archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 15
Jaargang 14
25 mei 2017
Vermaak en Genot > Een omweg waard delen printen terug
Sits, machines en een boerenoorlog Dik Kruithof

1415VG SitsDe zomertentoonstelling in het Fries Museum gaat over Sits en voor wie niet direct thuis is in de textielwereld: bloemetjeskatoen. Maar niet zomaar bloemetjeskatoen, de beste en mooiste die er te krijgen was en die werd verhandeld door de VOC in de 17e eeuw, en ze werden er heel rijk mee. Oorspronkelijk was het een ruilproduct dat ze ophaalden in India om in Nederlands Indië te ruilen tegen specerijen, die toen in Europa heel gewild werden. Maar ze namen wel eens wat mee naar huis en daar viel de elite er als een blok voor. Katoen was nog niet bekend en voelde zacht aan, was goed wasbaar en de kleuren bleven mooi. Het werd het modeartikel in de tweede helft van de 17e eeuw.

Je kunt in het museum een idee krijgen hoe de stof in India gemaakt werd en beschilderd met natuurlijke verfstoffen zoals: kurkuma, meekrap, indigo en aluin. Er zijn voorbeelden van prachtige kimono’s die voor de elite een belangrijk statussymbool waren. Veel van die kleding werd weinig gedragen en daarom heeft het Fries Museum zelf mooie voorbeelden in huis. India ontwikkelde zich tot de grote leverancier van sits voor de Europese markt.   

Na 1700 gaan de Europeanen zelf katoen weven, maar de kwaliteit laat eerst te wensen over en het werken met de kleuren die mooi blijven lukt nog niet. Pas rond 1750 is er een grote markt voor de zelf gemaakte sits en wordt het de mode voor iedereen. Rond 1800 verandert de mode en stort de markt voor sits in. Het is dan wel doorgedrongen tot streekdrachten, bij voorbeeld in het Friese Hindeloopen, dat de thuishaven van verscheidene Amsterdamse VOC-kapiteins was.
Er is veel oude sits te zien, zowel uit India als de latere Europese producten. Daarnaast, want het is van alle tijden, een grote zaal met nieuwe versies. Barbara Broekman heeft (My second skin) een prachtige kamer ingericht met gekleurde katoenen stoffen en Fransje Kriellaars vier stijlkamers, waarin vooral de indigokleuren opvallen.

Naast Sits is er een kleine tentoonstelling die Rijk van Rotzooi heet. Daarin wordt een beeld gegeven van de fabriek die de Makkumse ondernemer Watse Gerritsma in 1795 bouwde en die een van de eerste chemische fabrieken van ons land was. Daar maakte hij: salmiak, verfpigmenten, tafelzout en nog veel meer uit afval. Voor de fabricage van glas, buskruit, textiel,1415VG Hengelo papier en leer leverde hij grondstoffen die ook uit afval gewonnen werden. Kringloopeconomie van voor dat het woord bestond. Volgens wiki eerder te zien geweest in museum Boerhave, maar voor mij nieuw en verrassend.

Na Sits waren wij in Hengelo (Overijssel) en kreeg ik een rondleiding door de stad met bezoek aan musea. Het Techniekmuseum Heim dat sinds kort onderdeel is van een groter geheel dat Oyfo heet (geen afkorting, gewoon een nieuw woord voor iets nieuws in Hengelo) bood mij een indrukwekkend vervolg op de Nederlandse textielgeschiedenis. De verwerking van vlas tot linnen was in de achttiende eeuw in Twente ontstaan als huisvlijt, die boeren met grote gezinnen op een klein bedrijfje een aanvulling bezorgde op het inkomen.

Door de afsplitsing van België was de Vlaamse linnenindustrie ‘buitenland’ geworden en onze toenmalige Handelskoning Willem I heeft er veel aan gedaan om van die huisindustrie iets groots te maken. Hij stimuleerde de industriële aanpak en die werd een groot succes. Enschede vooral werd het centrum van de textielindustrie, Hengelo bouwde eerst stoommachines (Stork) en later elektrische machines (Heemaf en Hazemeijer). Heim (nu dus Oyfo) heeft nog oude weefmachines (stoom) die zo aangezet kunnen worden en ook schaalmodellen van de scheepsmotoren die Stork later maakte. Er is ook nog een ongelooflijke verzameling oude schakelaars, schakelkasten en zelfs nog zo’n houten elektriciteitspaal, zoals die vroeger overal op het platteland stonden.

Eerder zag ik nog de tentoonstelling over Werner Tubke in De Fundatie in Zwolle. Realistische schilderkunst van de hofschilder van het oude DDR regime, indrukwekkend door de formaten en de grootse opzet, soms ook door het vakmanschap in de kleinere werken. Zijn (in Duitsland) bekendste werk is een soort Panorama Mesdag, over de Duitse boerenoorlog van 1524-1526, in Bad Frankenhausen. Het was een opstand van het volk tegen de gevestigde orde en de DDR beschouwde die als een voorloper van de Volksrepubliek. Hij werkte er 11 jaar aan en de film daarover is even indrukwekkend als het schilderij, waar trouwens verwijzingen in zitten naar Jeroen Bosch.   

Sits, katoen in bloei t/m 10 september 2017
Rijk van rotzooi t/m 4 maart 2018

---------
De foto's zijn van de schrijver

© 2017 Dik Kruithof meer Dik Kruithof - meer "Een omweg waard" -
Vermaak en Genot > Een omweg waard
Sits, machines en een boerenoorlog Dik Kruithof
1415VG SitsDe zomertentoonstelling in het Fries Museum gaat over Sits en voor wie niet direct thuis is in de textielwereld: bloemetjeskatoen. Maar niet zomaar bloemetjeskatoen, de beste en mooiste die er te krijgen was en die werd verhandeld door de VOC in de 17e eeuw, en ze werden er heel rijk mee. Oorspronkelijk was het een ruilproduct dat ze ophaalden in India om in Nederlands Indië te ruilen tegen specerijen, die toen in Europa heel gewild werden. Maar ze namen wel eens wat mee naar huis en daar viel de elite er als een blok voor. Katoen was nog niet bekend en voelde zacht aan, was goed wasbaar en de kleuren bleven mooi. Het werd het modeartikel in de tweede helft van de 17e eeuw.

Je kunt in het museum een idee krijgen hoe de stof in India gemaakt werd en beschilderd met natuurlijke verfstoffen zoals: kurkuma, meekrap, indigo en aluin. Er zijn voorbeelden van prachtige kimono’s die voor de elite een belangrijk statussymbool waren. Veel van die kleding werd weinig gedragen en daarom heeft het Fries Museum zelf mooie voorbeelden in huis. India ontwikkelde zich tot de grote leverancier van sits voor de Europese markt.   

Na 1700 gaan de Europeanen zelf katoen weven, maar de kwaliteit laat eerst te wensen over en het werken met de kleuren die mooi blijven lukt nog niet. Pas rond 1750 is er een grote markt voor de zelf gemaakte sits en wordt het de mode voor iedereen. Rond 1800 verandert de mode en stort de markt voor sits in. Het is dan wel doorgedrongen tot streekdrachten, bij voorbeeld in het Friese Hindeloopen, dat de thuishaven van verscheidene Amsterdamse VOC-kapiteins was.
Er is veel oude sits te zien, zowel uit India als de latere Europese producten. Daarnaast, want het is van alle tijden, een grote zaal met nieuwe versies. Barbara Broekman heeft (My second skin) een prachtige kamer ingericht met gekleurde katoenen stoffen en Fransje Kriellaars vier stijlkamers, waarin vooral de indigokleuren opvallen.

Naast Sits is er een kleine tentoonstelling die Rijk van Rotzooi heet. Daarin wordt een beeld gegeven van de fabriek die de Makkumse ondernemer Watse Gerritsma in 1795 bouwde en die een van de eerste chemische fabrieken van ons land was. Daar maakte hij: salmiak, verfpigmenten, tafelzout en nog veel meer uit afval. Voor de fabricage van glas, buskruit, textiel,1415VG Hengelo papier en leer leverde hij grondstoffen die ook uit afval gewonnen werden. Kringloopeconomie van voor dat het woord bestond. Volgens wiki eerder te zien geweest in museum Boerhave, maar voor mij nieuw en verrassend.

Na Sits waren wij in Hengelo (Overijssel) en kreeg ik een rondleiding door de stad met bezoek aan musea. Het Techniekmuseum Heim dat sinds kort onderdeel is van een groter geheel dat Oyfo heet (geen afkorting, gewoon een nieuw woord voor iets nieuws in Hengelo) bood mij een indrukwekkend vervolg op de Nederlandse textielgeschiedenis. De verwerking van vlas tot linnen was in de achttiende eeuw in Twente ontstaan als huisvlijt, die boeren met grote gezinnen op een klein bedrijfje een aanvulling bezorgde op het inkomen.

Door de afsplitsing van België was de Vlaamse linnenindustrie ‘buitenland’ geworden en onze toenmalige Handelskoning Willem I heeft er veel aan gedaan om van die huisindustrie iets groots te maken. Hij stimuleerde de industriële aanpak en die werd een groot succes. Enschede vooral werd het centrum van de textielindustrie, Hengelo bouwde eerst stoommachines (Stork) en later elektrische machines (Heemaf en Hazemeijer). Heim (nu dus Oyfo) heeft nog oude weefmachines (stoom) die zo aangezet kunnen worden en ook schaalmodellen van de scheepsmotoren die Stork later maakte. Er is ook nog een ongelooflijke verzameling oude schakelaars, schakelkasten en zelfs nog zo’n houten elektriciteitspaal, zoals die vroeger overal op het platteland stonden.

Eerder zag ik nog de tentoonstelling over Werner Tubke in De Fundatie in Zwolle. Realistische schilderkunst van de hofschilder van het oude DDR regime, indrukwekkend door de formaten en de grootse opzet, soms ook door het vakmanschap in de kleinere werken. Zijn (in Duitsland) bekendste werk is een soort Panorama Mesdag, over de Duitse boerenoorlog van 1524-1526, in Bad Frankenhausen. Het was een opstand van het volk tegen de gevestigde orde en de DDR beschouwde die als een voorloper van de Volksrepubliek. Hij werkte er 11 jaar aan en de film daarover is even indrukwekkend als het schilderij, waar trouwens verwijzingen in zitten naar Jeroen Bosch.   

Sits, katoen in bloei t/m 10 september 2017
Rijk van rotzooi t/m 4 maart 2018

---------
De foto's zijn van de schrijver
© 2017 Dik Kruithof
powered by CJ2