archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 9
Jaargang 13
25 februari 2016
Bezigheden > Ontmoetingen delen printen terug
Op conferentie, herinneringen Carlo van Praag

1309BZ HerinneringenHet ministerie had zijn eigen conferentieoord, ergens in het oosten des lands, vanuit de randstad anderhalf uur sporens en vervolgens nog een eindje lopens. Ik was er eind jaren zestig al voor mijn eerste conferentie. Ik meen me te herinneren dat we de nacht nog doorbrachten in gedeelde slaapkamers en dat de dames van het personeel nog wit gesteven schorten droegen, maar ik kan mij vergissen. Corvee was in elk geval niet meer aan de orde. Als conferentieoord is het ter ziele. Ik geloof dat het nu een pannenkoekenhuis is.

Mijn laatste conferentie was een jaar of tien geleden. Ik lag op de bank bij te komen van een dag nietsdoen, toen de telefoon ging. Dat gebeurt hier bijna nooit en de deurbel doet het geeneens meer. Ik wil maar zeggen! Ik rende dus naar het apparaat en nam op. Of ik een  conferentie wilde voorzitten, een internationale conferentie nog wel.
‘Hebt u wel de goede Van Praag aan de lijn, vroeg ik. Ik ben al jaren met pensioen en ook niet speciaal ingevoerd in het onderwerp van uw congres’.
‘O, wat bent u weer bescheiden. Wij kennen u heel goed en kunnen ons geen betere voorzitter wensen’.
Ik geloofde eerst mijn oren niet, maar bedacht later dat hij waarschijnlijk al drie keer bot had gevangen en dat ik zijn laatste hoop was. Op het moment zelf was ik gestreeld in mijn ijdelheid en ik werd verder aangelokt door het royale honorarium. Dus stemde ik toe. Noodlottige beslissing die mij nog regelmatig kwelt in de benauwde dromen die bij mij het krieken van de nieuwe dag aankondigen.

Ik ben geen voorzitterstype: ik mag graag meebabbelen en ook het geven van een lezing lukt wel aardig, maar een voorzitter moet kunnen improviseren en daar ben ik niet goed in. Ik schuw verder de verantwoordelijkheid die een voorzitter heeft voor de goede gang van zaken en beschik niet over het bewonderenswaardige vermogen van de echte vakman om de incoherente en soms nauwelijks begrijpelijke bijdragen van de deelnemers in prettige, wollige, eveneens onbegrijpelijke woorden samen te vatten. Zeker niet in het Engels. Ook ben ik te schuchter om stevig in te grijpen als het nodig is.

Het was in Rotterdam op de zuidelijke Maasoever, ergens in de buurt van hotel New York en van mijn hotel op de noordelijke oever was het conferentiegebouw te bereiken per speedboot. Best wel gaaf!
Ik was nog vol goede moed toen ik de zaal betrad. De conferentie werd bezocht door een grote menigte van uit alle werelddelen afkomstige congrestijgers die grotendeels vloeiend Engels spraken, maar dan wel het Engels van hun diverse ex-koloniale vaderlanden, waaronder India, Ierland, Australië, Ghana, Jamaica en nog zo wat. Het Engels van de Japanners en de Bulgaren was minder vloeiend, maar zeker niet toegankelijker.

Het aankondigen van de sprekers verliep nog redelijk, maar toen de discussie begon geraakte ik in de problemen. Het was niet alleen de dictie van de deelnemers die mij parten speelde, maar ook mijn toen reeds ingezette slechthorendheid, die vooral in grote ruimtes optreedt. De helft van het gesprokene ontging mij. Ik diende het debat echter wel te leiden en de bijdragen ook af en toe samen te vatten. Ik knokte voor wat ik waard was, maar dat was niet genoeg. Ik hoorde mijzelf stamelen, ik zette zinnen in waarvan ik het einde niet kon vinden en zocht mijn toevlucht net wat te vaak tot ‘could you repeat the question please’.

Het was warm in de zaal en de meeste heren hadden hun jasje uitgetrokken, maar ik was voorbij het stadium waarin dat nog met goed fatsoen kon. Zo sleepte ik mij twee dagen voort, alleen voor de zaal, op dat podium dat meer en meer een schavot werd. Aan het einde van mijn beproeving, maakte ik mij zo snel mogelijk uit de voeten. Mijn thuisreis was een vlucht.

Denk nu niet dat het mij altijd zo verging. Ik heb menige goede herinnering aan snoepreisjes naar het buitenland waarvoor een conferentie als voorwendsel fungeerde. Zo bracht congresbezoek mij eens helemaal naar Marrakech. Als gevolg van de chaotische organisatie ter plaatse bleek het voor mij geboekte eenvoudige hotel bij mijn aankomst reeds volledig bezet. Ik werd verwezen naar een ander hotel dat veel hoger was geklasseerd. Een tophotel was het! Ik hoorde daar niet, hoewel ik snel gewend was aan de gemakken van mijn buitengewoon ruime kamer, zoals het royaal bemeten bed, de tv met afstandsbediening (in die dagen nog niet gebruikelijk) de koelkast, de persoonlijke safe met cijferslot, de schoenpoetsmachine en de jonge nomadenmeisjes die elke nacht voor mij uit de bergen werden gehaald. Ook het zwembad van een meter of 40 lang stond mij niet tegen. Als je maar even met je hoofd boven water kwam, stond het personeel klaar met badslippers, handdoeken en dranken naar keuze. Wel bleken de consumpties telkens duurder dan de kaart vermeldde en lag de prijs van de postzegels aan de balie van het hotel ook een stuk boven de nominale waarde.

Na afloop van de conferentie nam ik deel aan een meerdaagse reis per touringcar door het land. Helaas werd ik toen juist bezocht door darmklachten, een afflictie die de toeristen daar wel vaker treft. De bus kon mij niet vaak genoeg stoppen. Het lillende lamsvlees dat men in die contreien pleegt te serveren, kwam er de beide eerste nachten prompt weer uit. Lichamelijk was ik dus, ook door slaapgebrek, niet erg in conditie, maar ik amuseerde mij desalniettemin. Ik deelde de bus met twee groepen: Franstalige Zwitsers en Chinezen uit Hong Kong. Beide nationaliteiten zijn tamelijk eenkennig en de communicatie stuitte bovendien op taalproblemen. Het schaarse onderlinge contact verliep via mij. De Zwitsers hadden van mijn Frans terecht geen hoge pet op, maar hun Engels was nog slechter. Bezochten wij een stad, dan gingen de Zwitsers huns weegs, maar de Chinezen die stelselmatig werden belaagd door opdringerige souvenirverkopers en gidsen, zochten mijn bescherming. Alleengaand werd ik met mijn zwarte krullen (ach waar zijn zij gebleven) al vaak voor een Marokkaan gehouden, maar met een groep Aziaten in mijn kielzog was daar helemaal geen twijfel aan. Ik ging door voor een nieuwe gids, een indringer die de gevestigde gidsen hun handel probeerde te stelen. De ontvangst was dan ook niet erg hartelijk.

U zult zich misschien afvragen waarover die conferenties gingen, wat hun onderwerp was en wat ik daar uitvoerde? Dat ben ik vergeten en het is ook niet belangrijk. Een conferentie is niet zozeer bedoeld om kennis te verspreiden als wel om kennissen te maken en de plaatselijke horeca een opsteker te geven. Dat laatste was mij zeker toevertrouwd.

Ik ben ook nog in Helsinki en Tirana geweest, twee uitersten kan ik wel zeggen en niet alleen geografisch. Daarover misschien een volgende keer.

-----------------
Het plaatje is van Katharina Kouwenhoven
------------------
Bestel uw boeken en wat al niet
bij bolcom, via de banner rechts.
Dan steunt u De Leunstoel!


© 2016 Carlo van Praag meer Carlo van Praag - meer "Ontmoetingen" -
Bezigheden > Ontmoetingen
Op conferentie, herinneringen Carlo van Praag
1309BZ HerinneringenHet ministerie had zijn eigen conferentieoord, ergens in het oosten des lands, vanuit de randstad anderhalf uur sporens en vervolgens nog een eindje lopens. Ik was er eind jaren zestig al voor mijn eerste conferentie. Ik meen me te herinneren dat we de nacht nog doorbrachten in gedeelde slaapkamers en dat de dames van het personeel nog wit gesteven schorten droegen, maar ik kan mij vergissen. Corvee was in elk geval niet meer aan de orde. Als conferentieoord is het ter ziele. Ik geloof dat het nu een pannenkoekenhuis is.

Mijn laatste conferentie was een jaar of tien geleden. Ik lag op de bank bij te komen van een dag nietsdoen, toen de telefoon ging. Dat gebeurt hier bijna nooit en de deurbel doet het geeneens meer. Ik wil maar zeggen! Ik rende dus naar het apparaat en nam op. Of ik een  conferentie wilde voorzitten, een internationale conferentie nog wel.
‘Hebt u wel de goede Van Praag aan de lijn, vroeg ik. Ik ben al jaren met pensioen en ook niet speciaal ingevoerd in het onderwerp van uw congres’.
‘O, wat bent u weer bescheiden. Wij kennen u heel goed en kunnen ons geen betere voorzitter wensen’.
Ik geloofde eerst mijn oren niet, maar bedacht later dat hij waarschijnlijk al drie keer bot had gevangen en dat ik zijn laatste hoop was. Op het moment zelf was ik gestreeld in mijn ijdelheid en ik werd verder aangelokt door het royale honorarium. Dus stemde ik toe. Noodlottige beslissing die mij nog regelmatig kwelt in de benauwde dromen die bij mij het krieken van de nieuwe dag aankondigen.

Ik ben geen voorzitterstype: ik mag graag meebabbelen en ook het geven van een lezing lukt wel aardig, maar een voorzitter moet kunnen improviseren en daar ben ik niet goed in. Ik schuw verder de verantwoordelijkheid die een voorzitter heeft voor de goede gang van zaken en beschik niet over het bewonderenswaardige vermogen van de echte vakman om de incoherente en soms nauwelijks begrijpelijke bijdragen van de deelnemers in prettige, wollige, eveneens onbegrijpelijke woorden samen te vatten. Zeker niet in het Engels. Ook ben ik te schuchter om stevig in te grijpen als het nodig is.

Het was in Rotterdam op de zuidelijke Maasoever, ergens in de buurt van hotel New York en van mijn hotel op de noordelijke oever was het conferentiegebouw te bereiken per speedboot. Best wel gaaf!
Ik was nog vol goede moed toen ik de zaal betrad. De conferentie werd bezocht door een grote menigte van uit alle werelddelen afkomstige congrestijgers die grotendeels vloeiend Engels spraken, maar dan wel het Engels van hun diverse ex-koloniale vaderlanden, waaronder India, Ierland, Australië, Ghana, Jamaica en nog zo wat. Het Engels van de Japanners en de Bulgaren was minder vloeiend, maar zeker niet toegankelijker.

Het aankondigen van de sprekers verliep nog redelijk, maar toen de discussie begon geraakte ik in de problemen. Het was niet alleen de dictie van de deelnemers die mij parten speelde, maar ook mijn toen reeds ingezette slechthorendheid, die vooral in grote ruimtes optreedt. De helft van het gesprokene ontging mij. Ik diende het debat echter wel te leiden en de bijdragen ook af en toe samen te vatten. Ik knokte voor wat ik waard was, maar dat was niet genoeg. Ik hoorde mijzelf stamelen, ik zette zinnen in waarvan ik het einde niet kon vinden en zocht mijn toevlucht net wat te vaak tot ‘could you repeat the question please’.

Het was warm in de zaal en de meeste heren hadden hun jasje uitgetrokken, maar ik was voorbij het stadium waarin dat nog met goed fatsoen kon. Zo sleepte ik mij twee dagen voort, alleen voor de zaal, op dat podium dat meer en meer een schavot werd. Aan het einde van mijn beproeving, maakte ik mij zo snel mogelijk uit de voeten. Mijn thuisreis was een vlucht.

Denk nu niet dat het mij altijd zo verging. Ik heb menige goede herinnering aan snoepreisjes naar het buitenland waarvoor een conferentie als voorwendsel fungeerde. Zo bracht congresbezoek mij eens helemaal naar Marrakech. Als gevolg van de chaotische organisatie ter plaatse bleek het voor mij geboekte eenvoudige hotel bij mijn aankomst reeds volledig bezet. Ik werd verwezen naar een ander hotel dat veel hoger was geklasseerd. Een tophotel was het! Ik hoorde daar niet, hoewel ik snel gewend was aan de gemakken van mijn buitengewoon ruime kamer, zoals het royaal bemeten bed, de tv met afstandsbediening (in die dagen nog niet gebruikelijk) de koelkast, de persoonlijke safe met cijferslot, de schoenpoetsmachine en de jonge nomadenmeisjes die elke nacht voor mij uit de bergen werden gehaald. Ook het zwembad van een meter of 40 lang stond mij niet tegen. Als je maar even met je hoofd boven water kwam, stond het personeel klaar met badslippers, handdoeken en dranken naar keuze. Wel bleken de consumpties telkens duurder dan de kaart vermeldde en lag de prijs van de postzegels aan de balie van het hotel ook een stuk boven de nominale waarde.

Na afloop van de conferentie nam ik deel aan een meerdaagse reis per touringcar door het land. Helaas werd ik toen juist bezocht door darmklachten, een afflictie die de toeristen daar wel vaker treft. De bus kon mij niet vaak genoeg stoppen. Het lillende lamsvlees dat men in die contreien pleegt te serveren, kwam er de beide eerste nachten prompt weer uit. Lichamelijk was ik dus, ook door slaapgebrek, niet erg in conditie, maar ik amuseerde mij desalniettemin. Ik deelde de bus met twee groepen: Franstalige Zwitsers en Chinezen uit Hong Kong. Beide nationaliteiten zijn tamelijk eenkennig en de communicatie stuitte bovendien op taalproblemen. Het schaarse onderlinge contact verliep via mij. De Zwitsers hadden van mijn Frans terecht geen hoge pet op, maar hun Engels was nog slechter. Bezochten wij een stad, dan gingen de Zwitsers huns weegs, maar de Chinezen die stelselmatig werden belaagd door opdringerige souvenirverkopers en gidsen, zochten mijn bescherming. Alleengaand werd ik met mijn zwarte krullen (ach waar zijn zij gebleven) al vaak voor een Marokkaan gehouden, maar met een groep Aziaten in mijn kielzog was daar helemaal geen twijfel aan. Ik ging door voor een nieuwe gids, een indringer die de gevestigde gidsen hun handel probeerde te stelen. De ontvangst was dan ook niet erg hartelijk.

U zult zich misschien afvragen waarover die conferenties gingen, wat hun onderwerp was en wat ik daar uitvoerde? Dat ben ik vergeten en het is ook niet belangrijk. Een conferentie is niet zozeer bedoeld om kennis te verspreiden als wel om kennissen te maken en de plaatselijke horeca een opsteker te geven. Dat laatste was mij zeker toevertrouwd.

Ik ben ook nog in Helsinki en Tirana geweest, twee uitersten kan ik wel zeggen en niet alleen geografisch. Daarover misschien een volgende keer.

-----------------
Het plaatje is van Katharina Kouwenhoven
------------------
Bestel uw boeken en wat al niet
bij bolcom, via de banner rechts.
Dan steunt u De Leunstoel!
© 2016 Carlo van Praag
powered by CJ2