archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 9
Jaargang 11
27 februari 2014
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Balkanesca (2, slot) Carlo van Praag

1109VG Balcanesca
Wat voorafging
De verteller viert zijn verjaardag met zijn vrouw Shula, de ouders en een paar vaste vrienden. De anders zo gezapig verlopende avond wordt dit keer verstoord door het bezoek van de drankzuchtige volksmuzikant Alfred Wortelboer die ter opluistering van de feestelijkheden zijn doedelzak heeft meegebracht.


‘Jullie moeten mij even verontschuldigen. Ik moet de kinderen naar bed brengen’ en ik plukte ze uit hun stoelen. Boven deed ik Tim zijn schone luier om, terwijl Teentje haar tanden poetste . Ik legde Tim in zijn ledikantje en dekte hem toe. Teentje en ik zongen een liedje voor hem. Net toen ik Teentje in haar pyjama hielp, kwam van beneden het geluid van een aanzwellende sirene die ook in toonhoogte klom.

‘Wat is dat?’ vroeg Teentje.
‘Een doedelzak’, zei ik.
‘Toetelzak? Wat een gek woord’.
‘Nee, doedelzak’.
‘Nee, toetelzak. Hij doet toeeet!!!! Het is een toetelzak, toetelzak. Toeeeett!!!!!’
Toeeet!!!! klonk het uit Tim’s richting. Hij had zich onder zijn dekentje uit gewurmd en zich aan de rand van zijn ledikantje opgehesen en maakte dansbewegingen. De toetelzak was inmiddels opgehouden, hetgeen mij goed uitkwam. We stopten Tim opnieuw in, zinloos, want voor we de kamer uit waren, stond hij alweer.
‘We laten hem aan zijn lot over, Teentje, zei ik. Hij moet het zelf maar regelen’.
‘Gaat hij nu kou vatten?’ vroeg ze.
‘Nee, die babies kunnen overal tegen’.

Niet zo’n handige opmerking, besefte ik. Teentje was nog geen vier en zou wel eens de proef op de som kunnen nemen. Ik bracht haar naar bed. Na het voorlezen, daalde ik af.
Willem was aan het woord.  
‘Omdat het apparaatje een beetje die vorm heeft, heet het een muis, zei Willem. Je schuift hem over een speciaal matje dat op het tafelblad ligt en als je dat doet, verschuif je meteen de cursor over het scherm van de computer. Wil je een bepaalde file openen, dan zorg je dat de cursor daarop terecht komt en dan druk je snel tweemaal achter elkaar een knop op de muis in. Op die manier open je het bestand. Dus geen gedoe meer met op het toetsenbord ingetikte commando’s.  Natuurlijk moet je er eerst voor zorgen dat je programma’s en bestanden op je bureaublad  te zien zijn. Dat gaat door middel van …….’

‘Machtig interessant allemaal’, riep Alfred die met zijn linkerarm de doedelzak omklemde en zich met de rechter nog een glaasje inschonk. En ik zeg proost, voegde hij eraan toe. Ik zag met enige verbazing dat de fles Roemeense pruimenbrandy half leeg was en het leek erop dat hij zich in zijn eentje van die taak had gekweten.
‘Zo, nou zie ik hem van dichtbij’, zei ik. ‘Wat een joekel! Is dat geitenvel? En die drie houten pijpen? Hoe werkt het eigenlijk?’
‘Ja, geitenvacht. In Macedonië binnenste buiten. Bulgaars model, kaba gajda uit Momtsjilgrad deze. Gajdanitsa en rutsjilo van palmhout, conisch geboord natuurlijk en metalen mramorka’. ‘Ik hoop dat ik het kan onthouden, Alfred’, zei ik.
‘Interessant’, zei mijn vader. ‘U moet weten, meneer, dat ik zelf ook in de muziek………’
‘Wat je zegt opa, en we nemen er nog een’.

Hij goot een flinke scheut van de pruimenbrandy in het nog niet helemaal geledigde wijnglas van mijn vader en bediende daarna zichzelf zo royaal dat het glaasje de inhoud niet meer kon bergen en de geurige vloeistof over de rand spoelde.
Shula en haar moeder kwamen binnen met het voorgerecht.
‘Ik stel je even voor Alfred. Dit is Shula, mijn vrouw en dit is haar moeder mevrouw Oppenheimer’.
Alfred stond zo bruusk op dat hij de tafel meenam op zijn weg omhoog en de rode wijn uit diverse glazen over het feestelijke witte kleed klotste. Annemiek en Radmila schoten toe met het zoutvaatje en papieren zakdoekjes.
‘Dag mevrouw’, zei Alfred en knikte mijn schoonmoeder kort toe. Toen wendde hij zich tot Shula en gaf zijn ogen goed de kost.
‘Jongedame, het is mij een waar genoegen’. Hij sprak met dikke  tong en probeerde haar hand te kussen, hetgeen niet helemaal lukte doordat die schuilging onder een grote schotel met salade van knolselderij.

De maaltijd verliep zonder incidenten. De gesprekken over kinderen, verbouwingen en vakanties hervonden hun loop. Ik had de fles pruimenbrandy waarvan de inhoud tot een derde was geslonken, teruggezet in de kast, maar kon niet verhinderen dat Alfred zich nu tegoed deed aan de witte wijn. Hij at er gelukkig flink bij.
‘Lekker’, zei hij. ‘Wij van Starigrad zijn echte levensgenieters. Wij houden van muziek en mooie vrouwen en van lekker eten en drinken’.
‘Starigrad’, vroeg Shula’s moeder. ‘Komt u daarvandaan? Waar ligt het precies?’
‘Nee dame, zo heet mijn orkest. Zal ik u nog eens lekker inschenken?’
‘Laat mij maar Alfred’, zei ik.

De maaltijd was achter de rug.
‘Ik maak nog even koffie’, zei Shula’s moeder. ‘Nee, Shula, blijf jij nu even lekker zitten. Je heb genoeg gedaan’.
Zodra mijn schoonmoeder naar de keuken was vertrokken, schoof Alfred een stoel op, zodat hij naast Shula kwam te zitten. Radmila maakte van de gelegenheid gebruik om de doedelzak eens nader te inspecteren, maar dat viel niet in goede aarde.
‘Afblijven!’ snauwde de muzikant. Hij had Shula als nieuw doelwit en Radmila was uit de gratie. Hij begon in Shula’s oor te fluisteren. Zij trok haar wenkbrauwen op en nam enige afstand.
‘Turks gezegde’, zei Alfred. ‘Geen kwaad mee bedoeld’.
Hij gaf zijn pogingen niet op en schoof weer naar haar toe. Zijn hand verdween onder de tafel. ‘Leer hè, die rok’, fluiterde hij hees.

Rens kuchte en zond mij een waarschuwende blik. Ik volstond met een knipoog. Shula was dan wel verlegen, maar verre van weerloos. Dat bleek maar al te gauw. Wat de precieze aard van haar afweer was, bleef letterlijk in het duister, maar Alfred smoorde een kreet en dook in elkaar.
‘Duivelin!’ siste hij.
De verdere gesprekken waren inmiddels weer tot staan gekomen. Het gezelschap zat er wat verslagen bij.
‘U zou wat minder moeten drinken’, zei Annemiek, die in de verpleging zit en minder bedeesd is dan de rest.
‘Of juist wat meer’, zei Alfred en tastte naar zijn glas dat inmiddels was afgeruimd.

Hij pakte zijn doedelzak.
‘Ik zal nu voor u brengen een Zonaradikó uit Thracië, Grieks Thracië uiteraard. De dromos is Niavent. Moeilijk hoor zonder orkest. Ma ti na kanoume, zoals de Grieken zeggen’.
Hij vuurde nog wat Nieuwgrieks commentaar op ons af en blies toen het geitenvel op. We zagen hem eerst rood aanlopen en toen bleek wegtrekken. Hij legde zijn instrument terzijde. ‘Moet even een luchtje scheppen’  en hij meanderde in de richting van de deur. Even later hoorden wij een plof. Ik ging kijken. Hij lag op zijn buik, languit in ons halletje. Ik sprak hem aan, maar kreeg geen reactie. Ik haalde Annemiek erbij.
‘Moeten we ons zorgen maken?’ vroeg ik. Zij boog zich over het slachtoffer heen.
‘Nee, hij ademt rustig. Stomdronken, dat is alles. Ik zou een deken over hem heen gooien en hem laten liggen. Anders wordt het een heel gesleep’.

Wij zaten aan de koffie en de nieuwe gast was natuurlijk onderwerp van gesprek.
‘Wat een merkwaardige man’, zei mijn moeder.
‘Mijn moeder is goed in understatements’, zei ik.
‘Waar ben ik goed in?’ vroeg ze.
‘Nou, ik hoop dat we nog veel van je nieuwe vriend te zien krijgen, zei Shula. Zij stal mijn rol, want sarcasme is meer mijn afdeling.
‘Hij is een bezet man, maar ik wil wel een goed woordje voor je doen’, zei ik.

De gasten gingen opstappen. Hun vertrek werd echter belemmerd door het roerloze lichaam van Alfred die met zijn omvangrijke lichaam het kleine halletje vulde en de weg naar de voordeur blokkeerde.
‘We kunnen hem als vloermat gebruiken’, zei ik, ‘of anders de keukendeur nemen’.
Ik haalde een lantaarntje en ging het gezelschap voor, de tuin door en achterom naar de straat. Het regende niet meer, maar de hagen aan weerszijden van het smalle paadje dropen van het water en vooral de achterblijvers in de stoet, die niet profiteerden van het schijnsel van mijn lantaarn vingen zo te horen heel wat op. Wij namen afscheid.

Ik had zelf ook nogal wat op. Ik sliep snel in, maar werd vroeg in de ochtend weer wakker, zwetend en met hoofdpijn. Ik stond op, nam een koude douche en vond mijzelf heel flink. Ik daalde de trap af en zag tot mijn opluchting dat onze hal was geëvacueerd. Ik kwam de kamer binnen en daar zat hij, zo niet fris dan toch monter. Zijn doedelzak lag naast hem op de tafel en van  achter het geitenvel klonk een stemmetje: ‘kijk pappa, ik speel toetelzak’. Teentje, in pyjama  kwam achter het instrument tevoorschijn. ‘Oom Alfred gaat het mij leren’. Zij zaten genoeglijk naast elkaar, snoepend uit een blikje knakworsten dat kennelijk door Teentje was opgesnord  en door Alfred geopend. Alfred spoelde de hartige delicatesse weg met een fles pils.

‘Komaan’, zei hij, na een laatste slok. ‘Ik moet eens opstappen. Repeteren vandaag’.
Ik begeleidde hem naar buiten.
‘Leuk feestje hoor’ zei hij. ‘Moeten wij snel overdoen’.
‘Beslist Alfred, beslist!’

De haan van de overburen begon te kraaien. Tim boven in zijn ledikantje gaf ook partij. De dag was onherroepelijk begonnen. Teentje hielp mij het ontbijt te maken.
‘Waar is de chocoladehagelslag? vroeg ik. ‘Jij weet al die dingen te vinden’.
‘Die heeft Tim’, zei ze. ‘Ik heb dat aan hem gegeven  Dan blijft hij lekker in zijn bedje en dan is hij zoet. Dan kan iedereen uitslapen’.
Ik stelde me het tafereel voor. Tim die de hagelslag had omgekeerd over zijn laken en nu verzaligd baadde in een chocolademeertje.
‘Ik weet van niets’, zei ik tegen mijzelf. ‘Het is zondag en het moet een leuke dag voor me worden. Ik ben tenslotte niet meer jarig’.

------------------------------
De tekening is van Elène Klaren

------------------------------------
Carlo van Praags bundel met opstellen:
'Heimwee naar het heden' kan besteld worden bij: www.eburon.nl


© 2014 Carlo van Praag meer Carlo van Praag - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Balkanesca (2, slot) Carlo van Praag
1109VG Balcanesca
Wat voorafging
De verteller viert zijn verjaardag met zijn vrouw Shula, de ouders en een paar vaste vrienden. De anders zo gezapig verlopende avond wordt dit keer verstoord door het bezoek van de drankzuchtige volksmuzikant Alfred Wortelboer die ter opluistering van de feestelijkheden zijn doedelzak heeft meegebracht.


‘Jullie moeten mij even verontschuldigen. Ik moet de kinderen naar bed brengen’ en ik plukte ze uit hun stoelen. Boven deed ik Tim zijn schone luier om, terwijl Teentje haar tanden poetste . Ik legde Tim in zijn ledikantje en dekte hem toe. Teentje en ik zongen een liedje voor hem. Net toen ik Teentje in haar pyjama hielp, kwam van beneden het geluid van een aanzwellende sirene die ook in toonhoogte klom.

‘Wat is dat?’ vroeg Teentje.
‘Een doedelzak’, zei ik.
‘Toetelzak? Wat een gek woord’.
‘Nee, doedelzak’.
‘Nee, toetelzak. Hij doet toeeet!!!! Het is een toetelzak, toetelzak. Toeeeett!!!!!’
Toeeet!!!! klonk het uit Tim’s richting. Hij had zich onder zijn dekentje uit gewurmd en zich aan de rand van zijn ledikantje opgehesen en maakte dansbewegingen. De toetelzak was inmiddels opgehouden, hetgeen mij goed uitkwam. We stopten Tim opnieuw in, zinloos, want voor we de kamer uit waren, stond hij alweer.
‘We laten hem aan zijn lot over, Teentje, zei ik. Hij moet het zelf maar regelen’.
‘Gaat hij nu kou vatten?’ vroeg ze.
‘Nee, die babies kunnen overal tegen’.

Niet zo’n handige opmerking, besefte ik. Teentje was nog geen vier en zou wel eens de proef op de som kunnen nemen. Ik bracht haar naar bed. Na het voorlezen, daalde ik af.
Willem was aan het woord.  
‘Omdat het apparaatje een beetje die vorm heeft, heet het een muis, zei Willem. Je schuift hem over een speciaal matje dat op het tafelblad ligt en als je dat doet, verschuif je meteen de cursor over het scherm van de computer. Wil je een bepaalde file openen, dan zorg je dat de cursor daarop terecht komt en dan druk je snel tweemaal achter elkaar een knop op de muis in. Op die manier open je het bestand. Dus geen gedoe meer met op het toetsenbord ingetikte commando’s.  Natuurlijk moet je er eerst voor zorgen dat je programma’s en bestanden op je bureaublad  te zien zijn. Dat gaat door middel van …….’

‘Machtig interessant allemaal’, riep Alfred die met zijn linkerarm de doedelzak omklemde en zich met de rechter nog een glaasje inschonk. En ik zeg proost, voegde hij eraan toe. Ik zag met enige verbazing dat de fles Roemeense pruimenbrandy half leeg was en het leek erop dat hij zich in zijn eentje van die taak had gekweten.
‘Zo, nou zie ik hem van dichtbij’, zei ik. ‘Wat een joekel! Is dat geitenvel? En die drie houten pijpen? Hoe werkt het eigenlijk?’
‘Ja, geitenvacht. In Macedonië binnenste buiten. Bulgaars model, kaba gajda uit Momtsjilgrad deze. Gajdanitsa en rutsjilo van palmhout, conisch geboord natuurlijk en metalen mramorka’. ‘Ik hoop dat ik het kan onthouden, Alfred’, zei ik.
‘Interessant’, zei mijn vader. ‘U moet weten, meneer, dat ik zelf ook in de muziek………’
‘Wat je zegt opa, en we nemen er nog een’.

Hij goot een flinke scheut van de pruimenbrandy in het nog niet helemaal geledigde wijnglas van mijn vader en bediende daarna zichzelf zo royaal dat het glaasje de inhoud niet meer kon bergen en de geurige vloeistof over de rand spoelde.
Shula en haar moeder kwamen binnen met het voorgerecht.
‘Ik stel je even voor Alfred. Dit is Shula, mijn vrouw en dit is haar moeder mevrouw Oppenheimer’.
Alfred stond zo bruusk op dat hij de tafel meenam op zijn weg omhoog en de rode wijn uit diverse glazen over het feestelijke witte kleed klotste. Annemiek en Radmila schoten toe met het zoutvaatje en papieren zakdoekjes.
‘Dag mevrouw’, zei Alfred en knikte mijn schoonmoeder kort toe. Toen wendde hij zich tot Shula en gaf zijn ogen goed de kost.
‘Jongedame, het is mij een waar genoegen’. Hij sprak met dikke  tong en probeerde haar hand te kussen, hetgeen niet helemaal lukte doordat die schuilging onder een grote schotel met salade van knolselderij.

De maaltijd verliep zonder incidenten. De gesprekken over kinderen, verbouwingen en vakanties hervonden hun loop. Ik had de fles pruimenbrandy waarvan de inhoud tot een derde was geslonken, teruggezet in de kast, maar kon niet verhinderen dat Alfred zich nu tegoed deed aan de witte wijn. Hij at er gelukkig flink bij.
‘Lekker’, zei hij. ‘Wij van Starigrad zijn echte levensgenieters. Wij houden van muziek en mooie vrouwen en van lekker eten en drinken’.
‘Starigrad’, vroeg Shula’s moeder. ‘Komt u daarvandaan? Waar ligt het precies?’
‘Nee dame, zo heet mijn orkest. Zal ik u nog eens lekker inschenken?’
‘Laat mij maar Alfred’, zei ik.

De maaltijd was achter de rug.
‘Ik maak nog even koffie’, zei Shula’s moeder. ‘Nee, Shula, blijf jij nu even lekker zitten. Je heb genoeg gedaan’.
Zodra mijn schoonmoeder naar de keuken was vertrokken, schoof Alfred een stoel op, zodat hij naast Shula kwam te zitten. Radmila maakte van de gelegenheid gebruik om de doedelzak eens nader te inspecteren, maar dat viel niet in goede aarde.
‘Afblijven!’ snauwde de muzikant. Hij had Shula als nieuw doelwit en Radmila was uit de gratie. Hij begon in Shula’s oor te fluisteren. Zij trok haar wenkbrauwen op en nam enige afstand.
‘Turks gezegde’, zei Alfred. ‘Geen kwaad mee bedoeld’.
Hij gaf zijn pogingen niet op en schoof weer naar haar toe. Zijn hand verdween onder de tafel. ‘Leer hè, die rok’, fluiterde hij hees.

Rens kuchte en zond mij een waarschuwende blik. Ik volstond met een knipoog. Shula was dan wel verlegen, maar verre van weerloos. Dat bleek maar al te gauw. Wat de precieze aard van haar afweer was, bleef letterlijk in het duister, maar Alfred smoorde een kreet en dook in elkaar.
‘Duivelin!’ siste hij.
De verdere gesprekken waren inmiddels weer tot staan gekomen. Het gezelschap zat er wat verslagen bij.
‘U zou wat minder moeten drinken’, zei Annemiek, die in de verpleging zit en minder bedeesd is dan de rest.
‘Of juist wat meer’, zei Alfred en tastte naar zijn glas dat inmiddels was afgeruimd.

Hij pakte zijn doedelzak.
‘Ik zal nu voor u brengen een Zonaradikó uit Thracië, Grieks Thracië uiteraard. De dromos is Niavent. Moeilijk hoor zonder orkest. Ma ti na kanoume, zoals de Grieken zeggen’.
Hij vuurde nog wat Nieuwgrieks commentaar op ons af en blies toen het geitenvel op. We zagen hem eerst rood aanlopen en toen bleek wegtrekken. Hij legde zijn instrument terzijde. ‘Moet even een luchtje scheppen’  en hij meanderde in de richting van de deur. Even later hoorden wij een plof. Ik ging kijken. Hij lag op zijn buik, languit in ons halletje. Ik sprak hem aan, maar kreeg geen reactie. Ik haalde Annemiek erbij.
‘Moeten we ons zorgen maken?’ vroeg ik. Zij boog zich over het slachtoffer heen.
‘Nee, hij ademt rustig. Stomdronken, dat is alles. Ik zou een deken over hem heen gooien en hem laten liggen. Anders wordt het een heel gesleep’.

Wij zaten aan de koffie en de nieuwe gast was natuurlijk onderwerp van gesprek.
‘Wat een merkwaardige man’, zei mijn moeder.
‘Mijn moeder is goed in understatements’, zei ik.
‘Waar ben ik goed in?’ vroeg ze.
‘Nou, ik hoop dat we nog veel van je nieuwe vriend te zien krijgen, zei Shula. Zij stal mijn rol, want sarcasme is meer mijn afdeling.
‘Hij is een bezet man, maar ik wil wel een goed woordje voor je doen’, zei ik.

De gasten gingen opstappen. Hun vertrek werd echter belemmerd door het roerloze lichaam van Alfred die met zijn omvangrijke lichaam het kleine halletje vulde en de weg naar de voordeur blokkeerde.
‘We kunnen hem als vloermat gebruiken’, zei ik, ‘of anders de keukendeur nemen’.
Ik haalde een lantaarntje en ging het gezelschap voor, de tuin door en achterom naar de straat. Het regende niet meer, maar de hagen aan weerszijden van het smalle paadje dropen van het water en vooral de achterblijvers in de stoet, die niet profiteerden van het schijnsel van mijn lantaarn vingen zo te horen heel wat op. Wij namen afscheid.

Ik had zelf ook nogal wat op. Ik sliep snel in, maar werd vroeg in de ochtend weer wakker, zwetend en met hoofdpijn. Ik stond op, nam een koude douche en vond mijzelf heel flink. Ik daalde de trap af en zag tot mijn opluchting dat onze hal was geëvacueerd. Ik kwam de kamer binnen en daar zat hij, zo niet fris dan toch monter. Zijn doedelzak lag naast hem op de tafel en van  achter het geitenvel klonk een stemmetje: ‘kijk pappa, ik speel toetelzak’. Teentje, in pyjama  kwam achter het instrument tevoorschijn. ‘Oom Alfred gaat het mij leren’. Zij zaten genoeglijk naast elkaar, snoepend uit een blikje knakworsten dat kennelijk door Teentje was opgesnord  en door Alfred geopend. Alfred spoelde de hartige delicatesse weg met een fles pils.

‘Komaan’, zei hij, na een laatste slok. ‘Ik moet eens opstappen. Repeteren vandaag’.
Ik begeleidde hem naar buiten.
‘Leuk feestje hoor’ zei hij. ‘Moeten wij snel overdoen’.
‘Beslist Alfred, beslist!’

De haan van de overburen begon te kraaien. Tim boven in zijn ledikantje gaf ook partij. De dag was onherroepelijk begonnen. Teentje hielp mij het ontbijt te maken.
‘Waar is de chocoladehagelslag? vroeg ik. ‘Jij weet al die dingen te vinden’.
‘Die heeft Tim’, zei ze. ‘Ik heb dat aan hem gegeven  Dan blijft hij lekker in zijn bedje en dan is hij zoet. Dan kan iedereen uitslapen’.
Ik stelde me het tafereel voor. Tim die de hagelslag had omgekeerd over zijn laken en nu verzaligd baadde in een chocolademeertje.
‘Ik weet van niets’, zei ik tegen mijzelf. ‘Het is zondag en het moet een leuke dag voor me worden. Ik ben tenslotte niet meer jarig’.

------------------------------
De tekening is van Elène Klaren

------------------------------------
Carlo van Praags bundel met opstellen:
'Heimwee naar het heden' kan besteld worden bij: www.eburon.nl
© 2014 Carlo van Praag
powered by CJ2