archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 19
Jaargang 12
10 september 2015
Beschouwingen > In de polder delen printen terug
De moeizame omgang met oorlogsmisdrijven Paul Bordewijk

1219BS OorlogMárcia en Gláucio Ventura Tiago mogen in Nederland blijven. Maar hun vader moet terug naar Angola, want die heeft de zogenaamde 1F-status, omdat hij als oud-militair verdacht wordt van oorlogsmisdaden. Dat vinden die kinderen niet leuk en het staat op gespannen voet met het recht op gezinsvorming dat wordt toegekend door het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens. Hetzelfde deed zich voor bij de uitzetting van de Afghaan Feda Amiri begin dit jaar, van wie we overigens weinig meer horen.

Als argument voor het terugsturen van verdachten van oorlogsmisdrijven hanteert de IND dat vermeden moet worden dat slachtoffers daarvan die naar Nederland zijn gevlucht, hier met hun beulen worden geconfronteerd. Daar valt wat voor te zeggen, maar dan moet je iemand niet hier tien jaar lang in een asielzoekerscentrum laten zitten, waar de kans op zo’n confrontatie het grootst is. Bovendien, wanneer Ventura Tiago zich inderdaad heeft schuldig gemaakt aan oorlogsmisdaden en hij daarvoor in Angola niet wordt gevangen gezet, is de kans op zo’n confrontatie in Angola waarschijnlijk veel groter dan hier.

Het argument komt ook in een vreemd daglicht te staan nu aan Sail Amsterdam het Chileense schip de Esmeralda heeft meegedaan, waarop Chilenen die hierheen gevlucht zijn daadwerkelijk zijn gemarteld. Maar kennelijk geldt hier: ander ministerie, andere ambtenaren, ander beleid.

Omgang met oorlogsmisdrijven is ook lastiger dan het lijkt. Art. 1F is in het Vluchtelingenverdrag gekomen om te voorkomen dat oorlogsmisdadigers asiel zouden krijgen in landen waar ze niet vervolgd kunnen worden. Maar in het geval van Ventura Tiago wordt de uitzetting juist verdedigd omdat hij in Angola niets te vrezen heeft. Raoul du Pré schrijft in de Volkskrant van 1 september dat er niets bekend is over actieve vervolging van vroegere militairen in Angola.

Kennelijk tillen ze in Angola minder aan die oorlogsmisdaden dan wij hier. Misschien is dat omdat er bij de burgeroorlog in Angola van beide kanten allerlei wreedheden zijn gepleegd en men daar niet terug maar vooruit wil kijken. Daar is in het naburige Zuid-Afrika ook voor gekozen. Hoewel de Apartheidspolitiek een misdaad tegen de menselijkheid was is F.W. de Klerk daar niet voor vervolgd, maar heeft hij juist samen met Nelson Mandela de Nobelprijs voor de vrede gekregen.

Vanaf het Neurenbergse tribunaal na de Tweede Wereldoorlog is er inzake oorlogsmisdrijven geen rechte lijn getrokken. Het tribunaal werd ingesteld om de Duitse Nazi-top te vervolgen, maar oorlogsmisdrijven door de geallieerden kwamen niet aan de orde, ook niet wanneer ze door de Sovjet-Unie gepleegd waren in de tijd dat Stalin nog een bondgenoot van Hitler was. Politiek was dat ook niet mogelijk. Ook het bombardement op Dresden werd niet onderzocht. Allemaal begrijpelijk, maar het vergroot natuurlijk de morele status van de uitgesproken vonnissen niet.

Ook de gevelde doodvonnissen zijn achteraf kwestieus, omdat wij dat inmiddels als een schending van de mensenrechten beschouwen. Dat werd ook naar voren gebracht bij de executie van Saddam Hoessein. Maar wie kwam nu meer voor die straf in aanmerking: Saddam of Mussert?

De uitzetting van 1F-gevallen staat ook in een vreemde verhouding tot onze omgang met de Nederlandse oorlogsmisdaden tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd. Daarbij wordt het gebruikelijke smoezenboek open getrokken: het is niet waar, bovendien was het al lang bekend, en die Indonesiërs waren ook geen lieverdjes. Het tweede en het derde is ook waar, en het derde verklaart ook dat ze in Indonesië helemaal niet zitten te wachten op dat grote onderzoek naar misdrijven ten tijde van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd dat Nederlandse historici zo graag willen. Na die tijd zijn er in Indonesië ook nog veel vreselijker dingen gebeurd.

Nederland is nog lang niet in het reine met dit deel van zijn geschiedenis. In de Volkskrant van 2 september maakt Thomas von der Dunk terecht de vergelijking met de manier waarop Duitsland met zijn verleden omgaat. Maar Duitsland heeft dan ook de Tweede Wereldoorlog moeten bekopen met een bijna volledige fysieke vernietiging, terwijl de politionele acties niet beëindigd zijn omdat er Indonesische bommenwerpers tot het Nederlandse luchtruim waren doorgedrongen, maar omdat Amerika dreigde de Marshallhulp stop te zetten.

Moeten we nu alsnog de laatste nog levenden gaan vervolgen die in Indonesië gevochten hebben? Met het voorbeeld van Duitsland voor ogen zou dat moeten, maar het zou mij niet blij maken. Je vervolgt dan mensen wier jeugd eerst is bedorven door de Duitse bezetting en die daarna vaak tegen hun zin naar Indonesië zijn gestuurd om daar terecht te komen in een gevaarlijke omgeving zonder leidinggevenden die een rechte lijn trokken tussen welke strijdmethoden wel en niet geoorloofd waren. En die krijgen dan op hun negentigste nog een keer op hun brood dat zij onvoldoende moed hadden om tegen hun meerderen in verzet te komen.

Politiek lijkt me die vervolging ook even weinig haalbaar als in 1945 de berechting van Stalin vanwege het Molotov-Ribbentrop pact. Het lijkt me al moeilijk genoeg om de nagedachtenis van de verantwoordelijke politici en militairen ter discussie te stellen.  Intrekking van straatnaamvernoemingen naar de generaal Spoor lijkt me relevanter dan die naar de Boerenleiders uit het Zuid-Afrika van voor de Apartheid, waar nu weer om gevraagd wordt, maar ook dat zie ik nog niet gebeuren.

Maar wanneer het al zo moeilijk is om met ons eigen verleden in het reine te komen, moeten we ons dan zo hardvochtig opstellen tegenover mensen uit andere landen. Tegen wie we geen concreet bewijsmateriaal hebben dat een veroordeling rechtvaardigt, maar waarvan we wel weten dat ze deel hebben uitgemaakt van een organisatie die op grote schaal mensenrechten schond. Dat laatste gold dan toch ook voor alle Nederlanders en Molukkers die in Indonesië gevochten hebben?

--------------------------------------------
De tekening is van Annemiek Meijer
--------------------------------------------------
Bestel uw boeken, CD's en nog veel meer
bij bolcom, via de banner rechts.
Dan steunt u De Leunstoel!


© 2015 Paul Bordewijk meer Paul Bordewijk - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
De moeizame omgang met oorlogsmisdrijven Paul Bordewijk
1219BS OorlogMárcia en Gláucio Ventura Tiago mogen in Nederland blijven. Maar hun vader moet terug naar Angola, want die heeft de zogenaamde 1F-status, omdat hij als oud-militair verdacht wordt van oorlogsmisdaden. Dat vinden die kinderen niet leuk en het staat op gespannen voet met het recht op gezinsvorming dat wordt toegekend door het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens. Hetzelfde deed zich voor bij de uitzetting van de Afghaan Feda Amiri begin dit jaar, van wie we overigens weinig meer horen.

Als argument voor het terugsturen van verdachten van oorlogsmisdrijven hanteert de IND dat vermeden moet worden dat slachtoffers daarvan die naar Nederland zijn gevlucht, hier met hun beulen worden geconfronteerd. Daar valt wat voor te zeggen, maar dan moet je iemand niet hier tien jaar lang in een asielzoekerscentrum laten zitten, waar de kans op zo’n confrontatie het grootst is. Bovendien, wanneer Ventura Tiago zich inderdaad heeft schuldig gemaakt aan oorlogsmisdaden en hij daarvoor in Angola niet wordt gevangen gezet, is de kans op zo’n confrontatie in Angola waarschijnlijk veel groter dan hier.

Het argument komt ook in een vreemd daglicht te staan nu aan Sail Amsterdam het Chileense schip de Esmeralda heeft meegedaan, waarop Chilenen die hierheen gevlucht zijn daadwerkelijk zijn gemarteld. Maar kennelijk geldt hier: ander ministerie, andere ambtenaren, ander beleid.

Omgang met oorlogsmisdrijven is ook lastiger dan het lijkt. Art. 1F is in het Vluchtelingenverdrag gekomen om te voorkomen dat oorlogsmisdadigers asiel zouden krijgen in landen waar ze niet vervolgd kunnen worden. Maar in het geval van Ventura Tiago wordt de uitzetting juist verdedigd omdat hij in Angola niets te vrezen heeft. Raoul du Pré schrijft in de Volkskrant van 1 september dat er niets bekend is over actieve vervolging van vroegere militairen in Angola.

Kennelijk tillen ze in Angola minder aan die oorlogsmisdaden dan wij hier. Misschien is dat omdat er bij de burgeroorlog in Angola van beide kanten allerlei wreedheden zijn gepleegd en men daar niet terug maar vooruit wil kijken. Daar is in het naburige Zuid-Afrika ook voor gekozen. Hoewel de Apartheidspolitiek een misdaad tegen de menselijkheid was is F.W. de Klerk daar niet voor vervolgd, maar heeft hij juist samen met Nelson Mandela de Nobelprijs voor de vrede gekregen.

Vanaf het Neurenbergse tribunaal na de Tweede Wereldoorlog is er inzake oorlogsmisdrijven geen rechte lijn getrokken. Het tribunaal werd ingesteld om de Duitse Nazi-top te vervolgen, maar oorlogsmisdrijven door de geallieerden kwamen niet aan de orde, ook niet wanneer ze door de Sovjet-Unie gepleegd waren in de tijd dat Stalin nog een bondgenoot van Hitler was. Politiek was dat ook niet mogelijk. Ook het bombardement op Dresden werd niet onderzocht. Allemaal begrijpelijk, maar het vergroot natuurlijk de morele status van de uitgesproken vonnissen niet.

Ook de gevelde doodvonnissen zijn achteraf kwestieus, omdat wij dat inmiddels als een schending van de mensenrechten beschouwen. Dat werd ook naar voren gebracht bij de executie van Saddam Hoessein. Maar wie kwam nu meer voor die straf in aanmerking: Saddam of Mussert?

De uitzetting van 1F-gevallen staat ook in een vreemde verhouding tot onze omgang met de Nederlandse oorlogsmisdaden tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd. Daarbij wordt het gebruikelijke smoezenboek open getrokken: het is niet waar, bovendien was het al lang bekend, en die Indonesiërs waren ook geen lieverdjes. Het tweede en het derde is ook waar, en het derde verklaart ook dat ze in Indonesië helemaal niet zitten te wachten op dat grote onderzoek naar misdrijven ten tijde van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd dat Nederlandse historici zo graag willen. Na die tijd zijn er in Indonesië ook nog veel vreselijker dingen gebeurd.

Nederland is nog lang niet in het reine met dit deel van zijn geschiedenis. In de Volkskrant van 2 september maakt Thomas von der Dunk terecht de vergelijking met de manier waarop Duitsland met zijn verleden omgaat. Maar Duitsland heeft dan ook de Tweede Wereldoorlog moeten bekopen met een bijna volledige fysieke vernietiging, terwijl de politionele acties niet beëindigd zijn omdat er Indonesische bommenwerpers tot het Nederlandse luchtruim waren doorgedrongen, maar omdat Amerika dreigde de Marshallhulp stop te zetten.

Moeten we nu alsnog de laatste nog levenden gaan vervolgen die in Indonesië gevochten hebben? Met het voorbeeld van Duitsland voor ogen zou dat moeten, maar het zou mij niet blij maken. Je vervolgt dan mensen wier jeugd eerst is bedorven door de Duitse bezetting en die daarna vaak tegen hun zin naar Indonesië zijn gestuurd om daar terecht te komen in een gevaarlijke omgeving zonder leidinggevenden die een rechte lijn trokken tussen welke strijdmethoden wel en niet geoorloofd waren. En die krijgen dan op hun negentigste nog een keer op hun brood dat zij onvoldoende moed hadden om tegen hun meerderen in verzet te komen.

Politiek lijkt me die vervolging ook even weinig haalbaar als in 1945 de berechting van Stalin vanwege het Molotov-Ribbentrop pact. Het lijkt me al moeilijk genoeg om de nagedachtenis van de verantwoordelijke politici en militairen ter discussie te stellen.  Intrekking van straatnaamvernoemingen naar de generaal Spoor lijkt me relevanter dan die naar de Boerenleiders uit het Zuid-Afrika van voor de Apartheid, waar nu weer om gevraagd wordt, maar ook dat zie ik nog niet gebeuren.

Maar wanneer het al zo moeilijk is om met ons eigen verleden in het reine te komen, moeten we ons dan zo hardvochtig opstellen tegenover mensen uit andere landen. Tegen wie we geen concreet bewijsmateriaal hebben dat een veroordeling rechtvaardigt, maar waarvan we wel weten dat ze deel hebben uitgemaakt van een organisatie die op grote schaal mensenrechten schond. Dat laatste gold dan toch ook voor alle Nederlanders en Molukkers die in Indonesië gevochten hebben?

--------------------------------------------
De tekening is van Annemiek Meijer
--------------------------------------------------
Bestel uw boeken, CD's en nog veel meer
bij bolcom, via de banner rechts.
Dan steunt u De Leunstoel!
© 2015 Paul Bordewijk
powered by CJ2