archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 18
Jaargang 14
30 augustus 2017
Beschouwingen > Een rustig mens delen printen terug
In Memoriam: Gerard Weel (1942-2017) Peter Schröder

1418BS Gerard WeelIk heb jaren met Gerard samengewerkt, maar op zijn begrafenis merkte ik pas goed wat hij in de wereld allemaal had meegemaakt voor hij in het voor hem vaak troosteloze ambtenarenbestaan terechtkwam. Een leven, stevig verstrengeld met Grote Levensvragen en getekend door lichamelijke zorgen en ingrijpende medische behandelingen. Belangrijke levensfasen beschreef Gerard in De Leunstoel.

Gerard werd in 1942 in een goed RK-gezin geboren in Alkmaar, als zoon van een politieman; in de oorlog, zeker voor politiemensen een moeilijke periode. Over zijn jeugd en zijn grappige jongetjeskennismaking met de seksualiteit schreef hij in De Leunstoel: Mater Sumptuosa 1, 2 en 3. Toen de ‘middelbare schooltijd’ was aangebroken koos hij geheel zelfstandig, tot verrassing van zijn ouders, broer en zus onverwachts voor een priesteropleiding en verdween, ver van huis, naar het seminarie in Nijmegen. Een vreselijke periode in zijn leven brak aan, een vervreemdend kostschoolleven met dan ook nog de RK-terreur van ontuchtige broeders (zie Broeder Wilbert en 37.7). Langzaam drong het tot Gerard door dat hij in het seminarie niet thuishoorde en nam hij, alweer geheel zelfstandig, de beslissing uit te treden.

Bevrijd
Van het strenge seminarie ging hij naar Amsterdam om rechtsgeleerdheid te studeren. Hij had het elan van de jeugdrevolutie van Provo, Beatles en Kraakbeweging in de rug en voelde zich er goed thuis. Eindelijk Gerard zelf! (zie ook: Ben jij dat, Pieternel?) Snel afgestudeerd ging hij bij het ministerie van OC&W werken, voor minister Arie Pais, om vanaf 1979 van het St. Annadal een Academisch Ziekenhuis te maken. Het was Gerards beroepsmatige kennismaking met medisch specialisten en hun zeden en gewoonten. Ik citeer: ’De ongeveer dertig specialisten van het ziekenhuis St. Annadal in Maastricht vragen ongeveer twaalf miljoen gulden aan afkoopsommen voor hun particuliere praktijken als het ziekenhuis academisch wordt. Bij indiensttreding bij dit nieuwe ziekenhuis wensen zij een salaris van gemiddeld drie ton. Minister Pais van Onderwijs en Wetenschappen heeft deze week een delegatie uit Maastricht laten weten een totaal aan afkoopsommen van 4,5 miljoen gulden redelijk te achten. Salarissen van iets meer dan gemiddeld 180.000 gulden per jaar vindt de bewindsman ook wel voldoende’. Voorwaar een spannende klus voor Gerard, hij werkte er hard aan en hielp hem tot een goed einde te brengen.

Rietje
Hij ontmoette Rietje en deelde zijn leven met haar (tot haar overlijden in 2015). (Uiteindelijk kregen Rietje en Gerard drie dochters en later drie kleinkinderen.) Later bleek Gerard te lijden aan een non-Hodgkin lymfoom, maar gelukkig bleek zijn ziekte vatbaar voor een behandelprogramma van intensieve bestralingen. Hij krabbelde overeind en wijdde zich aan Rietje en zijn dochters. Hij ontpopte zich als een lieve vader, die zijn dochters erg mooie verhalen kon vertellen en dat tot zijn dood ook deed voor zijn kleinzonen en kleindochter.
Zijn werk op het departement was succesvol, maar gaf hem, na de dynamiek bij Pais, niet de bevrediging die hij ervan verwachtte.

Ambtelijk werk
Gerard leerde ik kennen op het ministerie van O&W, waar hij toen werkte bij de Directie Hoger Wetenschappelijk Onderwijs. Ik werkte bij het Directoraat Wetenschapsbeleid van hetzelfde ministerie. Universiteiten in Nederland hebben de verstrengelde taken Hoger Onderwijs geven en Wetenschappelijk Onderzoek verrichten; jurist Gerard keek of het onderwijs- en het onderwijsbeleid juridisch in orde was. Als socioloog moest ik kijken of de bredere maatschappelijke belangen wel aan hun trekken kwamen. Wij keken vanuit verschillende kamertjes in een kantoorgebouw uiteraard naar dezelfde mensen en instellingen en dat vroeg om enige coördinatie en ‘intradepartementaal’ overleg. Ook andere ministers bemoeiden zich met onze ‘beleidsterreinen’; dat  vroeg ‘interdepartementaal overleg’. In die tijd bemoeiden alle ministers, met een hoofdrol voor de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en een stevige 2e plaats voor de minister van Justitie,  zich met de totstandkoming van wat in de wandeling de Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst’ (WGBO) heette. Na vele jaren overleg zou dat alles resulteren in: Afdeling 5 (De overeenkomst inzake geneeskundige behandeling) en Boek 7 (Bijzondere overeenkomsten) van het Burgerlijk Wetboek.  

Patiëntenrechten
Laat ik het hier simpel houden: de wet ging vooral patiëntenrechten regelen en daartoe was een stevig leger gezondheidsjuristen aan het werk gezet, die bezig waren een einde te maken aan het autocratische bewind van autoritaire artsen (‘dokters weten alles beter en hoeven niet steeds maar uit te leggen wat zij doen aan onwetende patiënten’). In de onderhandelingen stonden, als je dat zo wilt zien, de ‘belangen’ van behandelende artsen (maak ons werk niet lastiger met allerlei ‘bureaucratische’ beslommeringen) tegenover patiënten/cliënten die hadden begrepen dat de klant koning was en dat ook zou moeten kunnen laten merken (weten wat de dokters aan het doen waren en daarover geïnformeerd kunnen meebeslissen).

Researchfree medicine
In deze tegenstelling raakte het maatschappelijke belang van medisch wetenschappelijk onderzoek begrijpelijkerwijs zoek. Wetenschappelijk onderzoek moet het hebben van alle vormen van patiënteninformatie: gegevens uit bijv. patiëntenadministraties/dossiers en uit ‘lichaamsmateriaal’ (bloedmonsters, weefselpreparaten, overblijfselen van organen). En daarmee zitten we in de buurt van de heilige leerstukken van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van de zeggenschap over het eigen lichaam.  De patiëntenrechtenploeg had de neiging de privacy en de lichamelijke integriteit in een kortetermijnvisie coûte que coûte te maximaliseren (dossiers en bloedmonsters zo gauw mogelijk vernietigen). De vertegenwoordigers van de medisch wetenschappelijke onderzoekers hadden de ondankbare taak de langetermijnvisie van medisch wetenschappelijke kennis (onze knappe chirurgen en oncologen kunnen hun zegenrijk werk niet doen zonder de resultaten van de wetenschappelijke kennis die de onderzoekers uit patiënteninformatie moeten destilleren) voor het voetlicht te brengen. Misverstanden en wanbegrip alom.

Van de minister van Gerard (later ging ook Gerard bij DG Onderzoek- en Wetenschapsbeleid werken) mochten, in het voetspoor van de bewindslieden van VWS en Justitie, de medici best een toontje lager zingen en mochten de patiënten meer bevoegdheden krijgen. De medisch wetenschappelijke onderzoekers van mijn minister kwamen er nauwelijks aan te pas (onderzoekers staan laag in de medische pikorde) en ‘onze’ verstandige maar ingewikkelde pleidooien brachten bar weinig tot stand. Zoals vaker eindigde het proces in een traditioneel handjeklap van ‘topmedici’ met de juristen van Justitie. In een bliksembezoek van enkele met rolexen behangen specialisten, namens de toen nog prestigieuze Koninklijke Academie, werd er stevig geschoven met termijnen en waarborgen en werd een ‘haalbaar’ compromis bereikt.

Ook de laatste belangrijke levensfasen beschreef Gerard in De Leunstoel, van het bittere They just fade away tot De smaak van eeuwigheid, waarin zijn grote liefde voor koormuziek het aardse levenseinde kon overwinnen. Over naar de levensreddende vitaliteit, beschreven in Rookt u? Een verrassende positieve dissonant tussen veel somberheid.
Gerard zal voortleven in de verhalen die hij zijn kinderen en kleinkinderen vertelde.

------
De genoemde, en andere, artikelen van Gerard Weel zijn te vinden via het archief (zie bovenaan).
---------
Het plaatje is aangeleverd door de schrijver


© 2017 Peter Schröder meer Peter Schröder - meer "Een rustig mens" -
Beschouwingen > Een rustig mens
In Memoriam: Gerard Weel (1942-2017) Peter Schröder
1418BS Gerard WeelIk heb jaren met Gerard samengewerkt, maar op zijn begrafenis merkte ik pas goed wat hij in de wereld allemaal had meegemaakt voor hij in het voor hem vaak troosteloze ambtenarenbestaan terechtkwam. Een leven, stevig verstrengeld met Grote Levensvragen en getekend door lichamelijke zorgen en ingrijpende medische behandelingen. Belangrijke levensfasen beschreef Gerard in De Leunstoel.

Gerard werd in 1942 in een goed RK-gezin geboren in Alkmaar, als zoon van een politieman; in de oorlog, zeker voor politiemensen een moeilijke periode. Over zijn jeugd en zijn grappige jongetjeskennismaking met de seksualiteit schreef hij in De Leunstoel: Mater Sumptuosa 1, 2 en 3. Toen de ‘middelbare schooltijd’ was aangebroken koos hij geheel zelfstandig, tot verrassing van zijn ouders, broer en zus onverwachts voor een priesteropleiding en verdween, ver van huis, naar het seminarie in Nijmegen. Een vreselijke periode in zijn leven brak aan, een vervreemdend kostschoolleven met dan ook nog de RK-terreur van ontuchtige broeders (zie Broeder Wilbert en 37.7). Langzaam drong het tot Gerard door dat hij in het seminarie niet thuishoorde en nam hij, alweer geheel zelfstandig, de beslissing uit te treden.

Bevrijd
Van het strenge seminarie ging hij naar Amsterdam om rechtsgeleerdheid te studeren. Hij had het elan van de jeugdrevolutie van Provo, Beatles en Kraakbeweging in de rug en voelde zich er goed thuis. Eindelijk Gerard zelf! (zie ook: Ben jij dat, Pieternel?) Snel afgestudeerd ging hij bij het ministerie van OC&W werken, voor minister Arie Pais, om vanaf 1979 van het St. Annadal een Academisch Ziekenhuis te maken. Het was Gerards beroepsmatige kennismaking met medisch specialisten en hun zeden en gewoonten. Ik citeer: ’De ongeveer dertig specialisten van het ziekenhuis St. Annadal in Maastricht vragen ongeveer twaalf miljoen gulden aan afkoopsommen voor hun particuliere praktijken als het ziekenhuis academisch wordt. Bij indiensttreding bij dit nieuwe ziekenhuis wensen zij een salaris van gemiddeld drie ton. Minister Pais van Onderwijs en Wetenschappen heeft deze week een delegatie uit Maastricht laten weten een totaal aan afkoopsommen van 4,5 miljoen gulden redelijk te achten. Salarissen van iets meer dan gemiddeld 180.000 gulden per jaar vindt de bewindsman ook wel voldoende’. Voorwaar een spannende klus voor Gerard, hij werkte er hard aan en hielp hem tot een goed einde te brengen.

Rietje
Hij ontmoette Rietje en deelde zijn leven met haar (tot haar overlijden in 2015). (Uiteindelijk kregen Rietje en Gerard drie dochters en later drie kleinkinderen.) Later bleek Gerard te lijden aan een non-Hodgkin lymfoom, maar gelukkig bleek zijn ziekte vatbaar voor een behandelprogramma van intensieve bestralingen. Hij krabbelde overeind en wijdde zich aan Rietje en zijn dochters. Hij ontpopte zich als een lieve vader, die zijn dochters erg mooie verhalen kon vertellen en dat tot zijn dood ook deed voor zijn kleinzonen en kleindochter.
Zijn werk op het departement was succesvol, maar gaf hem, na de dynamiek bij Pais, niet de bevrediging die hij ervan verwachtte.

Ambtelijk werk
Gerard leerde ik kennen op het ministerie van O&W, waar hij toen werkte bij de Directie Hoger Wetenschappelijk Onderwijs. Ik werkte bij het Directoraat Wetenschapsbeleid van hetzelfde ministerie. Universiteiten in Nederland hebben de verstrengelde taken Hoger Onderwijs geven en Wetenschappelijk Onderzoek verrichten; jurist Gerard keek of het onderwijs- en het onderwijsbeleid juridisch in orde was. Als socioloog moest ik kijken of de bredere maatschappelijke belangen wel aan hun trekken kwamen. Wij keken vanuit verschillende kamertjes in een kantoorgebouw uiteraard naar dezelfde mensen en instellingen en dat vroeg om enige coördinatie en ‘intradepartementaal’ overleg. Ook andere ministers bemoeiden zich met onze ‘beleidsterreinen’; dat  vroeg ‘interdepartementaal overleg’. In die tijd bemoeiden alle ministers, met een hoofdrol voor de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en een stevige 2e plaats voor de minister van Justitie,  zich met de totstandkoming van wat in de wandeling de Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst’ (WGBO) heette. Na vele jaren overleg zou dat alles resulteren in: Afdeling 5 (De overeenkomst inzake geneeskundige behandeling) en Boek 7 (Bijzondere overeenkomsten) van het Burgerlijk Wetboek.  

Patiëntenrechten
Laat ik het hier simpel houden: de wet ging vooral patiëntenrechten regelen en daartoe was een stevig leger gezondheidsjuristen aan het werk gezet, die bezig waren een einde te maken aan het autocratische bewind van autoritaire artsen (‘dokters weten alles beter en hoeven niet steeds maar uit te leggen wat zij doen aan onwetende patiënten’). In de onderhandelingen stonden, als je dat zo wilt zien, de ‘belangen’ van behandelende artsen (maak ons werk niet lastiger met allerlei ‘bureaucratische’ beslommeringen) tegenover patiënten/cliënten die hadden begrepen dat de klant koning was en dat ook zou moeten kunnen laten merken (weten wat de dokters aan het doen waren en daarover geïnformeerd kunnen meebeslissen).

Researchfree medicine
In deze tegenstelling raakte het maatschappelijke belang van medisch wetenschappelijk onderzoek begrijpelijkerwijs zoek. Wetenschappelijk onderzoek moet het hebben van alle vormen van patiënteninformatie: gegevens uit bijv. patiëntenadministraties/dossiers en uit ‘lichaamsmateriaal’ (bloedmonsters, weefselpreparaten, overblijfselen van organen). En daarmee zitten we in de buurt van de heilige leerstukken van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van de zeggenschap over het eigen lichaam.  De patiëntenrechtenploeg had de neiging de privacy en de lichamelijke integriteit in een kortetermijnvisie coûte que coûte te maximaliseren (dossiers en bloedmonsters zo gauw mogelijk vernietigen). De vertegenwoordigers van de medisch wetenschappelijke onderzoekers hadden de ondankbare taak de langetermijnvisie van medisch wetenschappelijke kennis (onze knappe chirurgen en oncologen kunnen hun zegenrijk werk niet doen zonder de resultaten van de wetenschappelijke kennis die de onderzoekers uit patiënteninformatie moeten destilleren) voor het voetlicht te brengen. Misverstanden en wanbegrip alom.

Van de minister van Gerard (later ging ook Gerard bij DG Onderzoek- en Wetenschapsbeleid werken) mochten, in het voetspoor van de bewindslieden van VWS en Justitie, de medici best een toontje lager zingen en mochten de patiënten meer bevoegdheden krijgen. De medisch wetenschappelijke onderzoekers van mijn minister kwamen er nauwelijks aan te pas (onderzoekers staan laag in de medische pikorde) en ‘onze’ verstandige maar ingewikkelde pleidooien brachten bar weinig tot stand. Zoals vaker eindigde het proces in een traditioneel handjeklap van ‘topmedici’ met de juristen van Justitie. In een bliksembezoek van enkele met rolexen behangen specialisten, namens de toen nog prestigieuze Koninklijke Academie, werd er stevig geschoven met termijnen en waarborgen en werd een ‘haalbaar’ compromis bereikt.

Ook de laatste belangrijke levensfasen beschreef Gerard in De Leunstoel, van het bittere They just fade away tot De smaak van eeuwigheid, waarin zijn grote liefde voor koormuziek het aardse levenseinde kon overwinnen. Over naar de levensreddende vitaliteit, beschreven in Rookt u? Een verrassende positieve dissonant tussen veel somberheid.
Gerard zal voortleven in de verhalen die hij zijn kinderen en kleinkinderen vertelde.

------
De genoemde, en andere, artikelen van Gerard Weel zijn te vinden via het archief (zie bovenaan).
---------
Het plaatje is aangeleverd door de schrijver
© 2017 Peter Schröder
powered by CJ2