archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 9
Jaargang 2
3 maart 2005
Beschouwingen > Een rustig mens delen printen terug
Geen water te breed voor Jan Donkers Theo Capel

0209 Jan Donkers
Onlangs verscheen van Jan Donkers De tweede Amerikaanse eeuw, een verzameling beschouwingen over het hedendaagse Amerika. Het is te lezen als het afscheid van een droom, de Amerikaanse droom die Donkers jaren in de ban hield en hem tot vele, veelal journalistieke missies naar het grote continent bracht. En dat hem binnenkort, na wat je met veel ironie de nodige studievertraging kan noemen, als volrijpe student een doctoraalbul zal opleveren.
Voordat hij het brede water van de Atlantische Oceaan overstak, had Donkers al vaak in het klein geoefend met de pont over het IJ. Hij groeide op in Amsterdam-Noord, waarover hij in 1997 Zo dicht bij Amsterdam schreef en dat tot zijn verrassing een groot succes werd, zowel commercieel als kritisch.

'Het is verreweg mijn best besproken boek dat een mengeling is van overlevering (oral history), gewone geschiedschrijving, sociale reportage en biografische elementen. Het was de eerste keer dat er serieus over Noord werd geschreven. Tot dan had iedereen gedaan alsof het er het paradijs op aarde was, terwijl ik juist alle wrok van me afschreef. Nadat in Noord de eerste gal over me was uitgestort, kreeg ik steeds verzoeken om er uit voor te lezen. In die tijd kwam ik weer vaak in Noord, veel vaker dan in al die jaren ervoor.
Het boek had een lange aanloop. Het begon met lezingen over Amsterdam in Paradiso. Mij vroegen ze toen of ik niet iets over Noord wou vertellen. Dat was een succes. Toen volgde er op verzoek een artikel in het tijdschrift Maatstaf, waarop allerlei mensen zeiden dat ik er een boek van moest maken. Maar ik vroeg me af of ik de hekel die ik aan Noord had nog verder moest oprakelen. In diezelfde tijd had ik geld gekregen van het Fonds voor Bijzondere Journalistieke Projecten voor een boek over Vietnam, maar daar kwam het maar niet van. Er wrong iets en het geld stond al op mijn giro. Hoe loste ik dat in vredesnaam op? Uiteindelijk belde ik het Fonds of het een boek over de Overkant van IJ, zoals Amsterdam-Noord ook wordt genoemd, mocht worden. Dat werd met gejuich begroet. Ze kregen voortdurend aanvragen voor projecten in verre landen en nu was er eindelijk iemand die wou schrijven over iets dat zo dichtbij lag.'

'Ik had als jongen uit Noord de universele wrok van jongelui die hun horizon willen verbreden. Daarvoor was in Amsterdam-Noord absoluut geen plaats. Ja, als kind had je een heerlijke jeugd met ruimte om te spelen, te schaatsen, de weilanden, maar als je wat ouder was, kon je eigenlijk alleen op voetballen, bij de Volewijckers, waar ik ook zes jaar heb gespeeld. In Noord was er niets boven de MULO, dus bijna niemand ging naar de middelbare school. Die was in de stad aan de andere kant van het IJ. Op de 50.000 inwoners in de jaren vijftig gingen 145 scholieren naar de stad. Dat is nog geen halve pont vol.
Voor alles moest je naar de stad. Voor boeken, meisjes, cafés, muziek. Ik kwam thuis, maakte mijn huiswerk en vertrok voor de tweede keer op de fiets. Weer dat hele kolere-eind naar de pont. In onze tijd zeggen mensen: "Oh, wat leuk, dat pontje over het IJ", maar die hebben nooit in de regen de Meeuwenlaan af gefietst en meegemaakt dat de dekknechten met pervers genoegen de klep ophaalden net als jij dacht dat je nog mee kon. Een vriend van mij brak ooit de naaf van zijn fiets, omdat hij door die klep op het laatste moment werd geschept.'

De hang om de grotere oversteek naar Amerika te maken sluimerde al op de achtergrond. Zijn ouders hadden vlak na de oorlog plannen gehad om te emigreren. Familie van beide kanten woonde al in Canada en aan de westkust van de V.S. Maar had de vader van Donkers die ongeschoolde arbeider was, wel kansen in dat land? Zijn ouders bleven aarzelen. Uiteindelijk werd de droom van een ijskast in de keuken en andere welvaart in Amerika ingeruild tegen een nieuwer huis in hetzelfde Amsterdam-Noord met een badcel, oftewel douche, wat ook al een geweldige luxe betekende. Maar in huize Donkers' bleef Amerika het beloofde land en bovendien waren de Amerikanen onze bevrijders en hadden ze er ons met de Marshallhulp weer bovenop geholpen. Thuis las Jan Donkers Amerikaanse boeken en tijdschriften, draaide rock 'n' roll platen, hoewel je daarover op de middelbare school weer voorzichtig moest zijn. Elvis vond men daar bijvoorbeeld een kwijl en jazz was verre te prefereren. Dat weerhield Donkers er niet van om met Radio Luxemburg zijn huiswerk te maken en op woensdagmiddag naar een familielid te fietsen om naar Spielereien mit Schallplatten van Chris Howland te gaan luisteren, een tienerprogramma van de Duitse radio door een Engelse diskjockey die met een vet accent Duits sprak.

'In 1971 kwam ik voor het eerst in de V.S. Voor die tijd had ik wel al eens een beurs aangevraagd en ook me opgegeven voor een uitwisselingsprogramma voor studenten, maar daar kwam niks uit voort. Ik vond het er fantastisch en in de paar jaar erna ben ik er wel vier tot vijf keer geweest. In 1972 begon de verkiezingsstrijd tussen Nixon en McGovern en je kreeg al snel de Watergate-hearings die ik voor de toenmalige Haagse Post mocht verslaan. De toegankelijkheid voor de media was groot. Amerika is een enorm mediagericht land. Ik kreeg meteen een persaccreditatie en zat naar de Watergateverhoren onder leiding van Sam Ervin te luisteren.
Amerikanen waren toen al veel te dik, veel te luidruchtig en te veel op geld gericht, maar alles wat interessant was, gebeurde daar toen. Muziek, film, literatuur, politiek, alles. Maar tegenwoordig heerst er een veel grotere zelfgenoegzaamheid in de V.S. Er is zo veel minder nieuwsgierigheid vergeleken bij toen. Sinds de val van de Muur hebben de V.S. geen vrienden meer nodig. Er zijn geen twee kampen meer in de wereld. De Amerikanen hebben nu het gevoel dat ze alles en iedereen aankunnen. We can whip anybody anytime. Die mentaliteit overheerst nu.'

Jan Donkers heeft vergelijkingsmateriaal over toen en nu genoeg onder meer door een gastdocentschap in Texas dat hij in de jaren tachtig vervulde en twee jaar geleden nog een keer herhaalde, opnieuw in Austin, Texas. Dat is de hoofdstad van die deelstaat die als springplank diende voor het presidentschap van George W. Bush, een man die weldenkende mensen van enige linkse snit al snel tot schuimbekken weet te brengen. Voor de oppervlakkige Amerika-beschouwer lijkt Bush junior niet veel erger dan bijvoorbeeld de presidenten Nixon en Reagan die ook met graagte gehaat werden om hun standpunten. Wat maakt Bush zo extra erg?

'Bij Bush is het de combinatie van arrogantie en onbenul. Dat is een dodelijke combinatie. Hij maakt een verdienste van onwetendheid. Een voorbeeld is zijn spottende reactie op zijn eigen ambassadeur in Frankrijk die gelukkig de Franse taal beheerst. Dan ben je in de ogen van Bush meteen een opschepper. Je moet niet laten zien dat je iets weet, maar je moet kracht tonen. Bush wil tonen dat hij een mannetjesputter is. Hooien op zijn boerderij in Texas, dat zou hij graag doen. Telkens zie dan die hooibalen in beeld en het zijn al jaren dezelfde balen. Zijn maat Cheney is nog veel erger. Die laat anderen kalkoenen opjagen en schiet ze dan vanuit zijn leunstoel op zijn veranda af. Reagan zou dat ver beneden zijn stand hebben gevonden. Die reed tenminste nog op zijn paard op zijn eigen ranch rond. En Nixon ('I'm not a crook') was in buitenlands beleid geïnteresseerd. Bush geeft niets om de rest van de wereld. Wij met zijn allen dienen als afzetgebied voor de V.S. en als leverancier van grondstoffen. En de media gaan ook teloor. Die zijn veel minder divers en onafhankelijk dan bijvoorbeeld twintig jaar geleden. Je hebt Fox News Channel, dat niets te maken heeft met nieuws en alleen maar een propagandakanaal vormt van de ergste soort. En dan zijn er nog van die hele erge Christenen die zich uitverkoren voelen en jou toevoegen dat je bij het einde der tijden je portie wel zal krijgen. Builenpest zal je deel zijn voordat eeuwige verdoemenis over je neerkomt.'

Daar sta je dan als jongen uit Amsterdam-Noord, uit de overkant van het IJ, die zeker wist dat de heilstaat aan de andere kant van het water lag. Een mens zou er somber en onrustig van worden en zijn definitieve heil zoeken op bijvoorbeeld het Franse platteland. Zo ver is het nog niet echt gekomen met Donkers, hoewel hij wel regelmatig in dat land verblijft. Dromen geef je niet zo snel op. Binnenkort gaat hij weer even naar Texas om voor NRC Handelsblad het jaarlijkse grote muziekfestival in Austin te verslaan. Het interessante deel van de V.S. krimpt, maar het is er nog steeds. Samen hooien met Bush staat voorlopig niet op het programma.


© 2005 Theo Capel meer Theo Capel - meer "Een rustig mens"
Beschouwingen > Een rustig mens
Geen water te breed voor Jan Donkers Theo Capel
0209 Jan Donkers
Onlangs verscheen van Jan Donkers De tweede Amerikaanse eeuw, een verzameling beschouwingen over het hedendaagse Amerika. Het is te lezen als het afscheid van een droom, de Amerikaanse droom die Donkers jaren in de ban hield en hem tot vele, veelal journalistieke missies naar het grote continent bracht. En dat hem binnenkort, na wat je met veel ironie de nodige studievertraging kan noemen, als volrijpe student een doctoraalbul zal opleveren.
Voordat hij het brede water van de Atlantische Oceaan overstak, had Donkers al vaak in het klein geoefend met de pont over het IJ. Hij groeide op in Amsterdam-Noord, waarover hij in 1997 Zo dicht bij Amsterdam schreef en dat tot zijn verrassing een groot succes werd, zowel commercieel als kritisch.

'Het is verreweg mijn best besproken boek dat een mengeling is van overlevering (oral history), gewone geschiedschrijving, sociale reportage en biografische elementen. Het was de eerste keer dat er serieus over Noord werd geschreven. Tot dan had iedereen gedaan alsof het er het paradijs op aarde was, terwijl ik juist alle wrok van me afschreef. Nadat in Noord de eerste gal over me was uitgestort, kreeg ik steeds verzoeken om er uit voor te lezen. In die tijd kwam ik weer vaak in Noord, veel vaker dan in al die jaren ervoor.
Het boek had een lange aanloop. Het begon met lezingen over Amsterdam in Paradiso. Mij vroegen ze toen of ik niet iets over Noord wou vertellen. Dat was een succes. Toen volgde er op verzoek een artikel in het tijdschrift Maatstaf, waarop allerlei mensen zeiden dat ik er een boek van moest maken. Maar ik vroeg me af of ik de hekel die ik aan Noord had nog verder moest oprakelen. In diezelfde tijd had ik geld gekregen van het Fonds voor Bijzondere Journalistieke Projecten voor een boek over Vietnam, maar daar kwam het maar niet van. Er wrong iets en het geld stond al op mijn giro. Hoe loste ik dat in vredesnaam op? Uiteindelijk belde ik het Fonds of het een boek over de Overkant van IJ, zoals Amsterdam-Noord ook wordt genoemd, mocht worden. Dat werd met gejuich begroet. Ze kregen voortdurend aanvragen voor projecten in verre landen en nu was er eindelijk iemand die wou schrijven over iets dat zo dichtbij lag.'

'Ik had als jongen uit Noord de universele wrok van jongelui die hun horizon willen verbreden. Daarvoor was in Amsterdam-Noord absoluut geen plaats. Ja, als kind had je een heerlijke jeugd met ruimte om te spelen, te schaatsen, de weilanden, maar als je wat ouder was, kon je eigenlijk alleen op voetballen, bij de Volewijckers, waar ik ook zes jaar heb gespeeld. In Noord was er niets boven de MULO, dus bijna niemand ging naar de middelbare school. Die was in de stad aan de andere kant van het IJ. Op de 50.000 inwoners in de jaren vijftig gingen 145 scholieren naar de stad. Dat is nog geen halve pont vol.
Voor alles moest je naar de stad. Voor boeken, meisjes, cafés, muziek. Ik kwam thuis, maakte mijn huiswerk en vertrok voor de tweede keer op de fiets. Weer dat hele kolere-eind naar de pont. In onze tijd zeggen mensen: "Oh, wat leuk, dat pontje over het IJ", maar die hebben nooit in de regen de Meeuwenlaan af gefietst en meegemaakt dat de dekknechten met pervers genoegen de klep ophaalden net als jij dacht dat je nog mee kon. Een vriend van mij brak ooit de naaf van zijn fiets, omdat hij door die klep op het laatste moment werd geschept.'

De hang om de grotere oversteek naar Amerika te maken sluimerde al op de achtergrond. Zijn ouders hadden vlak na de oorlog plannen gehad om te emigreren. Familie van beide kanten woonde al in Canada en aan de westkust van de V.S. Maar had de vader van Donkers die ongeschoolde arbeider was, wel kansen in dat land? Zijn ouders bleven aarzelen. Uiteindelijk werd de droom van een ijskast in de keuken en andere welvaart in Amerika ingeruild tegen een nieuwer huis in hetzelfde Amsterdam-Noord met een badcel, oftewel douche, wat ook al een geweldige luxe betekende. Maar in huize Donkers' bleef Amerika het beloofde land en bovendien waren de Amerikanen onze bevrijders en hadden ze er ons met de Marshallhulp weer bovenop geholpen. Thuis las Jan Donkers Amerikaanse boeken en tijdschriften, draaide rock 'n' roll platen, hoewel je daarover op de middelbare school weer voorzichtig moest zijn. Elvis vond men daar bijvoorbeeld een kwijl en jazz was verre te prefereren. Dat weerhield Donkers er niet van om met Radio Luxemburg zijn huiswerk te maken en op woensdagmiddag naar een familielid te fietsen om naar Spielereien mit Schallplatten van Chris Howland te gaan luisteren, een tienerprogramma van de Duitse radio door een Engelse diskjockey die met een vet accent Duits sprak.

'In 1971 kwam ik voor het eerst in de V.S. Voor die tijd had ik wel al eens een beurs aangevraagd en ook me opgegeven voor een uitwisselingsprogramma voor studenten, maar daar kwam niks uit voort. Ik vond het er fantastisch en in de paar jaar erna ben ik er wel vier tot vijf keer geweest. In 1972 begon de verkiezingsstrijd tussen Nixon en McGovern en je kreeg al snel de Watergate-hearings die ik voor de toenmalige Haagse Post mocht verslaan. De toegankelijkheid voor de media was groot. Amerika is een enorm mediagericht land. Ik kreeg meteen een persaccreditatie en zat naar de Watergateverhoren onder leiding van Sam Ervin te luisteren.
Amerikanen waren toen al veel te dik, veel te luidruchtig en te veel op geld gericht, maar alles wat interessant was, gebeurde daar toen. Muziek, film, literatuur, politiek, alles. Maar tegenwoordig heerst er een veel grotere zelfgenoegzaamheid in de V.S. Er is zo veel minder nieuwsgierigheid vergeleken bij toen. Sinds de val van de Muur hebben de V.S. geen vrienden meer nodig. Er zijn geen twee kampen meer in de wereld. De Amerikanen hebben nu het gevoel dat ze alles en iedereen aankunnen. We can whip anybody anytime. Die mentaliteit overheerst nu.'

Jan Donkers heeft vergelijkingsmateriaal over toen en nu genoeg onder meer door een gastdocentschap in Texas dat hij in de jaren tachtig vervulde en twee jaar geleden nog een keer herhaalde, opnieuw in Austin, Texas. Dat is de hoofdstad van die deelstaat die als springplank diende voor het presidentschap van George W. Bush, een man die weldenkende mensen van enige linkse snit al snel tot schuimbekken weet te brengen. Voor de oppervlakkige Amerika-beschouwer lijkt Bush junior niet veel erger dan bijvoorbeeld de presidenten Nixon en Reagan die ook met graagte gehaat werden om hun standpunten. Wat maakt Bush zo extra erg?

'Bij Bush is het de combinatie van arrogantie en onbenul. Dat is een dodelijke combinatie. Hij maakt een verdienste van onwetendheid. Een voorbeeld is zijn spottende reactie op zijn eigen ambassadeur in Frankrijk die gelukkig de Franse taal beheerst. Dan ben je in de ogen van Bush meteen een opschepper. Je moet niet laten zien dat je iets weet, maar je moet kracht tonen. Bush wil tonen dat hij een mannetjesputter is. Hooien op zijn boerderij in Texas, dat zou hij graag doen. Telkens zie dan die hooibalen in beeld en het zijn al jaren dezelfde balen. Zijn maat Cheney is nog veel erger. Die laat anderen kalkoenen opjagen en schiet ze dan vanuit zijn leunstoel op zijn veranda af. Reagan zou dat ver beneden zijn stand hebben gevonden. Die reed tenminste nog op zijn paard op zijn eigen ranch rond. En Nixon ('I'm not a crook') was in buitenlands beleid geïnteresseerd. Bush geeft niets om de rest van de wereld. Wij met zijn allen dienen als afzetgebied voor de V.S. en als leverancier van grondstoffen. En de media gaan ook teloor. Die zijn veel minder divers en onafhankelijk dan bijvoorbeeld twintig jaar geleden. Je hebt Fox News Channel, dat niets te maken heeft met nieuws en alleen maar een propagandakanaal vormt van de ergste soort. En dan zijn er nog van die hele erge Christenen die zich uitverkoren voelen en jou toevoegen dat je bij het einde der tijden je portie wel zal krijgen. Builenpest zal je deel zijn voordat eeuwige verdoemenis over je neerkomt.'

Daar sta je dan als jongen uit Amsterdam-Noord, uit de overkant van het IJ, die zeker wist dat de heilstaat aan de andere kant van het water lag. Een mens zou er somber en onrustig van worden en zijn definitieve heil zoeken op bijvoorbeeld het Franse platteland. Zo ver is het nog niet echt gekomen met Donkers, hoewel hij wel regelmatig in dat land verblijft. Dromen geef je niet zo snel op. Binnenkort gaat hij weer even naar Texas om voor NRC Handelsblad het jaarlijkse grote muziekfestival in Austin te verslaan. Het interessante deel van de V.S. krimpt, maar het is er nog steeds. Samen hooien met Bush staat voorlopig niet op het programma.
© 2005 Theo Capel
powered by CJ2