archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 1
Jaargang 2
14 oktober 2004
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Voorstadverhalen van John Cheever Frits Hoorweg

0201Voorstadverhalen van John Cheever
John Cheever leefde van 1912 tot 1982. Hij schreef 5 verdienstelijke romans, maar dankte zijn faam vooral aan het schrijven van verhalen voor bladen als The New Yorker. In 1978 werden 61 van die verhalen gebundeld in The stories of John Cheever, een boek dat de Pulitzer prijs kreeg. Twee jaar later verscheen de pocketuitgave en daardoor maakte ik voor het eerst kennis met de schrijver. Zijn verhalen maakten grote indruk op me. De beste ervan spelen in de voorsteden. Daar waar men probeert de onaangename dingen uit het leven te bannen en Cheever toch zoveel narigheid aantrof. Overigens zonder daarover ooit belerend te doen of zelfs maar een oordeel uit te spreken. Om duidelijk te maken wat ik bedoel moet ik de plot van een van de verhalen prijsgeven.
 
The scarlet moving van gaat over de lotgevallen van een stel buren. Het begint met de beschrijving van een stadje waar: ‘de huisvrouwen hun mannen ’s ochtends liefdevol kussen en ’s avonds hartstochtelijk.’ Op een lenteavond arriveert een paarse verhuiswagen met gouden belettering bij een huis dat een paar maanden heeft leeg gestaan. ‘Het goud en paars was een geïnspireerde poging om de treurigheid van omzwervingen te maskeren,’ gooit de schrijver er tussendoor, als een waarschuwing aan de lezer die denkt dat het een zoetsappig verhaaltje wordt. De nieuwe bewoners worden hartelijk verwelkomd door Charlie Folkstone, hun buurman. Er worden stoelen naar buiten gehaald en flessen opengemaakt. Aan het eind van een genoeglijke avond blijkt dat de nieuwe buurman, die Gee-Gee wordt genoemd, een slechte dronk heeft en er ontstaat een vervelende ruzie. Zijn vrouw is in tranen en men probeert haar te troosten, maar zij zegt: ‘zo gaat het altijd, overal,’ en ze voorspelt dat ze binnen een jaar weer weg zullen zijn. Haar voorspelling komt uit, na nog meer incidenten, die door Cheever met verve beschreven worden, komt de paarse verhuiswagen weer voorrijden.
 
Maar daar houdt het verhaal niet op. Na een klein jaar hoort Charlie Folkestone van kennissen dat Gee-Gee z'n heup heeft gebroken. Hij besluit hem op te zoeken en treft hem aan in miserabele omstandigheden, alleen gelaten door zijn vrouw. Toch is hij ogenschijnlijk vol goede moed. Maar als Charlie weer thuis is, na een barre tocht door een sneeuwstorm, krijgt hij een wanhopig telefoontje. Gee-Gee is opnieuw gevallen en heeft hulp nodig. Charlie besluit deze noodkreet te negeren, maar schaamt zich daar meteen voor en gaat vervolgens lopen tobben. Door schuldgevoel raakt hij aan de drank en ja hoor: tegen het eind van het verhaal komt de paarse verhuiswagen voor de familie Folkestone. Een somber verhaal, maar je kunt het ook als een grap opvatten; het lijkt het leven zelf wel.
 
Kort nadat ik hem had ontdekt overleed de schrijver. Na zijn dood werd uit diverse publicaties duidelijk dat hij alle dubbelzinnigheden van zijn verhalen in persoon had verenigd. Hij was ernstig aan de drank geweest. Pas in 1975 slaagde hij erin zijn verslaving de baas te worden. Zijn moeilijk te verzadigen behoefte aan sex, zowel met mannen als met vrouwen, bezorgde hem zijn leven lang, met uitzondering misschien van de laatste jaren, een geweldig schuldgevoel. Want hij wilde juist graag een modelechtgenoot en vader zijn. Zo een die het hout hakt en met zijn jongens gaat vissen, dat soort uiterlijk vertoon van familiezin kon hij prachtig beschrijven.Voor de lezer is het soms of hij die beschrijvingen alleen maar gebruikte als contrast voor de narigheid die hij er naast zet, maar dat is dus niet zo. Hij geloofde in die uiterlijkheden, althans op bepaalde momenten, tot hij weer zwichtte voor impulsen die hij slecht in toom kon houden. Zijn dochter Susan schreef een prachtig, ontroerend boek over hem: Home before dark. Naast de mooie herinneringen ontbreken het verdriet en bij tijd en wijlen de afschuw niet, maar zonder dat het ooit ontaardt in een afrekening.
 
Over sex schreef Cheever aanvankelijk op een zeer bedekte manier. Toen hij begon met schrijven was dat heel gebruikelijk. Hij zag later met enige jaloezie hoe jongere schrijvers als Philip Roth en Updike ermee omgingen. Susan Cheever haalt ergens een uitspraak van hem aan: ‘er is grote vooruitgang gemaakt op dit gebied, terwijl ik nog steeds probeer te schrijven zonder schuttingtaal te gebruiken, schrijven zij over …… en ik beschrijf de zonsopgang.' Hij besloot op een gegeven moment te breken met die gewoonte en schreef Falconer, een boek dat speelt in de gevangenis. Niet alleen vanwege de schuttingtaal was dit een complete ommekeer in zijn schrijverschap. Weg was de elegante mix van burgerlijkheid, drank en sex, opgedist in een verhaaltje met een grappige plot, dat de lezer de ruimte liet om zelf conclusies te trekken. Voor mij was het boek daarom een teleurstelling, ik kon er niet doorheen komen.
 
De kritieken waren wel lovend. Saul Bellow wordt aangehaald op de omslag van mijn exemplaar: ‘onmisbaar, als je werkelijk wilt weten wat er met de menselijke ziel gebeurt in Amerika’. Eigenlijk waren de literatoren nooit zo gecharmeerd geweest van die voorstadverhalen van Cheever. Ze vonden ze niet diepgravend genoeg, of ze proefden daarin een terughoudendheid die hen niet aanstond. Een echte schrijver hoort zich binnenstebuiten te keren, lijkt de gangbare opvatting te zijn. Overigens om misverstanden te vermijden: lang niet alle verhalen van Cheever zijn van hetzelfde soort. Zijn reputatie als de man van de verhalen uit de voorstad is gebaseerd op een bundel die in 1958 verscheen en die The housebreaker of Shady Hill and other stories heette. Van mij had hij nog veel meer van die verhalen mogen schrijven. Maar ja, stilstand is achteruitgang zegt men.


© 2004 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Voorstadverhalen van John Cheever Frits Hoorweg
0201Voorstadverhalen van John Cheever
John Cheever leefde van 1912 tot 1982. Hij schreef 5 verdienstelijke romans, maar dankte zijn faam vooral aan het schrijven van verhalen voor bladen als The New Yorker. In 1978 werden 61 van die verhalen gebundeld in The stories of John Cheever, een boek dat de Pulitzer prijs kreeg. Twee jaar later verscheen de pocketuitgave en daardoor maakte ik voor het eerst kennis met de schrijver. Zijn verhalen maakten grote indruk op me. De beste ervan spelen in de voorsteden. Daar waar men probeert de onaangename dingen uit het leven te bannen en Cheever toch zoveel narigheid aantrof. Overigens zonder daarover ooit belerend te doen of zelfs maar een oordeel uit te spreken. Om duidelijk te maken wat ik bedoel moet ik de plot van een van de verhalen prijsgeven.
 
The scarlet moving van gaat over de lotgevallen van een stel buren. Het begint met de beschrijving van een stadje waar: ‘de huisvrouwen hun mannen ’s ochtends liefdevol kussen en ’s avonds hartstochtelijk.’ Op een lenteavond arriveert een paarse verhuiswagen met gouden belettering bij een huis dat een paar maanden heeft leeg gestaan. ‘Het goud en paars was een geïnspireerde poging om de treurigheid van omzwervingen te maskeren,’ gooit de schrijver er tussendoor, als een waarschuwing aan de lezer die denkt dat het een zoetsappig verhaaltje wordt. De nieuwe bewoners worden hartelijk verwelkomd door Charlie Folkstone, hun buurman. Er worden stoelen naar buiten gehaald en flessen opengemaakt. Aan het eind van een genoeglijke avond blijkt dat de nieuwe buurman, die Gee-Gee wordt genoemd, een slechte dronk heeft en er ontstaat een vervelende ruzie. Zijn vrouw is in tranen en men probeert haar te troosten, maar zij zegt: ‘zo gaat het altijd, overal,’ en ze voorspelt dat ze binnen een jaar weer weg zullen zijn. Haar voorspelling komt uit, na nog meer incidenten, die door Cheever met verve beschreven worden, komt de paarse verhuiswagen weer voorrijden.
 
Maar daar houdt het verhaal niet op. Na een klein jaar hoort Charlie Folkestone van kennissen dat Gee-Gee z'n heup heeft gebroken. Hij besluit hem op te zoeken en treft hem aan in miserabele omstandigheden, alleen gelaten door zijn vrouw. Toch is hij ogenschijnlijk vol goede moed. Maar als Charlie weer thuis is, na een barre tocht door een sneeuwstorm, krijgt hij een wanhopig telefoontje. Gee-Gee is opnieuw gevallen en heeft hulp nodig. Charlie besluit deze noodkreet te negeren, maar schaamt zich daar meteen voor en gaat vervolgens lopen tobben. Door schuldgevoel raakt hij aan de drank en ja hoor: tegen het eind van het verhaal komt de paarse verhuiswagen voor de familie Folkestone. Een somber verhaal, maar je kunt het ook als een grap opvatten; het lijkt het leven zelf wel.
 
Kort nadat ik hem had ontdekt overleed de schrijver. Na zijn dood werd uit diverse publicaties duidelijk dat hij alle dubbelzinnigheden van zijn verhalen in persoon had verenigd. Hij was ernstig aan de drank geweest. Pas in 1975 slaagde hij erin zijn verslaving de baas te worden. Zijn moeilijk te verzadigen behoefte aan sex, zowel met mannen als met vrouwen, bezorgde hem zijn leven lang, met uitzondering misschien van de laatste jaren, een geweldig schuldgevoel. Want hij wilde juist graag een modelechtgenoot en vader zijn. Zo een die het hout hakt en met zijn jongens gaat vissen, dat soort uiterlijk vertoon van familiezin kon hij prachtig beschrijven.Voor de lezer is het soms of hij die beschrijvingen alleen maar gebruikte als contrast voor de narigheid die hij er naast zet, maar dat is dus niet zo. Hij geloofde in die uiterlijkheden, althans op bepaalde momenten, tot hij weer zwichtte voor impulsen die hij slecht in toom kon houden. Zijn dochter Susan schreef een prachtig, ontroerend boek over hem: Home before dark. Naast de mooie herinneringen ontbreken het verdriet en bij tijd en wijlen de afschuw niet, maar zonder dat het ooit ontaardt in een afrekening.
 
Over sex schreef Cheever aanvankelijk op een zeer bedekte manier. Toen hij begon met schrijven was dat heel gebruikelijk. Hij zag later met enige jaloezie hoe jongere schrijvers als Philip Roth en Updike ermee omgingen. Susan Cheever haalt ergens een uitspraak van hem aan: ‘er is grote vooruitgang gemaakt op dit gebied, terwijl ik nog steeds probeer te schrijven zonder schuttingtaal te gebruiken, schrijven zij over …… en ik beschrijf de zonsopgang.' Hij besloot op een gegeven moment te breken met die gewoonte en schreef Falconer, een boek dat speelt in de gevangenis. Niet alleen vanwege de schuttingtaal was dit een complete ommekeer in zijn schrijverschap. Weg was de elegante mix van burgerlijkheid, drank en sex, opgedist in een verhaaltje met een grappige plot, dat de lezer de ruimte liet om zelf conclusies te trekken. Voor mij was het boek daarom een teleurstelling, ik kon er niet doorheen komen.
 
De kritieken waren wel lovend. Saul Bellow wordt aangehaald op de omslag van mijn exemplaar: ‘onmisbaar, als je werkelijk wilt weten wat er met de menselijke ziel gebeurt in Amerika’. Eigenlijk waren de literatoren nooit zo gecharmeerd geweest van die voorstadverhalen van Cheever. Ze vonden ze niet diepgravend genoeg, of ze proefden daarin een terughoudendheid die hen niet aanstond. Een echte schrijver hoort zich binnenstebuiten te keren, lijkt de gangbare opvatting te zijn. Overigens om misverstanden te vermijden: lang niet alle verhalen van Cheever zijn van hetzelfde soort. Zijn reputatie als de man van de verhalen uit de voorstad is gebaseerd op een bundel die in 1958 verscheen en die The housebreaker of Shady Hill and other stories heette. Van mij had hij nog veel meer van die verhalen mogen schrijven. Maar ja, stilstand is achteruitgang zegt men.
© 2004 Frits Hoorweg
powered by CJ2