archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 10
Jaargang 12
12 maart 2015
Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
Het juk van de oudste Joop Quint

1210BS OudsteMijn ouders hadden vier zoons en een dochter. Ik ben de oudste. Dat ben ik nu, met mijn bijna 73, nog steeds. Je doet er weinig aan. De anderen zijn 71, 70 en bijna 68. Ons zusje was de jongste en verstandelijk gehandicapt. Ze is overleden toen ze 48 was. In dat zelfde jaar, 1996, zijn onze ouders overleden. De vraag is en het is al een hele tijd de vraag: 'Welke dingen doe of laat ik omdat ik de oudste ben?'

Mijn ouders kan ik het best omschrijven als niet bijzonder warm of hartelijk. Een beetje burgerlijk echtpaar, uit de middenklasse, dat probeerde mee te doen met de nette mensen. Vooral mijn moeder was een streber. Wij, de zoons, zijn in bepaalde opzichten nogal anders. Op één na zijn we manisch-depressief. Twee zijn alcoholicus, een derde is een twijfelgeval. Drie van de vier zijn gescheiden. Ik ben de enige die, ruim 15 jaar geleden, is hertrouwd. En we hebben bij elkaar acht dochters. Er is geen enkele zoon.

Dit is, vrij feitelijk omschreven, de achtergrond. Daar hoort nog bij dat wij, zeker terugdenkend, nooit een bijzonder hecht gezin zijn geweest. We moesten allemaal trouwen en gingen jong het huis uit. Ik denk met plezier terug aan mijn oudste broer. Hij was mijn maatje bij het hutten bouwen, het voetballen en dergelijke. Maar dat werd minder en verdween omstreeks mijn twaalfde jaar, toen we naar verschillende scholen gingen. Onze vader heeft, tot op vrij hoge leeftijd, getracht om ons tegen elkaar uit te spelen. En hij was in zeker opzicht jaloers. 'Waarom moest jij studeren? Ik heb ook niet gestudeerd.'

Tegen deze achtergrond ben ik  een buitenbeentje geworden, of in ieder geval ben ik een broer geworden die als buitenbeentje wordt beschouwd. Niet zozeer omdat ik de oudste ben, of omdat ik ben hertrouwd, maar ook volgens andere belangrijke maatstaven. Qua opleiding, inkomen en voetballen scoor ik het hoogst; èn …. volgens de maatstaf van mijn moeder. Later heb ik gehoord dat ik vaak tot voorbeeld werd gesteld.  

Dit is hoe het komt. Maar de vragen die ik me zo nu en dan stel zijn: 'Wat doe ik als oudste? Moet ik wat doen?' Eigenlijk is er in al die jaren niet zo veel veranderd. Mijn jongste broer gaat direct in de aanval of de verdediging als hij me ziet. ‘Ja, jij weet het natuurlijk altijd beter, omdat je de oudste bent.' Natuurlijk weet ik het beter, maar niet omdat ik de oudste ben. Ik woon nu ruim 25 jaar in Amsterdam, maar mijn broers zijn nog maar één keer bij mij op bezoek geweest. Dat was op mijn uitnodiging, om de (geringe) nalatenschap van onze ouders te regelen. De broers komen ook niet bij elkaar op bezoek.

Ons zusje is overleden. Ik was degene die haar opzocht in haar instituut op de Veluwe, ik heb haar begrafenis geregeld en Bernadette en ik verzorgen nu, 20 jaar later, haar graf. Daarbij speelt natuurlijk ook een rol dat mijn ouders, vlak voor hun overlijden, mij hebben benoemd tot haar voogd. De oudste. 

Een constante in meer dan twintig jaar is dat één van de broers verschrikkelijk aan de drank is. Scheiding, verschillende alcoholklinieken, allerlei hulpverleners (met wie ik allemaal gesproken heb). Na veel gedoe gaat hij dan terug naar huis. En dan begint alles weer opnieuw. De andere broers ben ik niet, of nauwelijks,  tegengekomen in die tijd. Ik ben degene die het dichtst bij hem woont.

En nu is het weer zover. Hij is nu ongeveer een maand thuis, na zo'n negen maanden in twee verschillende psychiatrische klinieken. Deze keer vanwege depressies, niet vanwege de alcohol(?). En het gaat niet goed met hem. Ik heb er helemaal genoeg van.

En toch doe ik wat. Ik bel, hij neemt niet op. Als we contact hebben zegt hij dat hij mijn telefoonnummer kwijt is. Dat heeft hij al vijf keer opgeschreven, nadat ik het heb gedicteerd. Ik krijg zijn dochter te pakken die met vakantie is. Ik spreek zijn psychiater, die zegt, tot mijn grote opluchting, dat ze die middag bij hem langs zal gaan. Ze geeft het nummer van de thuiszorg, die vier (!) keer per dag langs komt. En ik ben een keer bij hem langs geweest.

De vraag blijft: waarom doe ik het? Omdat ik de oudste ben? Een zeker verantwoordelijkheidsgevoel? Ik denk het wel. Omdat ik het dichtste bij woon? Speelt een rol. Ook omdat het toch familie is. Niet omdat ik hem aardig vind. Hij zou nooit een vriend zijn, hij is niet erg slim en behoorlijk saai. Ik merk dat na al die, vrij vruchteloze, jaren mijn neiging om wat te doen wel minder wordt, maar ik denk dat hij niet zal verdwijnen.

Wat blijft is een soort, al heel lang bestaand, droombeeld. Vier oudere broers, soms met hun families en kleinkinderen, eens per jaar gezellig bij elkaar. Deze zomer zag ik dat droombeeld in werkelijkheid voor mij, met een kleine variatie. Zes broers tussen de 75 en 85, drinken, eten, kaarten, zingen. Elk jaar komen ze naar Texel om daar de verjaardag van hun jongste broer te vieren.

Kan het nog? Ik denk het niet. Had het gekund? Had ik er meer aan kunnen doen? Ik denk het niet. Daarvoor zijn er te weinig kiemen in onze jeugd gelegd. Er is geen band. Er is geen ruzie. Er is niets.

---------------------------------------------
De tekening is van Henk Klaren en is
gebaseerd op een 'still' uit de film Four Brothers
---------------------------------------------------------------
Bestel uw boeken, CD’s en veel meer
bij bolcom via de banner rechts.
Dan steunt u De Leunstoel
---------------------------------------------
De Leunstoel wordt uitgegeven door:
Het Genootschap De Leunstoel.
Word lid! Ga naar: www.deleunstoel.nl/colofon.php

© 2015 Joop Quint meer Joop Quint - meer "Het leven zelf" -
Beschouwingen > Het leven zelf
Het juk van de oudste Joop Quint
1210BS OudsteMijn ouders hadden vier zoons en een dochter. Ik ben de oudste. Dat ben ik nu, met mijn bijna 73, nog steeds. Je doet er weinig aan. De anderen zijn 71, 70 en bijna 68. Ons zusje was de jongste en verstandelijk gehandicapt. Ze is overleden toen ze 48 was. In dat zelfde jaar, 1996, zijn onze ouders overleden. De vraag is en het is al een hele tijd de vraag: 'Welke dingen doe of laat ik omdat ik de oudste ben?'

Mijn ouders kan ik het best omschrijven als niet bijzonder warm of hartelijk. Een beetje burgerlijk echtpaar, uit de middenklasse, dat probeerde mee te doen met de nette mensen. Vooral mijn moeder was een streber. Wij, de zoons, zijn in bepaalde opzichten nogal anders. Op één na zijn we manisch-depressief. Twee zijn alcoholicus, een derde is een twijfelgeval. Drie van de vier zijn gescheiden. Ik ben de enige die, ruim 15 jaar geleden, is hertrouwd. En we hebben bij elkaar acht dochters. Er is geen enkele zoon.

Dit is, vrij feitelijk omschreven, de achtergrond. Daar hoort nog bij dat wij, zeker terugdenkend, nooit een bijzonder hecht gezin zijn geweest. We moesten allemaal trouwen en gingen jong het huis uit. Ik denk met plezier terug aan mijn oudste broer. Hij was mijn maatje bij het hutten bouwen, het voetballen en dergelijke. Maar dat werd minder en verdween omstreeks mijn twaalfde jaar, toen we naar verschillende scholen gingen. Onze vader heeft, tot op vrij hoge leeftijd, getracht om ons tegen elkaar uit te spelen. En hij was in zeker opzicht jaloers. 'Waarom moest jij studeren? Ik heb ook niet gestudeerd.'

Tegen deze achtergrond ben ik  een buitenbeentje geworden, of in ieder geval ben ik een broer geworden die als buitenbeentje wordt beschouwd. Niet zozeer omdat ik de oudste ben, of omdat ik ben hertrouwd, maar ook volgens andere belangrijke maatstaven. Qua opleiding, inkomen en voetballen scoor ik het hoogst; èn …. volgens de maatstaf van mijn moeder. Later heb ik gehoord dat ik vaak tot voorbeeld werd gesteld.  

Dit is hoe het komt. Maar de vragen die ik me zo nu en dan stel zijn: 'Wat doe ik als oudste? Moet ik wat doen?' Eigenlijk is er in al die jaren niet zo veel veranderd. Mijn jongste broer gaat direct in de aanval of de verdediging als hij me ziet. ‘Ja, jij weet het natuurlijk altijd beter, omdat je de oudste bent.' Natuurlijk weet ik het beter, maar niet omdat ik de oudste ben. Ik woon nu ruim 25 jaar in Amsterdam, maar mijn broers zijn nog maar één keer bij mij op bezoek geweest. Dat was op mijn uitnodiging, om de (geringe) nalatenschap van onze ouders te regelen. De broers komen ook niet bij elkaar op bezoek.

Ons zusje is overleden. Ik was degene die haar opzocht in haar instituut op de Veluwe, ik heb haar begrafenis geregeld en Bernadette en ik verzorgen nu, 20 jaar later, haar graf. Daarbij speelt natuurlijk ook een rol dat mijn ouders, vlak voor hun overlijden, mij hebben benoemd tot haar voogd. De oudste. 

Een constante in meer dan twintig jaar is dat één van de broers verschrikkelijk aan de drank is. Scheiding, verschillende alcoholklinieken, allerlei hulpverleners (met wie ik allemaal gesproken heb). Na veel gedoe gaat hij dan terug naar huis. En dan begint alles weer opnieuw. De andere broers ben ik niet, of nauwelijks,  tegengekomen in die tijd. Ik ben degene die het dichtst bij hem woont.

En nu is het weer zover. Hij is nu ongeveer een maand thuis, na zo'n negen maanden in twee verschillende psychiatrische klinieken. Deze keer vanwege depressies, niet vanwege de alcohol(?). En het gaat niet goed met hem. Ik heb er helemaal genoeg van.

En toch doe ik wat. Ik bel, hij neemt niet op. Als we contact hebben zegt hij dat hij mijn telefoonnummer kwijt is. Dat heeft hij al vijf keer opgeschreven, nadat ik het heb gedicteerd. Ik krijg zijn dochter te pakken die met vakantie is. Ik spreek zijn psychiater, die zegt, tot mijn grote opluchting, dat ze die middag bij hem langs zal gaan. Ze geeft het nummer van de thuiszorg, die vier (!) keer per dag langs komt. En ik ben een keer bij hem langs geweest.

De vraag blijft: waarom doe ik het? Omdat ik de oudste ben? Een zeker verantwoordelijkheidsgevoel? Ik denk het wel. Omdat ik het dichtste bij woon? Speelt een rol. Ook omdat het toch familie is. Niet omdat ik hem aardig vind. Hij zou nooit een vriend zijn, hij is niet erg slim en behoorlijk saai. Ik merk dat na al die, vrij vruchteloze, jaren mijn neiging om wat te doen wel minder wordt, maar ik denk dat hij niet zal verdwijnen.

Wat blijft is een soort, al heel lang bestaand, droombeeld. Vier oudere broers, soms met hun families en kleinkinderen, eens per jaar gezellig bij elkaar. Deze zomer zag ik dat droombeeld in werkelijkheid voor mij, met een kleine variatie. Zes broers tussen de 75 en 85, drinken, eten, kaarten, zingen. Elk jaar komen ze naar Texel om daar de verjaardag van hun jongste broer te vieren.

Kan het nog? Ik denk het niet. Had het gekund? Had ik er meer aan kunnen doen? Ik denk het niet. Daarvoor zijn er te weinig kiemen in onze jeugd gelegd. Er is geen band. Er is geen ruzie. Er is niets.

---------------------------------------------
De tekening is van Henk Klaren en is
gebaseerd op een 'still' uit de film Four Brothers
---------------------------------------------------------------
Bestel uw boeken, CD’s en veel meer
bij bolcom via de banner rechts.
Dan steunt u De Leunstoel
---------------------------------------------
De Leunstoel wordt uitgegeven door:
Het Genootschap De Leunstoel.
Word lid! Ga naar: www.deleunstoel.nl/colofon.php
© 2015 Joop Quint
powered by CJ2