In sommige landen is er het idee dat iedereen moet rondlopen met mondkapjes. Zo las ik dat je in Italië zelfs alleen een winkel kunt bezoeken met een mondkapje om (of is het op?). Mensen die er verstand van hebben, en inzicht in de menselijke psyche, vinden het onverstandig om op zo’n schaal met mondkapjes op te gaan lopen. Schijnveiligheid bieden ze, erger nog: uiteraard verversen mensen die kapjes niet vaak genoeg, maar ze nemen ook risico’s die ze anders niet zouden nemen. Zoals bij alles, is het een genuanceerd verhaal. Dat is niet aan iedereen besteed.

Na de mondkapjes kwam het gedoe over de ‘corona-app’. Veel discussie vervolgens over de privacy-problematiek, maar weinigen die zich afvroegen: helpt het? Dat laatste is namelijk onwaarschijnlijk. De hele bewijsvoering berust er op dat in Zuid-Korea de gevolgen tot nu toe meevallen en daar is op grote schaal gebruik gemaakt van zo’n corona-app op de smartphone. Geen idee of die app heeft meegewerkt, of dat het louter toeval was. Wat ik wel weet: het rammelt aan alle kanten. Geen bewijsvoering, geen relativering dat een belangrijk deel van de dragers van het virus het zelf niet weten, dat een belangrijk deel van de bevolking geen smartphone heeft, of geen zin heeft in dit soort toepassingen, nog veel meer onnauwkeurigheden. Het deed me denken aan de processies die in de Middeleeuwen werden gehouden bij een pestepidemie.

Zou Herbert Marcuse dan toch een beetje gelijk hebben, al was het niet op de manier die hij bedoelde? Dat de gewone mens gemakkelijk te bedotten valt. Hij komt niet gauw in opstand.

------
Het plaatje is van Han Busstra
© 2020 Arie de Jong
powered by CJ2