archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 15
Jaargang 12
4 juni 2015
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Op zoek (1), fictie Carlo van Praag

1215VG Op zoek‘De drie grote monotheïstische godsdiensten, sprak mijn grootvader ‘samen goed voor meer dan de helft van de wereldbevolking. Allereerst  natuurlijk  het jodendom. Een tribale godsdienst, zo archaïsch dat het aandoenlijk wordt. De serieuze beoefenaren (dat is overigens een kleine minderheid binnen de groep) zijn er de godganse dag mee bezig.  Geboden, verboden en rituelen waarvan de relatie met het menselijk zielenheil de buitenstaander ontgaat. Een vorm van arbeidstherapie misschien. Dan hebben we het christendom met zijn kleine pantheon en zijn onbegrijpelijke theologie. Maar goed, toch een grote stap voorwaarts, in theorie althans, want het heeft in de praktijk wel een erg treurige staat van dienst.’

Ik vertelde mijn grootvader maar niet dat ik net was toegetreden tot de Christelijke Jongenvereniging.

‘Tenslotte de islam: zes en een halve eeuw om iets beters te verzinnen en wat is het resultaat? Starre omhelzing van een vroegmiddeleeuwse catechismus, intolerantie, obsessie met andersdenkenden en leden van het verkeerde geslacht, kortom gecanoniseerde rancune.’

Tijdens deze, mij zeer vertrouwde, uiteenzetting ging zijn hand liefkozend over de bronzen krullen van Diderot, die als borstbeeld op zijn bureau prijkte.

‘Komen wij bij de religies uit India en het verre oosten,’ hernam mijn grootvader, maar ik luisterde al niet meer. Hoefde ook niet. Ik kende de tirade uit mijn hoofd.

‘Nou, al met al een fraai beeld, een testimonium paupertatis voor de mensheid. God zij dank vertegenwoordig jij in onze familie al de derde generatie van ongelovigen’, besloot mijn grootvader. ‘Je bent toch binnenkort jarig? Kan ik je een plezier doen met een abonnement op “De Vrijdenker”?’

Ik was geen lid van de Christelijke Jongenvereniging  geworden omdat ik de christelijke beginselen was toegedaan, maar ik wilde naar het winterkamp van de plaatselijke afdeling. Ik had gehoord dat Stella zich had ingeschreven en dat was mijn kans haar nog eens te ontmoeten, haar aan te spreken en eindelijk mijn gevoelens voor haar te onthullen. Meer dan een jaar lang had ik in de klas naar haar zitten staren zonder dat ons contact een terloops ‘hallo’ te boven ging. Ik had tegen mijn verlegenheid gevochten en het onderspit gedolven. Eén keer had ik gevraagd of ik haar balpen even mocht lenen.‘Ja hoor’ had ze gezegd. ‘Je hebt er trouwens zelf een in je hand, maar die wil je misschien liever sparen.’ Ik was afgedropen. Snedige antwoorden waren mij pas later te binnen geschoten. En toen was het schooljaar ten einde en splitsten zich onze wegen.

Het werd een begrotelijk project. Ik moest contributie betalen en de treinreis was duur, want het winterkamp van de vereniging was helemaal in Twente, in een voormalig  klooster, een katholiek klooster nog wel, dat ooit als kinderhuis dienst had gedaan maar nu als conferentieoord fungeerde. Het had nog helemaal de sfeer van voorheen. Het riep meteen een beeld op van de goed georganiseerde liefdeloosheid die niet exclusief, maar wel kenmerkend is voor katholieke opvoedingsinstituten. Intussen weten we dat de werkelijkheid het beeld in grimmigheid overtrof. Wij sliepen op een grote zolder die verdeeld was in compartimentjes die door houten schotten van elkaar gescheiden waren, maar aan de voorkant slechts de beschutting van een gordijn boden, zoals de kleedkamers in een modezaak. Gemakkelijk weg te schuiven door de op ontucht loerende surveillanten. Een lichte plek sierde de achterwand van mijn kot, in de vorm van het kruis dat er ooit had gehangen. Beter dan een slaapzaal met stapelbedden in elk geval.

Ik daalde met de stoet mee de krakende trap af naar de eetzaal die zich aankondigde met geroezemoes van stemmen en etensgeuren die weinig van de maaltijd deden verwachten. Ik speurde de zaal rond maar kon Stella nergens ontwaren. Ik kende er verder geen hond en koos een van de weinige nog vrije plaatsen. Ik keek nogmaals de zaal rond.

‘Ken jij Stella Fontijn en heb je haar misschien ergens gezien,’ vroeg ik aan mijn bebrilde buurvrouw. ‘Dag buurman,’ zei ze. ’Ik ben Iris.’

Ik stelde mij voor.

‘Ik ken haar inderdaad, maar…………….’

Een man verhief zich aan het hoofd van de zaal en heette ons welkom. Hij toonde zich verheugd over de grote opkomst, weidde uit over het programma en zette de huisregels uiteen. Toen gaf hij het woord aan dominee Verdoes, die – en dat was een hele eer –  ons vandaag gezelschap zou houden. De dominee zette een welwillend gebazel in dat ik grotendeels langs mij heen liet gaan. Ik begreep dat wij ons gerust mochten amuseren (hij was zelf ook jong geweest), maar dat ons verblijf aan waarde zou winnen, als er ook tijd werd ingeruimd voor momenten van reflectie op de wereld om ons heen en onze plaats daarin.

‘Ze heeft zich op het laatste moment afgemeld,’ fluisterde Iris.

‘En ik kan niet verhelen dat de voortschrijdende ontkerkelijking mij zorgen baart. Op de jeugd, de christelijke jeugd, waarvan jullie de voorhoede vormen, reken ik om het tij te keren. Ik wil trouwens niet in mineur eindigen. Is ons geloof er niet een van hoop en verwachting? Ik sluit af met een gebed……….’

‘Ze komt dus niet,’ zei Iris. ‘Je mist er trouwens niets aan. Oh, wat zeg ik nou. Het is misschien wel je beste vriendin.’

‘Dat zou ik graag willen,’ zei ik in een plotselinge aanval van openhartigheid.

‘Dan wens ik je sterkte. Het wordt wel dringen, vrees ik.’

Ik boog mij over de vreugdeloze macaronischotel die inmiddels voor mij stond. Wat een vooruitzicht! Drie dagen detentie in deze klootjesdrogerij in het gezelschap van een stuk of tachtig onbekenden. Hoewel ik een van de aanwezigen nu een heel klein beetje kende. Ze leek me niet onaardig. Niet onaantrekkelijk ook. Ach, die bril stond haar eigenlijk wel.

-----------------------------------------
De tekening is van Linda Hulshof
Meer informatie op: www.lindahulshof.nl
--------------------------------------------------
Bestel uw boeken, CD's en nog veel meer
bij bolcom, via de banner rechts.
Dan steunt u De Leunstoel!


© 2015 Carlo van Praag meer Carlo van Praag - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Op zoek (1), fictie Carlo van Praag
1215VG Op zoek‘De drie grote monotheïstische godsdiensten, sprak mijn grootvader ‘samen goed voor meer dan de helft van de wereldbevolking. Allereerst  natuurlijk  het jodendom. Een tribale godsdienst, zo archaïsch dat het aandoenlijk wordt. De serieuze beoefenaren (dat is overigens een kleine minderheid binnen de groep) zijn er de godganse dag mee bezig.  Geboden, verboden en rituelen waarvan de relatie met het menselijk zielenheil de buitenstaander ontgaat. Een vorm van arbeidstherapie misschien. Dan hebben we het christendom met zijn kleine pantheon en zijn onbegrijpelijke theologie. Maar goed, toch een grote stap voorwaarts, in theorie althans, want het heeft in de praktijk wel een erg treurige staat van dienst.’

Ik vertelde mijn grootvader maar niet dat ik net was toegetreden tot de Christelijke Jongenvereniging.

‘Tenslotte de islam: zes en een halve eeuw om iets beters te verzinnen en wat is het resultaat? Starre omhelzing van een vroegmiddeleeuwse catechismus, intolerantie, obsessie met andersdenkenden en leden van het verkeerde geslacht, kortom gecanoniseerde rancune.’

Tijdens deze, mij zeer vertrouwde, uiteenzetting ging zijn hand liefkozend over de bronzen krullen van Diderot, die als borstbeeld op zijn bureau prijkte.

‘Komen wij bij de religies uit India en het verre oosten,’ hernam mijn grootvader, maar ik luisterde al niet meer. Hoefde ook niet. Ik kende de tirade uit mijn hoofd.

‘Nou, al met al een fraai beeld, een testimonium paupertatis voor de mensheid. God zij dank vertegenwoordig jij in onze familie al de derde generatie van ongelovigen’, besloot mijn grootvader. ‘Je bent toch binnenkort jarig? Kan ik je een plezier doen met een abonnement op “De Vrijdenker”?’

Ik was geen lid van de Christelijke Jongenvereniging  geworden omdat ik de christelijke beginselen was toegedaan, maar ik wilde naar het winterkamp van de plaatselijke afdeling. Ik had gehoord dat Stella zich had ingeschreven en dat was mijn kans haar nog eens te ontmoeten, haar aan te spreken en eindelijk mijn gevoelens voor haar te onthullen. Meer dan een jaar lang had ik in de klas naar haar zitten staren zonder dat ons contact een terloops ‘hallo’ te boven ging. Ik had tegen mijn verlegenheid gevochten en het onderspit gedolven. Eén keer had ik gevraagd of ik haar balpen even mocht lenen.‘Ja hoor’ had ze gezegd. ‘Je hebt er trouwens zelf een in je hand, maar die wil je misschien liever sparen.’ Ik was afgedropen. Snedige antwoorden waren mij pas later te binnen geschoten. En toen was het schooljaar ten einde en splitsten zich onze wegen.

Het werd een begrotelijk project. Ik moest contributie betalen en de treinreis was duur, want het winterkamp van de vereniging was helemaal in Twente, in een voormalig  klooster, een katholiek klooster nog wel, dat ooit als kinderhuis dienst had gedaan maar nu als conferentieoord fungeerde. Het had nog helemaal de sfeer van voorheen. Het riep meteen een beeld op van de goed georganiseerde liefdeloosheid die niet exclusief, maar wel kenmerkend is voor katholieke opvoedingsinstituten. Intussen weten we dat de werkelijkheid het beeld in grimmigheid overtrof. Wij sliepen op een grote zolder die verdeeld was in compartimentjes die door houten schotten van elkaar gescheiden waren, maar aan de voorkant slechts de beschutting van een gordijn boden, zoals de kleedkamers in een modezaak. Gemakkelijk weg te schuiven door de op ontucht loerende surveillanten. Een lichte plek sierde de achterwand van mijn kot, in de vorm van het kruis dat er ooit had gehangen. Beter dan een slaapzaal met stapelbedden in elk geval.

Ik daalde met de stoet mee de krakende trap af naar de eetzaal die zich aankondigde met geroezemoes van stemmen en etensgeuren die weinig van de maaltijd deden verwachten. Ik speurde de zaal rond maar kon Stella nergens ontwaren. Ik kende er verder geen hond en koos een van de weinige nog vrije plaatsen. Ik keek nogmaals de zaal rond.

‘Ken jij Stella Fontijn en heb je haar misschien ergens gezien,’ vroeg ik aan mijn bebrilde buurvrouw. ‘Dag buurman,’ zei ze. ’Ik ben Iris.’

Ik stelde mij voor.

‘Ik ken haar inderdaad, maar…………….’

Een man verhief zich aan het hoofd van de zaal en heette ons welkom. Hij toonde zich verheugd over de grote opkomst, weidde uit over het programma en zette de huisregels uiteen. Toen gaf hij het woord aan dominee Verdoes, die – en dat was een hele eer –  ons vandaag gezelschap zou houden. De dominee zette een welwillend gebazel in dat ik grotendeels langs mij heen liet gaan. Ik begreep dat wij ons gerust mochten amuseren (hij was zelf ook jong geweest), maar dat ons verblijf aan waarde zou winnen, als er ook tijd werd ingeruimd voor momenten van reflectie op de wereld om ons heen en onze plaats daarin.

‘Ze heeft zich op het laatste moment afgemeld,’ fluisterde Iris.

‘En ik kan niet verhelen dat de voortschrijdende ontkerkelijking mij zorgen baart. Op de jeugd, de christelijke jeugd, waarvan jullie de voorhoede vormen, reken ik om het tij te keren. Ik wil trouwens niet in mineur eindigen. Is ons geloof er niet een van hoop en verwachting? Ik sluit af met een gebed……….’

‘Ze komt dus niet,’ zei Iris. ‘Je mist er trouwens niets aan. Oh, wat zeg ik nou. Het is misschien wel je beste vriendin.’

‘Dat zou ik graag willen,’ zei ik in een plotselinge aanval van openhartigheid.

‘Dan wens ik je sterkte. Het wordt wel dringen, vrees ik.’

Ik boog mij over de vreugdeloze macaronischotel die inmiddels voor mij stond. Wat een vooruitzicht! Drie dagen detentie in deze klootjesdrogerij in het gezelschap van een stuk of tachtig onbekenden. Hoewel ik een van de aanwezigen nu een heel klein beetje kende. Ze leek me niet onaardig. Niet onaantrekkelijk ook. Ach, die bril stond haar eigenlijk wel.

-----------------------------------------
De tekening is van Linda Hulshof
Meer informatie op: www.lindahulshof.nl
--------------------------------------------------
Bestel uw boeken, CD's en nog veel meer
bij bolcom, via de banner rechts.
Dan steunt u De Leunstoel!
© 2015 Carlo van Praag
powered by CJ2