archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 13
Jaargang 13
12 mei 2016
Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Drieluik: Kind van de verzorgingsstaat (1) Frits Hoorweg

1313BS VerzorgingEerlijk gezegd had ik nog nooit van Rob van Essen gehoord tot ‘Kind van de verzorgingsstaat’ mij ineens aanstaarde in de boekhandel. De titel raakte een snaar omdat ik al een tijdje rondloop met het idee dat De Leunstoel iets aan ‘De verzorgingsstaat’ moet doen. Oorzaak: twintig essays over dat onderwerp, gemaakt door tweedejaars-studenten in het kader van een wedstrijd uitgeschreven ter gelegenheid van de jaarlijkse Willem Dreeslezing. Ze werden mij, in september 2015 al weer, toegezonden door Willem Minderhout met de vraag: ‘Moeten wij daar niet iets mee?’

Zo’n vraag kun je eigenlijk niet goed met ‘Nee’ beantwoorden en na lezing van die opstellen had ik daar al helemaal geen reden meer voor. Ze geven, zoals Willem al aangaf, een ‘interessant en divers inkijkje in de gedachtewereld van de jongvolwassenen van vandaag’. Daarom deden wij beiden pogingen om andere medewerkers te interesseren voor iets dat een themanummer had kunnen worden. Het werd vervolgens akelig stil om ons heen en daarom verzandde dat idee. Voorlopig, want nu heeft Rob van Essen er voor gezorgd dat ik er alsnog iets aan ga doen.

***
Eerst even iets over de schrijver. Blijkens de binnenpagina is dit al zijn tiende boek. Op de achterflap is te lezen dat hem de (eerste) J.M.A. Biesheuvelprijs toegekend werd voor de verhalenbundel ‘Hier wonen ook mensen’ en dat zijn roman ‘Visser’ werd genomineerd voor de Libris Literatuurprijs. Hij kan blijkbaar schrijven en het onderhavige boek bevestigt die indruk.
‘Kind van de verzorgingsstaat’ bestaat uit een reeks van autobiografische fragmenten waarin de invloed van het bestaan van de verzorgingsstaat een hoofdrol lijkt te spelen, hoewel je de schrijver niet kunt betrappen op het debiteren van al te simpele waarheden.

Als hij de middelbare school in Ede bijna af heeft besluit hij er ineens mee te stoppen. Zoals hij het beschrijft is er van nadenken over de consequenties geen sprake geweest. Die deden er op dat moment niet toe. Hij werkt een poosje in een supermarkt in Wageningen en nog zowat en het voorlopige eindstation is een uitkering. Hij woont bij anderen in, vaak in kraakpanden. Op een gegeven moment komt het bij hem op naar Amsterdam te verhuizen en dan ontdekt hij dat dat zomaar kan en dat je daar dan ook weer een uitkering kan aanvragen. Bij implicatie lijkt zijn stelling te zijn: de gelegenheid maakte mij tot uitkeringstrekker.

Zonder die stelling te willen weerspreken moet mij toch van het hart dat er ook andere mogelijke verklaringen zijn, zoals het verhuisgedrag van zijn ouders (ongeveer iedere twee jaar). Hij schrijft daar uitgebreid over en het heeft hem in ieder geval geen goed gedaan.
Los daarvan moet je je natuurlijk ook afvragen in welke mate de verzorgingsstaat anderen tot een vergelijkbaar ‘uitvreetgedrag’ aan heeft gezet. Het lijkt mij overigens niet eenvoudig om die vraag wetenschappelijk onderbouwd te beantwoorden.

***
Nu naar de studenten. De algemene teneur van die essays is: er is van alles mis en we moeten oppassen, maar laten we toch proberen het mooie ervan te redden. Hier speelt (onbewust?) wellicht mee dat deelname aan deze wedstrijd een zekere sympathie voor de verzorgingsstaat veronderstelt. Bij zo’n gelegenheid hoef je natuurlijk niet alleen maar aan te komen met een tirade tegen dat eeuwige biscuitje van Drees (wel vaak genoemd trouwens) of tegen het gejeremieer van zogenaamde arbeiders die blij mogen zijn dat ze de 65, pardon 67, überhaupt halen. Dat snapt een kind.

Toch meen ik bij velen een oprechte waardering te bespeuren voor de mogelijkheden die hen persoonlijk worden geboden. Vooral als die genoteerd wordt door iemand die uit een land komt (en/of daar nauwe banden mee onderhoudt) dat minder ‘verzorgend’ is, klinkt dat overtuigend en zelfs ontroerend. (Esra van der Heijden)

Anderzijds is er ook veel aandacht voor ‘misbruik van sociale voorzieningen’. Nu kun je natuurlijk zeggen: ‘ach dat krijgen ze aangereikt door de media’, maar ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat persoonlijke waarneming ook een belangrijke rol speelt. Slechts af en toe leidt het tot de verzuchting dat we terug moeten naar een ‘nachtwakerstaat’, veel vaker wordt gepleit voor ‘zuinigheid’. De pogingen van onze regering om aan dat laatste begrip inhoud te geven worden overigens weggehoond in het vermakelijke opstel van Ruben Verloop.

***
Het ideaal is natuurlijk een zuinige, maar faire, overheid die voorzieningen creëert en in stand houdt voor burgers die daar op een gepaste manier gebruik van maken. Helaas is het vaak zo dat de overheid op den duur slordig en verkwistend wordt en dat de burgers het allemaal als vanzelfsprekend gaan ervaren en dat ‘onnodig gebruik’ dan op de loer ligt.

Ergens spreekt Van Essen het vermoeden uit dat van de verzorgingsstaat vooral genoten werd toen hij net gecreëerd was. Dat vind ik een scherpzinnige observatie en ik kan hem illustreren met een persoonlijke ervaring. Toen mijn vader in 1964 overleed zat ik in de laatste klas van de HBS. Er was nogal wat te doen over geld en ik begon mij af te vragen of het tot dan vanzelfsprekende idee van studeren in Wageningen wel door kon gaan. Tot mij duidelijk werd dat er sinds een paar jaar zoiets was als een wezenpensioen en dat ik ook nog een studiebeurs zou krijgen. Eenmaal in Wageningen bleek mij dat ik het in veel opzichten beter had dan mijn medestudenten. Ik had genoeg geld en hoefde nooit te soebatten bij mijn ouders, iets wat bij de anderen aan de orde van de dag was.

Rob van Essen (2016). Kind van de verzorgingsstaat. Atlas Contact.


© 2016 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
Drieluik: Kind van de verzorgingsstaat (1) Frits Hoorweg
1313BS VerzorgingEerlijk gezegd had ik nog nooit van Rob van Essen gehoord tot ‘Kind van de verzorgingsstaat’ mij ineens aanstaarde in de boekhandel. De titel raakte een snaar omdat ik al een tijdje rondloop met het idee dat De Leunstoel iets aan ‘De verzorgingsstaat’ moet doen. Oorzaak: twintig essays over dat onderwerp, gemaakt door tweedejaars-studenten in het kader van een wedstrijd uitgeschreven ter gelegenheid van de jaarlijkse Willem Dreeslezing. Ze werden mij, in september 2015 al weer, toegezonden door Willem Minderhout met de vraag: ‘Moeten wij daar niet iets mee?’

Zo’n vraag kun je eigenlijk niet goed met ‘Nee’ beantwoorden en na lezing van die opstellen had ik daar al helemaal geen reden meer voor. Ze geven, zoals Willem al aangaf, een ‘interessant en divers inkijkje in de gedachtewereld van de jongvolwassenen van vandaag’. Daarom deden wij beiden pogingen om andere medewerkers te interesseren voor iets dat een themanummer had kunnen worden. Het werd vervolgens akelig stil om ons heen en daarom verzandde dat idee. Voorlopig, want nu heeft Rob van Essen er voor gezorgd dat ik er alsnog iets aan ga doen.

***
Eerst even iets over de schrijver. Blijkens de binnenpagina is dit al zijn tiende boek. Op de achterflap is te lezen dat hem de (eerste) J.M.A. Biesheuvelprijs toegekend werd voor de verhalenbundel ‘Hier wonen ook mensen’ en dat zijn roman ‘Visser’ werd genomineerd voor de Libris Literatuurprijs. Hij kan blijkbaar schrijven en het onderhavige boek bevestigt die indruk.
‘Kind van de verzorgingsstaat’ bestaat uit een reeks van autobiografische fragmenten waarin de invloed van het bestaan van de verzorgingsstaat een hoofdrol lijkt te spelen, hoewel je de schrijver niet kunt betrappen op het debiteren van al te simpele waarheden.

Als hij de middelbare school in Ede bijna af heeft besluit hij er ineens mee te stoppen. Zoals hij het beschrijft is er van nadenken over de consequenties geen sprake geweest. Die deden er op dat moment niet toe. Hij werkt een poosje in een supermarkt in Wageningen en nog zowat en het voorlopige eindstation is een uitkering. Hij woont bij anderen in, vaak in kraakpanden. Op een gegeven moment komt het bij hem op naar Amsterdam te verhuizen en dan ontdekt hij dat dat zomaar kan en dat je daar dan ook weer een uitkering kan aanvragen. Bij implicatie lijkt zijn stelling te zijn: de gelegenheid maakte mij tot uitkeringstrekker.

Zonder die stelling te willen weerspreken moet mij toch van het hart dat er ook andere mogelijke verklaringen zijn, zoals het verhuisgedrag van zijn ouders (ongeveer iedere twee jaar). Hij schrijft daar uitgebreid over en het heeft hem in ieder geval geen goed gedaan.
Los daarvan moet je je natuurlijk ook afvragen in welke mate de verzorgingsstaat anderen tot een vergelijkbaar ‘uitvreetgedrag’ aan heeft gezet. Het lijkt mij overigens niet eenvoudig om die vraag wetenschappelijk onderbouwd te beantwoorden.

***
Nu naar de studenten. De algemene teneur van die essays is: er is van alles mis en we moeten oppassen, maar laten we toch proberen het mooie ervan te redden. Hier speelt (onbewust?) wellicht mee dat deelname aan deze wedstrijd een zekere sympathie voor de verzorgingsstaat veronderstelt. Bij zo’n gelegenheid hoef je natuurlijk niet alleen maar aan te komen met een tirade tegen dat eeuwige biscuitje van Drees (wel vaak genoemd trouwens) of tegen het gejeremieer van zogenaamde arbeiders die blij mogen zijn dat ze de 65, pardon 67, überhaupt halen. Dat snapt een kind.

Toch meen ik bij velen een oprechte waardering te bespeuren voor de mogelijkheden die hen persoonlijk worden geboden. Vooral als die genoteerd wordt door iemand die uit een land komt (en/of daar nauwe banden mee onderhoudt) dat minder ‘verzorgend’ is, klinkt dat overtuigend en zelfs ontroerend. (Esra van der Heijden)

Anderzijds is er ook veel aandacht voor ‘misbruik van sociale voorzieningen’. Nu kun je natuurlijk zeggen: ‘ach dat krijgen ze aangereikt door de media’, maar ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat persoonlijke waarneming ook een belangrijke rol speelt. Slechts af en toe leidt het tot de verzuchting dat we terug moeten naar een ‘nachtwakerstaat’, veel vaker wordt gepleit voor ‘zuinigheid’. De pogingen van onze regering om aan dat laatste begrip inhoud te geven worden overigens weggehoond in het vermakelijke opstel van Ruben Verloop.

***
Het ideaal is natuurlijk een zuinige, maar faire, overheid die voorzieningen creëert en in stand houdt voor burgers die daar op een gepaste manier gebruik van maken. Helaas is het vaak zo dat de overheid op den duur slordig en verkwistend wordt en dat de burgers het allemaal als vanzelfsprekend gaan ervaren en dat ‘onnodig gebruik’ dan op de loer ligt.

Ergens spreekt Van Essen het vermoeden uit dat van de verzorgingsstaat vooral genoten werd toen hij net gecreëerd was. Dat vind ik een scherpzinnige observatie en ik kan hem illustreren met een persoonlijke ervaring. Toen mijn vader in 1964 overleed zat ik in de laatste klas van de HBS. Er was nogal wat te doen over geld en ik begon mij af te vragen of het tot dan vanzelfsprekende idee van studeren in Wageningen wel door kon gaan. Tot mij duidelijk werd dat er sinds een paar jaar zoiets was als een wezenpensioen en dat ik ook nog een studiebeurs zou krijgen. Eenmaal in Wageningen bleek mij dat ik het in veel opzichten beter had dan mijn medestudenten. Ik had genoeg geld en hoefde nooit te soebatten bij mijn ouders, iets wat bij de anderen aan de orde van de dag was.

Rob van Essen (2016). Kind van de verzorgingsstaat. Atlas Contact.
© 2016 Frits Hoorweg
powered by CJ2