archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 9
Jaargang 2
3 maart 2005
Bezigheden > Lopen delen printen terug
Haagse koffiehuizen Frits Hoorweg

0209 Haagse koffiehuizen
Door een fysiek ongemak wil het wandelen op het moment niet zo lukken. Als ik er flink de pas in zet begint mijn hart te protesteren: te weinig zuurstof! Na mezelf eerst wijs te hebben gemaakt dat het spierpijn was, en vervolgens dat m’n maag een beetje opspeelde, ben ik toch maar naar de dokter gegaan. Hij gaf me een briefje mee en op vertoon daarvan kreeg ik elders een tas met pillen en poeders. Verder zei hij dat ik goed naar mijn lichaam moest luisteren.

Dat valt niet mee. Een pijntje hier en een krampje daar, heeft het iets te betekenen? God zal het weten. Er is ook weinig lol aan te beleven, je kunt beter naar muziek luisteren; of naar de gesprekken in de koffiehuizen waar ik noodgedwongen, vaker dan voorheen, even neerstrijk.
‘Doe mijn een balletje.’
‘Mosterd?’
‘Ja, doe maar.’
‘Brood?’
‘Neen, ik ben aan de lijn. Huh, huh.’ Hij kijkt glunderend rond, zijn totale fysiek is een ontkenning van wat hij zegt.
‘Nou dat wordt tijd ook. Ha, ha, ha.’

Die koffiehuizen, niet te verwarren met coffeeshops, schijnen iets bijzonders van Den Haag te zijn. Het zijn losstaande, meest houten optrekjes die de sporen dragen van een zeer nederige start, heel lang geleden. Aan het eind van de 19e eeuw namen de geheelonthouders het initiatief tot oprichting van consumptiekiosken, ook wel limonadekiosken genoemd. Waarschijnlijk is dat in meerdere steden gebeurd, maar juist in Den Haag zijn het blijvertjes gebleken en wel onder de benaming koffietenten of - huizen. In mijn mapje met wandeldingen zit een knipsel dat afkomstig is uit de Haagsche Courant met een kaartje waarop er wel 48 zijn ingetekend. Ze dragen de naam van de eigenaar (Monique, Romy, Paul, Leny) of van de buurt (Westduin, Dedemsvaart), de straat of het plein van vestiging (Heeswijkplein, Statenplein). Een enkele keer is gekozen voor een naam die als titel van een boek van Carmiggelt had kunnen dienen (Men zegt, Onder ons).

Waarom hebben die koffiehuizen nu juist in Den Haag zo’n opgang gemaakt? Jan en Frans de Leef, de samenstellers van een boek over dit onderwerp (Morgen gratis koffie, koffietenten in en om Den Haag) hebben daar een op het eerste gezicht plausibele theorie voor. In het bekakte Den Haag mochten losse werklui niet eten in de huizen of kantoren waar ze aan het werk waren. Ze werden geacht elders te schaften en kwamen dan bij koffiehuizen terecht. Bij sommige ervan is het nog steeds toegestaan je van huis meegenomen brood op te eten. Als je er maar een ‘balletje en een bakkie’ of zo bij neemt.

Vaak is er een vaste cliëntèle van dikke mannen en schrale vrouwen, die weinig om handen lijkt te hebben. De gesprekken kenmerken zich door opgewekte somberheid. Logica is voor een buitenstaander niet herkenbaar. Er worden bezweringen aan elkaar geregen die voor de insiders blijkbaar geen enkele uitleg vergen. Van een gedachtewisseling is geen sprake.
‘Als je jezelf niet verwent doet niemand het.’
‘Ja, je moet wel tegen een lolletje kennen.’
TV-West heeft een tijdje een programma gehad dat opgenomen werd in de koffietent aan het Statenplein. Het was een van de betere programma’s van de regionale zender, al was het niet direct een leerschool voor ordelijk debatteren.

De vaste bemanning van zo’n koffiehuis wordt in de loop van de dag aangevuld met: chauffeurs die ‘even een bakkie doen’ en moeiteloos opgaan in het geheel, spijbelende scholieren die in een hoekje fluisterend genieten van het feit dat ze niet op school zijn en deftige dames en heren op leeftijd die blijkbaar behoefte hebben aan gezelschap. De aanwezigheid van die laatste categorie is wellicht verrassend. Op het eerste gezicht is zo’n koffiehuis iets voor ‘de heffe des volks’ en die bepaalt dan ook de toon van het gesprek, maar de betere stand blaast zijn partijtje mee.

Den Haag is een stad die van oudsher een nogal rigide verdeling heeft in ‘goede’ en ‘slechte’ buurten. maar je vindt die koffiehuizen overal. Als ik de straat uit loop (u begrijpt dat de inleiding ertoe diende u op onnadrukkelijke wijze duidelijk te maken dat ik in een ‘goede’ buurt woon), in de richting van de Scheveningse Bosjes, kom ik bij De Prinsenvink terecht; een welkome gelegenheid om even op adem te komen. Ik tref daar de man die vroeger op zijn fiets medicijnen rondbracht in de buurt. Hij is inmiddels met pensioen en woont in Delft, maar het fietsen is hem blijkbaar in het bloed gaan zitten en wat is een betere bestemming dan de buurt die je zo goed hebt leren kennen? De Prinsenvink heet naar een straat waar de koffietent net buiten ligt. Het Prinsenvinkenpark is zondermeer een dure straat, met kolossale huizen, een ervan is nog ontworpen door Berlage. Ze heeft op de kaart de vorm van een scheefstaande A; begin en eind zijn aan de Riouwstraat. De ‘punt’ van de A ligt tegen de Kerkhoflaan aan en daar ligt de Prinsenvink dus, met de rug in de Scheveningse Bosjes.
Het is het ideale eindpunt van een miniwandeling. Daar laaf ik mij aan koffie en aan de grimmige levenslust van de vaste klanten. Ik hoef er niet naar mijn eigen lijf te luisteren.



© 2005 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "Lopen" -
Bezigheden > Lopen
Haagse koffiehuizen Frits Hoorweg
0209 Haagse koffiehuizen
Door een fysiek ongemak wil het wandelen op het moment niet zo lukken. Als ik er flink de pas in zet begint mijn hart te protesteren: te weinig zuurstof! Na mezelf eerst wijs te hebben gemaakt dat het spierpijn was, en vervolgens dat m’n maag een beetje opspeelde, ben ik toch maar naar de dokter gegaan. Hij gaf me een briefje mee en op vertoon daarvan kreeg ik elders een tas met pillen en poeders. Verder zei hij dat ik goed naar mijn lichaam moest luisteren.

Dat valt niet mee. Een pijntje hier en een krampje daar, heeft het iets te betekenen? God zal het weten. Er is ook weinig lol aan te beleven, je kunt beter naar muziek luisteren; of naar de gesprekken in de koffiehuizen waar ik noodgedwongen, vaker dan voorheen, even neerstrijk.
‘Doe mijn een balletje.’
‘Mosterd?’
‘Ja, doe maar.’
‘Brood?’
‘Neen, ik ben aan de lijn. Huh, huh.’ Hij kijkt glunderend rond, zijn totale fysiek is een ontkenning van wat hij zegt.
‘Nou dat wordt tijd ook. Ha, ha, ha.’

Die koffiehuizen, niet te verwarren met coffeeshops, schijnen iets bijzonders van Den Haag te zijn. Het zijn losstaande, meest houten optrekjes die de sporen dragen van een zeer nederige start, heel lang geleden. Aan het eind van de 19e eeuw namen de geheelonthouders het initiatief tot oprichting van consumptiekiosken, ook wel limonadekiosken genoemd. Waarschijnlijk is dat in meerdere steden gebeurd, maar juist in Den Haag zijn het blijvertjes gebleken en wel onder de benaming koffietenten of - huizen. In mijn mapje met wandeldingen zit een knipsel dat afkomstig is uit de Haagsche Courant met een kaartje waarop er wel 48 zijn ingetekend. Ze dragen de naam van de eigenaar (Monique, Romy, Paul, Leny) of van de buurt (Westduin, Dedemsvaart), de straat of het plein van vestiging (Heeswijkplein, Statenplein). Een enkele keer is gekozen voor een naam die als titel van een boek van Carmiggelt had kunnen dienen (Men zegt, Onder ons).

Waarom hebben die koffiehuizen nu juist in Den Haag zo’n opgang gemaakt? Jan en Frans de Leef, de samenstellers van een boek over dit onderwerp (Morgen gratis koffie, koffietenten in en om Den Haag) hebben daar een op het eerste gezicht plausibele theorie voor. In het bekakte Den Haag mochten losse werklui niet eten in de huizen of kantoren waar ze aan het werk waren. Ze werden geacht elders te schaften en kwamen dan bij koffiehuizen terecht. Bij sommige ervan is het nog steeds toegestaan je van huis meegenomen brood op te eten. Als je er maar een ‘balletje en een bakkie’ of zo bij neemt.

Vaak is er een vaste cliëntèle van dikke mannen en schrale vrouwen, die weinig om handen lijkt te hebben. De gesprekken kenmerken zich door opgewekte somberheid. Logica is voor een buitenstaander niet herkenbaar. Er worden bezweringen aan elkaar geregen die voor de insiders blijkbaar geen enkele uitleg vergen. Van een gedachtewisseling is geen sprake.
‘Als je jezelf niet verwent doet niemand het.’
‘Ja, je moet wel tegen een lolletje kennen.’
TV-West heeft een tijdje een programma gehad dat opgenomen werd in de koffietent aan het Statenplein. Het was een van de betere programma’s van de regionale zender, al was het niet direct een leerschool voor ordelijk debatteren.

De vaste bemanning van zo’n koffiehuis wordt in de loop van de dag aangevuld met: chauffeurs die ‘even een bakkie doen’ en moeiteloos opgaan in het geheel, spijbelende scholieren die in een hoekje fluisterend genieten van het feit dat ze niet op school zijn en deftige dames en heren op leeftijd die blijkbaar behoefte hebben aan gezelschap. De aanwezigheid van die laatste categorie is wellicht verrassend. Op het eerste gezicht is zo’n koffiehuis iets voor ‘de heffe des volks’ en die bepaalt dan ook de toon van het gesprek, maar de betere stand blaast zijn partijtje mee.

Den Haag is een stad die van oudsher een nogal rigide verdeling heeft in ‘goede’ en ‘slechte’ buurten. maar je vindt die koffiehuizen overal. Als ik de straat uit loop (u begrijpt dat de inleiding ertoe diende u op onnadrukkelijke wijze duidelijk te maken dat ik in een ‘goede’ buurt woon), in de richting van de Scheveningse Bosjes, kom ik bij De Prinsenvink terecht; een welkome gelegenheid om even op adem te komen. Ik tref daar de man die vroeger op zijn fiets medicijnen rondbracht in de buurt. Hij is inmiddels met pensioen en woont in Delft, maar het fietsen is hem blijkbaar in het bloed gaan zitten en wat is een betere bestemming dan de buurt die je zo goed hebt leren kennen? De Prinsenvink heet naar een straat waar de koffietent net buiten ligt. Het Prinsenvinkenpark is zondermeer een dure straat, met kolossale huizen, een ervan is nog ontworpen door Berlage. Ze heeft op de kaart de vorm van een scheefstaande A; begin en eind zijn aan de Riouwstraat. De ‘punt’ van de A ligt tegen de Kerkhoflaan aan en daar ligt de Prinsenvink dus, met de rug in de Scheveningse Bosjes.
Het is het ideale eindpunt van een miniwandeling. Daar laaf ik mij aan koffie en aan de grimmige levenslust van de vaste klanten. Ik hoef er niet naar mijn eigen lijf te luisteren.

© 2005 Frits Hoorweg
powered by CJ2