archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 17
Jaargang 1
8 juli 2004
Beschouwingen > Een rustig mens delen printen terug
Tuinschrijver Romke van de Kaa ziet overal verharding Theo Capel

0117 Tuinschrijver
Het kweken van tuinplanten is een manier om je brood te verdienen, maar het schrijven over tuinieren verdient heel wat beter. Die les leerde Romke van de Kaa al lang geleden toen hij in Engeland chef-tuinman (headgardener) was bij de beroemde kweker annex tuinjournalist Christopher Lloyd, eigenaar van een meer dan twee hectare grote siertuin in Great Dixter, in het graafschap East Sussex. Lloyd die nu de tachtig ruim is gepasseerd, maar nog steeds actief is*, was een geboren onderwijzer van wie de voormalige biologiestudent Van de Kaa vreselijk veel opstak.

'Lloyd had het heel druk en hij vroeg me een keer of ik niet voor hem een stukje kon ghostwriten. Zo begon het. Hij deelde het honorarium fifty-fifty met me. Met het schrijven van een stukje verdiende ik ongeveer even veel als een hele week als tuinman. De lonen waren in die tijd - eind jaren zestig - belachelijk laag. Toen ik in Engeland begon, kreeg ik iets van 11 tot 12 pond per week. Nu stond het Engelse pond vergeleken met nu wel veel hoger, maar het bleef weinig. Via Christopher kreeg ik toen een eigen rubriek in het tijdschrift Amateur Gardening, uiteraard over bollen, want ik kwam uit Nederland. De hoofdredacteur was er een uit de beroemde familie Huxley, maar relatief gesproken het debieltje van de familie. Je telde bij de Huxley's eigenlijk alleen maar mee als je minstens een Nobelprijs had gewonnen. Om hem lachten ze zich een ongeluk. Hoofdredacteur van een tuintijdschrift, dat was niks. Die man zelf schaamde zich er ook voor. Na een jaar had ik genoeg van die bollen en eigenlijk ook alles verteld. Ik wilde wel eens over iets anders schrijven, maar hij zei me dat ik me maar bij de bollen moest houden. Ik kon toch gewoon mijn oude stukken een beetje herschrijven en hier en daar een ander woord invoegen. Dat had toch niemand in de gaten.'

Romke van de Kaa stopte met schrijven. Er volgde een intermezzo als tuinman van de hertog en hertogin van Devonshire op hun buiten te Lismore, in de buurt van het Zuid-Ierse Cork. Het grootste deel van het jaar stond het kolossale huis leeg, maar als de zalm vet werd, kwamen de eigenaren met hun gezelschap om te vissen en dan moest alles tiptop in orde zijn, en met name ook de tuin. De baan en het landschap bevielen Van de Kaa, maar de plaatselijke bevolking minder. Hij werd als halve Engelsman gezien en als rijkeluisvriend gemeden. In Lismore woonde ook - en nog steeds - Dervla Murphy, een reisboekenschrijfster van het type dat in haar eentje op de fiets de Himalaja in trekt en met wie hij het wel goed kon vinden.
'Murphy was toen zo ongeveer de enige bewust ongehuwde moeder van Ierland. En daar moest je moed voor hebben. Ze sliep met een jachtgeweer onder haar bed. Het volksgericht lag voortdurend op de loer. Voor haar dochtertje was het helemaal vreselijk. Alle andere kinderen op school werd verboden om met haar te praten. Ze werd volledig genegeerd. In Lismore woonden zo'n 600 tot 700 mensen en er waren 28 kroegen. Sommige waren half ijzerwinkel half kroeg of half bakker half kroeg, maar het waren er nogal wat. Iedereen dronk en dat werd als uiterst gewoon gezien. De politie hielp bij wijze van spreken dronken inwoners om in hun auto te klimmen om thuis te komen, maar op mij waren ze gebeten. Ik was een gevaar voor de jeugd. Ik nam namelijk op verzoek condooms mee uit Engeland waar ik regelmatig naar toe ging. Die waren in Ierland niet te koop. Een keer wilde ik met drank op in mijn auto stappen, maar mij pakten ze en op het bureau werd ik door twee, drie man in elkaar geknuppeld. Toen werd het tijd om Ierland te verlaten. Ik heb mijn koffer gepakt en mijn meubels laten opslaan en vertrok. Die meubels staan er misschien nu nog.'

Berooid kwam Van de Kaa in Nederland terug waar hij een baantje kreeg bij een kwekerij in de bollenstreek waar hij vroeger als scholier en student had gewerkt. Een vriend tegen wie hij klaagde over het niveau van de tuinschrijvers in Nederland, introduceerde hem bij NRC Handelsblad waar hij na enkele proefstukjes welkom was in de zaterdagbijlage. Het betekende het begin van zijn bekendheid in ons land. In dezelfde tijd begon hij samen met Piet Oudolf die nu internationaal bekend is om zijn tuinaanleg waarin siergrassen een dominante rol hebben, een kwekerij. 'Piet kwam ik tegen bij een actie van het weekblad Libelle. We zaten op een avond op het kantoor van Libelle in Haarlem 's avonds aan de telefoon vragen van lezeressen te beantwoorden over de verzorging van de tuin. Dat was service van het blad voor de abonnees. We lieten ons oog vallen op een van de stukken grond van de vroegere kwekerij Tubbergen aan het Manpad in Heemstede, maar dat was onbetaalbaar. Toen keken we steeds verder van huis en tenslotte lukte het iets betaalbaars te kopen aan de andere kant van de IJssel in Hummelo, waar Piet nog steeds zit, hoewel zijn vrouw Anja eigenlijk de kwekerij runt. Piet en ik zijn met met ruzie uit elkaar gegaan. Jalouzie speelde een grote rol. Hij kon niet hebben dat iedereen altijd naar mij vroeg en niet naar hem.'

Van de Kaa ging op eigen kracht verder en kwam uiteindelijk op zijn huidige stek in Dieren terecht, waar achter de kwekerij een bouwvallig pand stond dat net als de kwekerij bij een landgoed hoorde. Het wekte de kooplust van velen op, maar de restauratiekosten bleken steeds een struikelblok. 'Een collega tuinschrijver zei een keer dat hij mijn buurman zou worden en dat sprak me niet zo aan. Waarom ga ik er zelf niet wonen, dacht ik toen, maar het geld ontbrak me. Als ik nou eens een boek ga schrijven, dan kan ik dat huis misschien met de opbrengst financieren. Zo ben ik met de bank gaan praten en alhoewel ik zelf mijn twijfels had, wilden ze me wel geloven en met geld afkomen.'

Het boek kwam er (Buiten de Perken), het succes volgde en het huis werd een feit. En net als in de tijd in Engeland kwam het besef dat schrijver lucratiever was dan kweken. Bovendien kreeg hij het drukker en drukker met schrijven. De kwekerij deed hij van de hand, hoewel hij er nog als stille vennoot bij betrokken is en het schrijven over tuinieren en een wekelijkse rubriek hierover op de regionale radio en de tv is nu zijn bestaan. 'Ik vul nu aan het begin van het jaar mijn agenda helemaal in. Maandag en dinsdag gebruik ik om te schrijven, woensdag is voor de radio en tv, donderdag weer om te schrijven en de rest van de week (vrijdag, zaterdag en zondag) houd ik vrij voor de tuin. Vooral die vrijdag is ook belangrijk. Je ziet hoe tegenwoordig de mensen nauwelijks meer tijd hebben voor een tuin. Man en vrouw werken allebei de hele week, op zaterdag moeten ze voor alle dagen boodschappen doen. Zondag blijft dan over, maar dat is vaak de dag voor familiebezoek en dat soort dingen. Het gevolg is dat je steeds meer 'tuinen' ziet die grotendeels uit verharding bestaan. Gemalen mijnsteen bedekt bijvoorbeeld de hele tuin. Vooral in Vinexlocaties kom je dat tegen. Nee, vlonders in de tuin zijn al lang weer uit de mode. Ik schat dat nu bijna 80% van nieuwe tuinen voor een groot deel uit verharding bestaan. Het is nog net geen asfalteren. Op zich hoeft van mij een tuin niet vol planten te staan. Je hebt in Chaumont-sur-Loire jaarlijks een tuinfestival waarin zo'n dertig siertuinen door bijvoorbeeld kunstenaars worden ontworpen. Die kun je de hele zomer door bekijken. Daar zag ik bijvoorbeeld een Tinguley-achtige machine staan, waar water uit bakjes stroomde. Dat sprak me wel aan. Ik ken hier in de buurt ook een tuin waar iemand uit een heg een grote locomotief heeft staan knippen. Dat mag van mij allemaal.'

Zelf in de tuin aanrommelen bevalt Romke van de Kaa toch nog wel het beste. Bovenop een trekkertje het gras maaien of met een voegkrabber het onkruid tussen de stenen weghalen. 'Laatst heb ik op mijn knieën – op zo'n beschermmatje – mijn klinkerpad om het huis schoongemaakt. Dat is bijna tachtig strekkende meter. Je zit met je neus bij de grond en je ziet van alles. Een spinnetje dat tevoorschijn komt, je ontdekt een mierennest. Je ziet de hommels vliegen, voor zover ze niet, zoals ons is overkomen, bijna alle hommelnesten door een das zijn leeg gevreten. In de tuin bezig zijn doet de geest waaien. Die Ieren indertijd vonden het maar belachelijk om je tijd aan een siertuin te besteden. Een tuin was voor hen hooguit een plek waar je aardappels kon telen of een oude wasmachine kon dumpen. Genieten deed je in de kroeg. Mijn advies is om het in de tuin te proberen. Geluk is een Grasveld gaat mijn nieuwe boek heten.'
* Christopher Lloyd is inmiddels overleden (in januari 2006; hij werd 84 jaar)


© 2004 Theo Capel meer Theo Capel - meer "Een rustig mens"
Beschouwingen > Een rustig mens
Tuinschrijver Romke van de Kaa ziet overal verharding Theo Capel
0117 Tuinschrijver
Het kweken van tuinplanten is een manier om je brood te verdienen, maar het schrijven over tuinieren verdient heel wat beter. Die les leerde Romke van de Kaa al lang geleden toen hij in Engeland chef-tuinman (headgardener) was bij de beroemde kweker annex tuinjournalist Christopher Lloyd, eigenaar van een meer dan twee hectare grote siertuin in Great Dixter, in het graafschap East Sussex. Lloyd die nu de tachtig ruim is gepasseerd, maar nog steeds actief is*, was een geboren onderwijzer van wie de voormalige biologiestudent Van de Kaa vreselijk veel opstak.

'Lloyd had het heel druk en hij vroeg me een keer of ik niet voor hem een stukje kon ghostwriten. Zo begon het. Hij deelde het honorarium fifty-fifty met me. Met het schrijven van een stukje verdiende ik ongeveer even veel als een hele week als tuinman. De lonen waren in die tijd - eind jaren zestig - belachelijk laag. Toen ik in Engeland begon, kreeg ik iets van 11 tot 12 pond per week. Nu stond het Engelse pond vergeleken met nu wel veel hoger, maar het bleef weinig. Via Christopher kreeg ik toen een eigen rubriek in het tijdschrift Amateur Gardening, uiteraard over bollen, want ik kwam uit Nederland. De hoofdredacteur was er een uit de beroemde familie Huxley, maar relatief gesproken het debieltje van de familie. Je telde bij de Huxley's eigenlijk alleen maar mee als je minstens een Nobelprijs had gewonnen. Om hem lachten ze zich een ongeluk. Hoofdredacteur van een tuintijdschrift, dat was niks. Die man zelf schaamde zich er ook voor. Na een jaar had ik genoeg van die bollen en eigenlijk ook alles verteld. Ik wilde wel eens over iets anders schrijven, maar hij zei me dat ik me maar bij de bollen moest houden. Ik kon toch gewoon mijn oude stukken een beetje herschrijven en hier en daar een ander woord invoegen. Dat had toch niemand in de gaten.'

Romke van de Kaa stopte met schrijven. Er volgde een intermezzo als tuinman van de hertog en hertogin van Devonshire op hun buiten te Lismore, in de buurt van het Zuid-Ierse Cork. Het grootste deel van het jaar stond het kolossale huis leeg, maar als de zalm vet werd, kwamen de eigenaren met hun gezelschap om te vissen en dan moest alles tiptop in orde zijn, en met name ook de tuin. De baan en het landschap bevielen Van de Kaa, maar de plaatselijke bevolking minder. Hij werd als halve Engelsman gezien en als rijkeluisvriend gemeden. In Lismore woonde ook - en nog steeds - Dervla Murphy, een reisboekenschrijfster van het type dat in haar eentje op de fiets de Himalaja in trekt en met wie hij het wel goed kon vinden.
'Murphy was toen zo ongeveer de enige bewust ongehuwde moeder van Ierland. En daar moest je moed voor hebben. Ze sliep met een jachtgeweer onder haar bed. Het volksgericht lag voortdurend op de loer. Voor haar dochtertje was het helemaal vreselijk. Alle andere kinderen op school werd verboden om met haar te praten. Ze werd volledig genegeerd. In Lismore woonden zo'n 600 tot 700 mensen en er waren 28 kroegen. Sommige waren half ijzerwinkel half kroeg of half bakker half kroeg, maar het waren er nogal wat. Iedereen dronk en dat werd als uiterst gewoon gezien. De politie hielp bij wijze van spreken dronken inwoners om in hun auto te klimmen om thuis te komen, maar op mij waren ze gebeten. Ik was een gevaar voor de jeugd. Ik nam namelijk op verzoek condooms mee uit Engeland waar ik regelmatig naar toe ging. Die waren in Ierland niet te koop. Een keer wilde ik met drank op in mijn auto stappen, maar mij pakten ze en op het bureau werd ik door twee, drie man in elkaar geknuppeld. Toen werd het tijd om Ierland te verlaten. Ik heb mijn koffer gepakt en mijn meubels laten opslaan en vertrok. Die meubels staan er misschien nu nog.'

Berooid kwam Van de Kaa in Nederland terug waar hij een baantje kreeg bij een kwekerij in de bollenstreek waar hij vroeger als scholier en student had gewerkt. Een vriend tegen wie hij klaagde over het niveau van de tuinschrijvers in Nederland, introduceerde hem bij NRC Handelsblad waar hij na enkele proefstukjes welkom was in de zaterdagbijlage. Het betekende het begin van zijn bekendheid in ons land. In dezelfde tijd begon hij samen met Piet Oudolf die nu internationaal bekend is om zijn tuinaanleg waarin siergrassen een dominante rol hebben, een kwekerij. 'Piet kwam ik tegen bij een actie van het weekblad Libelle. We zaten op een avond op het kantoor van Libelle in Haarlem 's avonds aan de telefoon vragen van lezeressen te beantwoorden over de verzorging van de tuin. Dat was service van het blad voor de abonnees. We lieten ons oog vallen op een van de stukken grond van de vroegere kwekerij Tubbergen aan het Manpad in Heemstede, maar dat was onbetaalbaar. Toen keken we steeds verder van huis en tenslotte lukte het iets betaalbaars te kopen aan de andere kant van de IJssel in Hummelo, waar Piet nog steeds zit, hoewel zijn vrouw Anja eigenlijk de kwekerij runt. Piet en ik zijn met met ruzie uit elkaar gegaan. Jalouzie speelde een grote rol. Hij kon niet hebben dat iedereen altijd naar mij vroeg en niet naar hem.'

Van de Kaa ging op eigen kracht verder en kwam uiteindelijk op zijn huidige stek in Dieren terecht, waar achter de kwekerij een bouwvallig pand stond dat net als de kwekerij bij een landgoed hoorde. Het wekte de kooplust van velen op, maar de restauratiekosten bleken steeds een struikelblok. 'Een collega tuinschrijver zei een keer dat hij mijn buurman zou worden en dat sprak me niet zo aan. Waarom ga ik er zelf niet wonen, dacht ik toen, maar het geld ontbrak me. Als ik nou eens een boek ga schrijven, dan kan ik dat huis misschien met de opbrengst financieren. Zo ben ik met de bank gaan praten en alhoewel ik zelf mijn twijfels had, wilden ze me wel geloven en met geld afkomen.'

Het boek kwam er (Buiten de Perken), het succes volgde en het huis werd een feit. En net als in de tijd in Engeland kwam het besef dat schrijver lucratiever was dan kweken. Bovendien kreeg hij het drukker en drukker met schrijven. De kwekerij deed hij van de hand, hoewel hij er nog als stille vennoot bij betrokken is en het schrijven over tuinieren en een wekelijkse rubriek hierover op de regionale radio en de tv is nu zijn bestaan. 'Ik vul nu aan het begin van het jaar mijn agenda helemaal in. Maandag en dinsdag gebruik ik om te schrijven, woensdag is voor de radio en tv, donderdag weer om te schrijven en de rest van de week (vrijdag, zaterdag en zondag) houd ik vrij voor de tuin. Vooral die vrijdag is ook belangrijk. Je ziet hoe tegenwoordig de mensen nauwelijks meer tijd hebben voor een tuin. Man en vrouw werken allebei de hele week, op zaterdag moeten ze voor alle dagen boodschappen doen. Zondag blijft dan over, maar dat is vaak de dag voor familiebezoek en dat soort dingen. Het gevolg is dat je steeds meer 'tuinen' ziet die grotendeels uit verharding bestaan. Gemalen mijnsteen bedekt bijvoorbeeld de hele tuin. Vooral in Vinexlocaties kom je dat tegen. Nee, vlonders in de tuin zijn al lang weer uit de mode. Ik schat dat nu bijna 80% van nieuwe tuinen voor een groot deel uit verharding bestaan. Het is nog net geen asfalteren. Op zich hoeft van mij een tuin niet vol planten te staan. Je hebt in Chaumont-sur-Loire jaarlijks een tuinfestival waarin zo'n dertig siertuinen door bijvoorbeeld kunstenaars worden ontworpen. Die kun je de hele zomer door bekijken. Daar zag ik bijvoorbeeld een Tinguley-achtige machine staan, waar water uit bakjes stroomde. Dat sprak me wel aan. Ik ken hier in de buurt ook een tuin waar iemand uit een heg een grote locomotief heeft staan knippen. Dat mag van mij allemaal.'

Zelf in de tuin aanrommelen bevalt Romke van de Kaa toch nog wel het beste. Bovenop een trekkertje het gras maaien of met een voegkrabber het onkruid tussen de stenen weghalen. 'Laatst heb ik op mijn knieën – op zo'n beschermmatje – mijn klinkerpad om het huis schoongemaakt. Dat is bijna tachtig strekkende meter. Je zit met je neus bij de grond en je ziet van alles. Een spinnetje dat tevoorschijn komt, je ontdekt een mierennest. Je ziet de hommels vliegen, voor zover ze niet, zoals ons is overkomen, bijna alle hommelnesten door een das zijn leeg gevreten. In de tuin bezig zijn doet de geest waaien. Die Ieren indertijd vonden het maar belachelijk om je tijd aan een siertuin te besteden. Een tuin was voor hen hooguit een plek waar je aardappels kon telen of een oude wasmachine kon dumpen. Genieten deed je in de kroeg. Mijn advies is om het in de tuin te proberen. Geluk is een Grasveld gaat mijn nieuwe boek heten.'
* Christopher Lloyd is inmiddels overleden (in januari 2006; hij werd 84 jaar)
© 2004 Theo Capel
powered by CJ2