archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 6
Jaargang 2
20 januari 2005
Beschouwingen > De poëtische wereld delen printen terug
Bericht Jaap van Lakerveld

Ik kreeg bericht dat jij bent overleden
Mijn lief, al meer dan tien jaar mijn vriendin
Wij hadden elk van beiden ons gezin
En dat was al die tijd voor ons de reden
Om niet elkanders wereld te betreden
Want echt opnieuw beginnen had geen zin.
 
Ik heb het als bij toeval moeten horen.
Goddank vernam ik het bericht alleen.
Mijn bloed trok weg, verstard en koud als steen
Besefte ik hoeveel ik had verloren.
 
En wat een schrijnend lot mij was beschoren.
Verdriet schroeit als een veenbrand in het veen,
Vreet zich een weg en nergens kan het heen.
Alleen mijn kussen kon mijn snikken smoren.
 
Toen ik het wist, heb ik mezelf bezworen,
Dat niemand iets mocht zien van mijn geween.
Ik hulde mij in zwijgen, maar dat scheen
Mijn huisgenoten nauwelijks te storen.
 
Zo is mijn ziel geleidelijk bevroren
Wat heb ik met die mensen nog gemeen
De kille dagen rijgen zich aaneen
En iedere nieuwe hoop wordt dood geboren.
 
Jij bent geen toekomst meer maar mijn verleden
Ik droom jou nog en dikwijls mij erin
Jij was toch meer dan tien jaar mijn vriendin
Ik hunker naar de dingen die we deden.
En denk dat ik jouw wereld wil betreden
Want echt opnieuw beginnen heeft geen zin.


© 2005 Jaap van Lakerveld meer Jaap van Lakerveld - meer "De poëtische wereld" -
Beschouwingen > De poëtische wereld
Bericht Jaap van Lakerveld
Ik kreeg bericht dat jij bent overleden
Mijn lief, al meer dan tien jaar mijn vriendin
Wij hadden elk van beiden ons gezin
En dat was al die tijd voor ons de reden
Om niet elkanders wereld te betreden
Want echt opnieuw beginnen had geen zin.
 
Ik heb het als bij toeval moeten horen.
Goddank vernam ik het bericht alleen.
Mijn bloed trok weg, verstard en koud als steen
Besefte ik hoeveel ik had verloren.
 
En wat een schrijnend lot mij was beschoren.
Verdriet schroeit als een veenbrand in het veen,
Vreet zich een weg en nergens kan het heen.
Alleen mijn kussen kon mijn snikken smoren.
 
Toen ik het wist, heb ik mezelf bezworen,
Dat niemand iets mocht zien van mijn geween.
Ik hulde mij in zwijgen, maar dat scheen
Mijn huisgenoten nauwelijks te storen.
 
Zo is mijn ziel geleidelijk bevroren
Wat heb ik met die mensen nog gemeen
De kille dagen rijgen zich aaneen
En iedere nieuwe hoop wordt dood geboren.
 
Jij bent geen toekomst meer maar mijn verleden
Ik droom jou nog en dikwijls mij erin
Jij was toch meer dan tien jaar mijn vriendin
Ik hunker naar de dingen die we deden.
En denk dat ik jouw wereld wil betreden
Want echt opnieuw beginnen heeft geen zin.
© 2005 Jaap van Lakerveld
powered by CJ2