archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 16
Jaargang 10
27 juni 2013
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Madame (20) helpt de Bataafse Republiek Willem Minderhout

1016VG Madame
‘Is dit het storyboard? Wat is dat? Een vrouw die haar handen droogt aan zo’n handdoekenautomaat in het toilet?’ ‘Ja, de rest ligt hier in die map. We gaan eindelijk weer eens door met ‘Merteuil, the movie’. ’Ziet er toch uit als een al te moderne sanitaire voorziening voor de achttiende eeuw.’ ‘Ach ja, die scenarist is weer eens bezig met perspectiefwisselingen. Zorg jij nu maar dat de belichting goed is. Ik wil eindelijk weer eens beginnen.’
 
Huis Valmont is volkomen gerestyled en modern ingericht. Madame de Merteuil zit, gekleed in een mantelpakje, op een driezitsbank. Op haar schoot heeft ze een dik boek waar ze enigszins afwezig in bladert. Opeens valt haar oog op een passage die haar interesseert. Zachtjes prevelt ze de tekst: ‘Uiteindelijke stuurde het regerende ‘Comité du Salut Public’ in Parijs een van zijn leden, Emmanuel Joseph Sieyès, als delegatieleider naar Den Haag om een doorbraak tot stand te brengen. Daar werd hij geconfronteerd met een kwartet onderhandelaars namens de Staten-Generaal onder leiding van Pieter Paulus.’ 1)
 
De markiezin is zichtbaar geroerd. Ze legt het boek omgekeerd op de bank en reikt naar een schoteltje waarop een half opgegeten tompouce ligt. Ze grijpt mis en een klodder glazuur kleeft aan haar vinger. Ze staat op en loopt naar haar badkamer. Op de wastafel staat een plastic zeepflesje met een pompje. Madame pompt een kloddertje zeep in haar linker hand, reikt naar de kraan en kijkt in de spiegel. Ze schrikt. In de spiegel ziet ze zichzelf met hoog opgestoken haar en in een achttiende-eeuwse jurk. Ook de reflectie van de badkamer is veranderd. Achter zich ziet ze haar oude secreet en de moderne wastafel blijkt plaats te hebben gemaakt voor een tafel met een waskom en een lampetkan. Het beeld vervaagt.
 
We zien Madame terug in een knusse salon. Zij zit aan tafel met twee heren in wie wij Pieter Paulus en Emmanuel Joseph Sieyès menen te herkennen. Sieyès kijkt hooghartig, Paulus bedrukt. Madame probeert het ijs te breken door ruimhartig met de likeurfles rond te gaan.
 
‘Citoyen Sieyès, ik ben zo blij u hier aan te treffen. Robespierre had geen betere gezant kunnen afvaardigen. Ik herinner me nog als de dag van gisteren dat u mij hier bezocht om de opstand der Patriotten te bespreken. 1887, alweer acht jaar geleden. De tijd vliegt! Onze gezamenlijke vriend Mirabeau, moge hij rusten in vrede, heeft mij in zijn brieven beschreven hoe kranig u zich geweerd heeft met uw vrienden van het Comité des Trente om ons vaderland te bevrijden. U bent op uw beurt de dappere Bataven tot voorbeeld geweest. Wat is de derde stand? Alles. Wat is hij tot op heden op politiek gebied geweest? Niets. Wat vraagt hij? Iets te worden. De derde stand is de hele natie. Wat is er nodig opdat een natie zou blijven bestaan en bloeien? Particuliere ondernemingen en openbare ambten. Ik herinner me nog dat ik uw pamflet voorlas aan Pieter Paulus. We werden er beiden door vervuld. Als één man weet wat de Bataven en de Fransen voor elkaar betekend hebben en voor elkaar zullen betekenen dan bent u dat wel. Voorzeker zult u dit trotse volk niet onderwerpen en van al hun rijkdommen beroven zoals sommige leden van de Nationale Vergadering schijnen te willen. Dit dappere volk heeft dat niet verdiend.’
 
Sieyès stak zijn hand op om de markiezin de mond te snoeren. ‘Het siert u, mevrouw, dat u het volk waar u uw toevlucht heeft gezocht zo in bescherming neemt. Maar weet wel dat ik mij niet door een lid van de adel de les laat lezen. U weet wat wij tegenwoordig met de adel doen? Die korten wij in. En die Bataven van u hebben hun bevrijding geheel en al aan de dappere Franse legers te danken. Daendels? Waar zou hij zijn zonder Pichegru? Wij hebben ons bloed vergoten voor dit land, mevrouw. Het is niet meer dan passend dat wij daar een beloning voor opeisen.’
 
Pieter Paulus maakt zich zichtbaar kwaad en wil het woord tot Sieyès richten, maar madame de Merteuil legt hem met een strenge blik het zwijgen op.
 
‘Verwijt u mij, lieve vriend, dat ik van adel ben? U weet dat ik net als u van eenvoudige afkomst ben. Wat voor keus had ik? Vroedvrouw worden? Non? De echtgenote van een chirurgijn en ieder jaar een kind baren? Koos u ook niet voor een loopbaan in de door u zo vervloekte kerk om verlost te zijn van armoede en gebrek? Om een plaats te vinden waar u zich kon toeleggen op studie? Het was een verraad aan de principes van mijn vader, dat weet ik. Hij verweet me dat ik net als Voltaire neerkeek op het gewone volk en me encanailleerde met de onderdrukkers. Maar wat had ik van dat stom gehouden, stinkende en gewelddadige ‘gewone volk’ te verwachten? Niets. De omstandigheden zijn nu veranderd! We kunnen een daadwerkelijke democratie vestigen. De knechting van een broedervolk hoort daar niet bij. Dat druist in tegen al onze principes!’
 
‘Principes zijn voor schoolmeesters, belangen voor staatslieden. De heer Paulus en zijn medebewoners van deze moerassen zijn niet in de positie om Frankrijk te vertellen wat wel en niet rechtvaardig is. Ik dien het belang van de staat. De handelsvloot van die verdomde republiek heeft ons lang genoeg parten gespeeld.’
 
‘Maar er zijn toch wel manieren om een compromis te bereiken?’ Madame de Merteuil keek burger Sieyes diep in de ogen. ‘Mirabeau heeft me geleerd dat je niet alleen lippendienst moet bewijzen aan je idealen maar dat je het lot af en toe een handje moet helpen.’ Onder tafel liet zij discreet haar hand over de gulp van de afgevaardigde glijden. Sieyes blik verstarde, de arme Pieter Paulus keek niet-begrijpend van de een naar de ander.
 
Cut. Flashback naar Troyes. De vader van madame de Merteuil zit over een boek gebogen en leest voor aan zijn dochter. Hij leest een passage uit de Kortbondige spreuken wegens de ziektens van Herman Boerhaave. ‘Welke druipen een slymige bloedige etter, die tay, groenagtig, 't vleesch uitknagend, meer in de breedte, als met voort te lopen in 't diepe. Hier door in de roede uiterlyk kanker of kreeftgezwellen; in 't inwendige een druipert; in de schede de witte vloed genoemd. Dan liesklieren zwellende in beide sexe, Venusbuylen, mede gedeelt 't vergift door wederopslorpende. En in de mannen de ontsteking van 't lid, 't welk kort ontbonden tot 't heete vuur. Dan zwellen de klooten, pynelyk, dikmaals in een gezwel weggaande, met een ontstooken opzwelling komende tot de zaadblaasjes. Als ook de kliertjes, koude pis, uiteting van de pisleider, voorstanders hals van de blaas, saatvaten; diergelyke in de vrouwen.’ 2)
 
‘Wat bedoel je papa?’ ‘Ik bedoel dat je uit moet kijken. Vooral met edele heren en de dienaren van de kerk. Ze hebben vrijwel allemaal een Venus-smet. Direct contact leidt tot besmetting. Zelfs ik kan dat niet afdoende genezen. Mocht je ooit amoureuze gevoelens voor zo’n sujet gevoelen wikkel dan een schapendarm om zijn lid of gebruik je handen. Via de handen kan de besmetting niet plaats vinden zo heb ik ondervonden. Maar wel goed wassen met zeep!’ Deze les was haar goed van pas gekomen, vooral toen ze met dat zwijn van een Mirabeau omging.
 
‘Liefde’, vervolgde de markiezin terwijl ze handig een paar knopen van de gulp van de afgevaardigde losmaakte en haar hand om het lid van het Comité de salut public vlijde, ‘liefde tussen de vrije volkeren van onze beide naties is toch meer waard dan een snel gewin?’ ‘Eh, er valt misschien over te praten’, bracht Sieyes uit terwijl het zweet op zijn voorhoofd begon te parelen. ‘Noem uw prijs!’, zei madame terwijl ze voelde dat haar hand de belangstelling van de gezant had gewekt. ‘Tien miljoen florijnen’, kreunde Sieyès. Er klonk een kletsend geluid van onder de tafel en zijn gezicht vertrok. ‘Laten we geen handjeklap spelen’, sprak de markiezin. ‘We willen dit allemaal tot een goed en gelukkig einde brengen, is het niet? Één miljoen en geen cent meer!’

Sieyès hapte naar adem. ’Goed, maar onze soldaten zijn ondervoed en slecht gekleed. Ik eis dat de Bataafse Republiek hun bevrijders van voldoende proviand en goede kleding voorziet.’ Madame de Merteuil keek naar Pieter Paulus. Paulus knikte. Een laatste handbeweging van de markiezin ontlokte een diepe zucht aan de gezant. Handig ving ze zijn liefdesgave op in haar linker handpalm ten einde zijn prachtige uniform niet te besmeuren. ‘Afgesproken.’

‘Verexcuseert u mij een ogenblik’, sprak madame de Merteuil. Ze stond op en begaf zich naar haar badkamer om het liefdesoffer van citoyen Sieyès van haar handen te wassen. Toen ze de lampetkan wilde pakken veranderde deze weer in een moderne wastafel. Verbaasd waste ze haar handen met de zeep uit het pompje en droogde ze af aan de handdoek uit de handdoekenautomaat. Toen ze aan de rol textiel trok om een droog gedeelte te kunnen gebruiken veranderde dit in een filmdoek. Op het doek trokken goed gevoede Franse soldaten terug naar Frankrijk en haveloze soldaten marcheerden richting de Bataafse Republiek. Bij de grens werden ze opgewacht door blozende boerenmeisjes op klompen die zongen:

‘Hop Marjanneke, stroop in het kanneke
laat de poppetjes dansen
gisteren was er de prins in 't land
en nu die kale Fransen.’

Nadat ze waren uitgezongen schaterden ze het uit, namen de haveloze Franse soldaten bij de arm en wandelden in de richting van de dorpen en de steden waar hun een warm onthaal zou wachten.
 
'Mooi. Dat staat er weer goed op. Denk je dat dit een Gouden Palm oplevert?' 'Mwah, hooguit de publieksprijs. De critici zulen wel weer vinden dat we al te vrij met de historische feiten zijn omgesprongen op jacht naar sensatie. Of dat we Irina Palm parodiëren.' 'Toch is het allemaal echt zo gebeurd.' 'Ga jij ze dat maar uitleggen.'   
 
1) J. Th J. van den Berg en J.J. Vis (2013), De eerste honderdvijftig jaar. Parlementaire geschiedenis van Nederland, Bert Bakker, Amsterdam, p. 51.
2) Herman Boerhaave, Kortbondige spreuken wegens de ziektens (1979) http://dbnl.nl/tekst/boer054kort01_01/boer054kort01_01_0104.php
 
*************************
De tekening is van Linda Hulshof
Meer informatie op: www.lindahulshof.nl


© 2013 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Madame (20) helpt de Bataafse Republiek Willem Minderhout
1016VG Madame
‘Is dit het storyboard? Wat is dat? Een vrouw die haar handen droogt aan zo’n handdoekenautomaat in het toilet?’ ‘Ja, de rest ligt hier in die map. We gaan eindelijk weer eens door met ‘Merteuil, the movie’. ’Ziet er toch uit als een al te moderne sanitaire voorziening voor de achttiende eeuw.’ ‘Ach ja, die scenarist is weer eens bezig met perspectiefwisselingen. Zorg jij nu maar dat de belichting goed is. Ik wil eindelijk weer eens beginnen.’
 
Huis Valmont is volkomen gerestyled en modern ingericht. Madame de Merteuil zit, gekleed in een mantelpakje, op een driezitsbank. Op haar schoot heeft ze een dik boek waar ze enigszins afwezig in bladert. Opeens valt haar oog op een passage die haar interesseert. Zachtjes prevelt ze de tekst: ‘Uiteindelijke stuurde het regerende ‘Comité du Salut Public’ in Parijs een van zijn leden, Emmanuel Joseph Sieyès, als delegatieleider naar Den Haag om een doorbraak tot stand te brengen. Daar werd hij geconfronteerd met een kwartet onderhandelaars namens de Staten-Generaal onder leiding van Pieter Paulus.’ 1)
 
De markiezin is zichtbaar geroerd. Ze legt het boek omgekeerd op de bank en reikt naar een schoteltje waarop een half opgegeten tompouce ligt. Ze grijpt mis en een klodder glazuur kleeft aan haar vinger. Ze staat op en loopt naar haar badkamer. Op de wastafel staat een plastic zeepflesje met een pompje. Madame pompt een kloddertje zeep in haar linker hand, reikt naar de kraan en kijkt in de spiegel. Ze schrikt. In de spiegel ziet ze zichzelf met hoog opgestoken haar en in een achttiende-eeuwse jurk. Ook de reflectie van de badkamer is veranderd. Achter zich ziet ze haar oude secreet en de moderne wastafel blijkt plaats te hebben gemaakt voor een tafel met een waskom en een lampetkan. Het beeld vervaagt.
 
We zien Madame terug in een knusse salon. Zij zit aan tafel met twee heren in wie wij Pieter Paulus en Emmanuel Joseph Sieyès menen te herkennen. Sieyès kijkt hooghartig, Paulus bedrukt. Madame probeert het ijs te breken door ruimhartig met de likeurfles rond te gaan.
 
‘Citoyen Sieyès, ik ben zo blij u hier aan te treffen. Robespierre had geen betere gezant kunnen afvaardigen. Ik herinner me nog als de dag van gisteren dat u mij hier bezocht om de opstand der Patriotten te bespreken. 1887, alweer acht jaar geleden. De tijd vliegt! Onze gezamenlijke vriend Mirabeau, moge hij rusten in vrede, heeft mij in zijn brieven beschreven hoe kranig u zich geweerd heeft met uw vrienden van het Comité des Trente om ons vaderland te bevrijden. U bent op uw beurt de dappere Bataven tot voorbeeld geweest. Wat is de derde stand? Alles. Wat is hij tot op heden op politiek gebied geweest? Niets. Wat vraagt hij? Iets te worden. De derde stand is de hele natie. Wat is er nodig opdat een natie zou blijven bestaan en bloeien? Particuliere ondernemingen en openbare ambten. Ik herinner me nog dat ik uw pamflet voorlas aan Pieter Paulus. We werden er beiden door vervuld. Als één man weet wat de Bataven en de Fransen voor elkaar betekend hebben en voor elkaar zullen betekenen dan bent u dat wel. Voorzeker zult u dit trotse volk niet onderwerpen en van al hun rijkdommen beroven zoals sommige leden van de Nationale Vergadering schijnen te willen. Dit dappere volk heeft dat niet verdiend.’
 
Sieyès stak zijn hand op om de markiezin de mond te snoeren. ‘Het siert u, mevrouw, dat u het volk waar u uw toevlucht heeft gezocht zo in bescherming neemt. Maar weet wel dat ik mij niet door een lid van de adel de les laat lezen. U weet wat wij tegenwoordig met de adel doen? Die korten wij in. En die Bataven van u hebben hun bevrijding geheel en al aan de dappere Franse legers te danken. Daendels? Waar zou hij zijn zonder Pichegru? Wij hebben ons bloed vergoten voor dit land, mevrouw. Het is niet meer dan passend dat wij daar een beloning voor opeisen.’
 
Pieter Paulus maakt zich zichtbaar kwaad en wil het woord tot Sieyès richten, maar madame de Merteuil legt hem met een strenge blik het zwijgen op.
 
‘Verwijt u mij, lieve vriend, dat ik van adel ben? U weet dat ik net als u van eenvoudige afkomst ben. Wat voor keus had ik? Vroedvrouw worden? Non? De echtgenote van een chirurgijn en ieder jaar een kind baren? Koos u ook niet voor een loopbaan in de door u zo vervloekte kerk om verlost te zijn van armoede en gebrek? Om een plaats te vinden waar u zich kon toeleggen op studie? Het was een verraad aan de principes van mijn vader, dat weet ik. Hij verweet me dat ik net als Voltaire neerkeek op het gewone volk en me encanailleerde met de onderdrukkers. Maar wat had ik van dat stom gehouden, stinkende en gewelddadige ‘gewone volk’ te verwachten? Niets. De omstandigheden zijn nu veranderd! We kunnen een daadwerkelijke democratie vestigen. De knechting van een broedervolk hoort daar niet bij. Dat druist in tegen al onze principes!’
 
‘Principes zijn voor schoolmeesters, belangen voor staatslieden. De heer Paulus en zijn medebewoners van deze moerassen zijn niet in de positie om Frankrijk te vertellen wat wel en niet rechtvaardig is. Ik dien het belang van de staat. De handelsvloot van die verdomde republiek heeft ons lang genoeg parten gespeeld.’
 
‘Maar er zijn toch wel manieren om een compromis te bereiken?’ Madame de Merteuil keek burger Sieyes diep in de ogen. ‘Mirabeau heeft me geleerd dat je niet alleen lippendienst moet bewijzen aan je idealen maar dat je het lot af en toe een handje moet helpen.’ Onder tafel liet zij discreet haar hand over de gulp van de afgevaardigde glijden. Sieyes blik verstarde, de arme Pieter Paulus keek niet-begrijpend van de een naar de ander.
 
Cut. Flashback naar Troyes. De vader van madame de Merteuil zit over een boek gebogen en leest voor aan zijn dochter. Hij leest een passage uit de Kortbondige spreuken wegens de ziektens van Herman Boerhaave. ‘Welke druipen een slymige bloedige etter, die tay, groenagtig, 't vleesch uitknagend, meer in de breedte, als met voort te lopen in 't diepe. Hier door in de roede uiterlyk kanker of kreeftgezwellen; in 't inwendige een druipert; in de schede de witte vloed genoemd. Dan liesklieren zwellende in beide sexe, Venusbuylen, mede gedeelt 't vergift door wederopslorpende. En in de mannen de ontsteking van 't lid, 't welk kort ontbonden tot 't heete vuur. Dan zwellen de klooten, pynelyk, dikmaals in een gezwel weggaande, met een ontstooken opzwelling komende tot de zaadblaasjes. Als ook de kliertjes, koude pis, uiteting van de pisleider, voorstanders hals van de blaas, saatvaten; diergelyke in de vrouwen.’ 2)
 
‘Wat bedoel je papa?’ ‘Ik bedoel dat je uit moet kijken. Vooral met edele heren en de dienaren van de kerk. Ze hebben vrijwel allemaal een Venus-smet. Direct contact leidt tot besmetting. Zelfs ik kan dat niet afdoende genezen. Mocht je ooit amoureuze gevoelens voor zo’n sujet gevoelen wikkel dan een schapendarm om zijn lid of gebruik je handen. Via de handen kan de besmetting niet plaats vinden zo heb ik ondervonden. Maar wel goed wassen met zeep!’ Deze les was haar goed van pas gekomen, vooral toen ze met dat zwijn van een Mirabeau omging.
 
‘Liefde’, vervolgde de markiezin terwijl ze handig een paar knopen van de gulp van de afgevaardigde losmaakte en haar hand om het lid van het Comité de salut public vlijde, ‘liefde tussen de vrije volkeren van onze beide naties is toch meer waard dan een snel gewin?’ ‘Eh, er valt misschien over te praten’, bracht Sieyes uit terwijl het zweet op zijn voorhoofd begon te parelen. ‘Noem uw prijs!’, zei madame terwijl ze voelde dat haar hand de belangstelling van de gezant had gewekt. ‘Tien miljoen florijnen’, kreunde Sieyès. Er klonk een kletsend geluid van onder de tafel en zijn gezicht vertrok. ‘Laten we geen handjeklap spelen’, sprak de markiezin. ‘We willen dit allemaal tot een goed en gelukkig einde brengen, is het niet? Één miljoen en geen cent meer!’

Sieyès hapte naar adem. ’Goed, maar onze soldaten zijn ondervoed en slecht gekleed. Ik eis dat de Bataafse Republiek hun bevrijders van voldoende proviand en goede kleding voorziet.’ Madame de Merteuil keek naar Pieter Paulus. Paulus knikte. Een laatste handbeweging van de markiezin ontlokte een diepe zucht aan de gezant. Handig ving ze zijn liefdesgave op in haar linker handpalm ten einde zijn prachtige uniform niet te besmeuren. ‘Afgesproken.’

‘Verexcuseert u mij een ogenblik’, sprak madame de Merteuil. Ze stond op en begaf zich naar haar badkamer om het liefdesoffer van citoyen Sieyès van haar handen te wassen. Toen ze de lampetkan wilde pakken veranderde deze weer in een moderne wastafel. Verbaasd waste ze haar handen met de zeep uit het pompje en droogde ze af aan de handdoek uit de handdoekenautomaat. Toen ze aan de rol textiel trok om een droog gedeelte te kunnen gebruiken veranderde dit in een filmdoek. Op het doek trokken goed gevoede Franse soldaten terug naar Frankrijk en haveloze soldaten marcheerden richting de Bataafse Republiek. Bij de grens werden ze opgewacht door blozende boerenmeisjes op klompen die zongen:

‘Hop Marjanneke, stroop in het kanneke
laat de poppetjes dansen
gisteren was er de prins in 't land
en nu die kale Fransen.’

Nadat ze waren uitgezongen schaterden ze het uit, namen de haveloze Franse soldaten bij de arm en wandelden in de richting van de dorpen en de steden waar hun een warm onthaal zou wachten.
 
'Mooi. Dat staat er weer goed op. Denk je dat dit een Gouden Palm oplevert?' 'Mwah, hooguit de publieksprijs. De critici zulen wel weer vinden dat we al te vrij met de historische feiten zijn omgesprongen op jacht naar sensatie. Of dat we Irina Palm parodiëren.' 'Toch is het allemaal echt zo gebeurd.' 'Ga jij ze dat maar uitleggen.'   
 
1) J. Th J. van den Berg en J.J. Vis (2013), De eerste honderdvijftig jaar. Parlementaire geschiedenis van Nederland, Bert Bakker, Amsterdam, p. 51.
2) Herman Boerhaave, Kortbondige spreuken wegens de ziektens (1979) http://dbnl.nl/tekst/boer054kort01_01/boer054kort01_01_0104.php
 
*************************
De tekening is van Linda Hulshof
Meer informatie op: www.lindahulshof.nl
© 2013 Willem Minderhout
powered by CJ2