archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 19
Jaargang 10
12 september 2013
Beschouwingen > Beelden uit soberder tijden delen printen terug
Tamme en wilde kunstenaars? Peter Schröder

1019BS 124.1
Kunstzinnig loopbaanbeleid?
Wie mee wil komen in onze competitief ingestelde westerse kenniseconomie doet er goed aan een zo hoog mogelijke opleiding met succes af te ronden. Voortijdige schoolverlaters krijgen het in sociaaleconomisch opzicht meestal moeilijker dan gediplomeerden. Maar de diploma-eis geldt veel minder voor sportlieden, zangers en beurstypes en ook voor kunstenaars.

Kunstenaars, streven die wel naar sociaaleconomisch succes? Ha, zijn dat geen vrijbuiters die zich aan de burgerlijke moraal weinig gelegen laten liggen? Zijn ze er niet meer, de moderne varianten van de gekwelde kunstartiest die in armoede leeft en op zijn onverwarmde zolderkamertje alleen maar kunst schept die verenigbaar is met zijn artistieke geweten? Verzorgt in onze verzorgingsstaat de samenleving niet een redelijk inkomen voor kunstenaars, tenminste, als ze echte kunstenaars zijn? Ja en nee, het kan, maar dan moet de kunstenaar wel officieel als kunstenaar worden erkend: goedkeuring van het kunstenaarschap vraagt om de paraaf van deskundigen uit de wereld van musea, galerieën en media.

Een gunstige indruk?
Om zo ver te komen zal gelden: begin er jong mee. Kijk eens naar (hyperlink) postkaart 1.a., Petit Peintre et Petit Modèle. Daar zien we een jeugdige aspirant kunstschilder die zich vast heeft gestoken in de vereiste vakkleding: een artistiek gekruld kapsel, een elegant fluwelen jasje met een fraaie Schillerkraag, een joyeuze flambard op het hoofd, de rechterhand met penseel trefzeker boven het palet, en dan nog een Goudse pijp in de mond. Hij heeft ook gezorgd voor een wel zeer essentieel bestanddeel van de schilderspraktijk: een charmant, uiteraard vrouwelijk naaktmodel op dierenvacht, ditmaal met een boeket in de hand. Op de juiste ezel het juiste doek, maar de voorstelling op het schilderslinnen lijkt nog niet geheel duidelijk. Zou het de vereiste gronding zijn of zou het een non-figuratieve voorstelling worden? Ach, het mag allebei, er is aan zoveel artistieke vereisten voldaan dat we van oordeel zijn dat hij nu al beschikt over de vereiste startkwalificatie voor een succesvolle schilderscarrière.

Negatief studieadvies?
Dat ligt anders bij de nog jeugdiger aspirant kunstenares op postkaart 1.b. Keurige jurk, maar wel heel erg burgerlijk. Een solide schildersezel waarop een verzorgde voorstelling van een heer in halfprofiel, maar zou dit werk wel van de hand van deze jongedame zelf zijn? Geen1019BS 124.2 model te zien en het meiske ziet er zo ongeïnteresseerd uit, ze hangt zo lusteloos op haar stoel dat we ons afvragen wat ze daar eigenlijk doet. Blasé? Ik verveel me? Onwillig neergezet in een door de fotograaf voor haar moeder geënsceneerd neptafereeltje? Zij lijkt een artistieke loopbaan niet te ambiëren. Wij zien het ook niet zitten. Liever een baantje bij de Bieb? Of werken met mensen?

Pure scheppingsdrang?
Er zijn kunstenaars die zakken voor hun toelatingsexamen, er zijn er ook die dat hele bureaucratische gezever en gezeik van kunstacademies en culturele commissies aan hun laars lappen en het helemaal zelf uitzoeken. Outgedropt, weg uit de burgermaatschappij met zijn knellende fatsoensnormen, uiteindelijk levend als een kluizenaar. Een goed voorbeeld van zo’n karaktervolle eenzame zwoeger is de heer A. Fouré, L’ermite de Rothéneuf. Hij leefde van 1839 tot 1910, heette aanvankelijk de eerwaarde Adolphe Julien Fouéré en gaf leiding aan een parochie in de buurt van St. Malo in Bretagne. Hij raakte eenzijdig verlamd, werd ongeschikt voor het priesterambt en trok zich terug in een zelfgebouwd huisje bij Rothéneuf, aan de rotsige Bretonse kust. Daar ontpopte hij zich als een gedreven beeldhouwer die de ganse dag bezig was koppen en fabeldieren te hakken uit de rotsen om hem heen. Op kaart 2.a. is hij te midden van zijn scheppingen driftig aan het hakken met zijn beitel.

Onmaatschappelijk?
De heremiet zag er vervaarlijk uit, op de kaart is met enige moeite zijn grimmige uitdrukking te zien en in zijn spookachtige beeldentuin werd hij destijds natuurlijk al gauw een cause célebre. Na de streekbewoners stroomden ook toeristen van elders toe om de wildeman aan het werk te zien. Zo kon het gebeuren dat hij aan de verkoop van postkaarten en beelden een aardig zakcentje kon overhouden (een innovatieve horecaondernemer begon bij die beelden een restaurant). Er was zoveel vraag naar die kaarten dat de uitgever ook wel foto’s van de man liet maken waarop hij poseerde met bezoekende toeristen. Kijk naar kaart 2.b., daarop verkeert hij in de rotstuin met twee keurige burgerlijke dames en twee even burgerlijke heren. Het onderschrift van de kaart luidt: ‘De hermiet trekt een pruillip en verkiest zijn gebeeldhouwde rotsen boven de hoofden van zijn tijdgenoten’. De hermiet lijkt zich te vervelen, het bezoek lijkt zich te amuseren.
Maakte de hermiet kunst? De buitenwereld bestempelde zijn werk als Art Sauvage.


© 2013 Peter Schröder meer Peter Schröder - meer "Beelden uit soberder tijden" -
Beschouwingen > Beelden uit soberder tijden
Tamme en wilde kunstenaars? Peter Schröder
1019BS 124.1
Kunstzinnig loopbaanbeleid?
Wie mee wil komen in onze competitief ingestelde westerse kenniseconomie doet er goed aan een zo hoog mogelijke opleiding met succes af te ronden. Voortijdige schoolverlaters krijgen het in sociaaleconomisch opzicht meestal moeilijker dan gediplomeerden. Maar de diploma-eis geldt veel minder voor sportlieden, zangers en beurstypes en ook voor kunstenaars.

Kunstenaars, streven die wel naar sociaaleconomisch succes? Ha, zijn dat geen vrijbuiters die zich aan de burgerlijke moraal weinig gelegen laten liggen? Zijn ze er niet meer, de moderne varianten van de gekwelde kunstartiest die in armoede leeft en op zijn onverwarmde zolderkamertje alleen maar kunst schept die verenigbaar is met zijn artistieke geweten? Verzorgt in onze verzorgingsstaat de samenleving niet een redelijk inkomen voor kunstenaars, tenminste, als ze echte kunstenaars zijn? Ja en nee, het kan, maar dan moet de kunstenaar wel officieel als kunstenaar worden erkend: goedkeuring van het kunstenaarschap vraagt om de paraaf van deskundigen uit de wereld van musea, galerieën en media.

Een gunstige indruk?
Om zo ver te komen zal gelden: begin er jong mee. Kijk eens naar (hyperlink) postkaart 1.a., Petit Peintre et Petit Modèle. Daar zien we een jeugdige aspirant kunstschilder die zich vast heeft gestoken in de vereiste vakkleding: een artistiek gekruld kapsel, een elegant fluwelen jasje met een fraaie Schillerkraag, een joyeuze flambard op het hoofd, de rechterhand met penseel trefzeker boven het palet, en dan nog een Goudse pijp in de mond. Hij heeft ook gezorgd voor een wel zeer essentieel bestanddeel van de schilderspraktijk: een charmant, uiteraard vrouwelijk naaktmodel op dierenvacht, ditmaal met een boeket in de hand. Op de juiste ezel het juiste doek, maar de voorstelling op het schilderslinnen lijkt nog niet geheel duidelijk. Zou het de vereiste gronding zijn of zou het een non-figuratieve voorstelling worden? Ach, het mag allebei, er is aan zoveel artistieke vereisten voldaan dat we van oordeel zijn dat hij nu al beschikt over de vereiste startkwalificatie voor een succesvolle schilderscarrière.

Negatief studieadvies?
Dat ligt anders bij de nog jeugdiger aspirant kunstenares op postkaart 1.b. Keurige jurk, maar wel heel erg burgerlijk. Een solide schildersezel waarop een verzorgde voorstelling van een heer in halfprofiel, maar zou dit werk wel van de hand van deze jongedame zelf zijn? Geen1019BS 124.2 model te zien en het meiske ziet er zo ongeïnteresseerd uit, ze hangt zo lusteloos op haar stoel dat we ons afvragen wat ze daar eigenlijk doet. Blasé? Ik verveel me? Onwillig neergezet in een door de fotograaf voor haar moeder geënsceneerd neptafereeltje? Zij lijkt een artistieke loopbaan niet te ambiëren. Wij zien het ook niet zitten. Liever een baantje bij de Bieb? Of werken met mensen?

Pure scheppingsdrang?
Er zijn kunstenaars die zakken voor hun toelatingsexamen, er zijn er ook die dat hele bureaucratische gezever en gezeik van kunstacademies en culturele commissies aan hun laars lappen en het helemaal zelf uitzoeken. Outgedropt, weg uit de burgermaatschappij met zijn knellende fatsoensnormen, uiteindelijk levend als een kluizenaar. Een goed voorbeeld van zo’n karaktervolle eenzame zwoeger is de heer A. Fouré, L’ermite de Rothéneuf. Hij leefde van 1839 tot 1910, heette aanvankelijk de eerwaarde Adolphe Julien Fouéré en gaf leiding aan een parochie in de buurt van St. Malo in Bretagne. Hij raakte eenzijdig verlamd, werd ongeschikt voor het priesterambt en trok zich terug in een zelfgebouwd huisje bij Rothéneuf, aan de rotsige Bretonse kust. Daar ontpopte hij zich als een gedreven beeldhouwer die de ganse dag bezig was koppen en fabeldieren te hakken uit de rotsen om hem heen. Op kaart 2.a. is hij te midden van zijn scheppingen driftig aan het hakken met zijn beitel.

Onmaatschappelijk?
De heremiet zag er vervaarlijk uit, op de kaart is met enige moeite zijn grimmige uitdrukking te zien en in zijn spookachtige beeldentuin werd hij destijds natuurlijk al gauw een cause célebre. Na de streekbewoners stroomden ook toeristen van elders toe om de wildeman aan het werk te zien. Zo kon het gebeuren dat hij aan de verkoop van postkaarten en beelden een aardig zakcentje kon overhouden (een innovatieve horecaondernemer begon bij die beelden een restaurant). Er was zoveel vraag naar die kaarten dat de uitgever ook wel foto’s van de man liet maken waarop hij poseerde met bezoekende toeristen. Kijk naar kaart 2.b., daarop verkeert hij in de rotstuin met twee keurige burgerlijke dames en twee even burgerlijke heren. Het onderschrift van de kaart luidt: ‘De hermiet trekt een pruillip en verkiest zijn gebeeldhouwde rotsen boven de hoofden van zijn tijdgenoten’. De hermiet lijkt zich te vervelen, het bezoek lijkt zich te amuseren.
Maakte de hermiet kunst? De buitenwereld bestempelde zijn werk als Art Sauvage.
© 2013 Peter Schröder
powered by CJ2