archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 8
Jaargang 10
14 februari 2013
Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
Is dit een syndroom, of niet? Abdelrachid Khalil

1008BS Syndroom
De traan trok een spoor over haar lelieblanke huid. Het deed mij denken aan een druppel kaarsvet die langzaam haar weg zoekt, langs zijn op dat moment nog hardere variant, om op te drogen daar waar moeder natuur het toelaat. Het deed mij pijn om het toe te geven, maar zij was mooier als zij huilde. Vele malen mooier. Ik wilde haar troosten. Mijn arm om haar slanke schouders geeft haar wellicht de kracht om weer door te gaan. Mijn arm kwam niet. Op dat moment leek het of ik aan de grond genageld stond. Ik wilde mijn arm geven, of misschien nog wel meer. Het kon niet. Alles blokkeerde voor enkele minuten. Alles staakte. De chaos van een staking is groot.
 
Ooit was ik in de Franse stad Marseille op een warme zomerdag. Ik stond in een enorme file en voor mij was de eerste drie uur van de file nog niet bekend waarom er überhaupt een file stond. Na drie uur kwam ik erachter. De Franse taxichauffeurs hadden besloten te staken. Een gedeelte van de rechterrijstrook van de snelweg was voor even eigendom geworden van de taxichauffeurs uit één van de crimineelste steden van Europa. Luid toeterend, schreeuwend en joelend hadden de taxichauffeurs hun werk neergelegd. De chaos op en om Marseille was met geen toetsenbord te beschrijven.

De chaos in mijn lichaam was met geen toetsenbord te beschrijven. Ik probeerde mijn best te doen haar te bieden wat zij op dat moment verdiende. Of wat ik dacht dat zij verdiende. Al lukte het denken ook even niet. Ik wilde haar wel troosten. Ik besefte dat mijn emoties niet werkten zoals ze hoorden te werken. Ik wilde haar echt wel helpen. Alleen iets in mij hield dat tegen. Het liefst was ik ook gaan huilen. Ook had ik met een schone zakdoek haar tranen willen deppen. Niet uit liefde, maar uit medelijden. Ik kon er niet tegen haar te zien lijden. De pijn die haar was aangedaan door een jongen. De tranenstroom werd heviger. Steeds meer tranen rolden over haar huid en snikkende geluiden verlieten haar keel. Het medelijden deed mij steeds meer pijn. Elke snik voelde voor mij aan alsof er een steen op mijn maag viel. Dezelfde snikken veroorzaakten dat ik even geen adem meer kon halen. Met hoeveel kracht ik ook de zuurstof mijn longen probeerde in te zuigen, het wilde maar niet lukken.
 
Ik herinnerde mij de dag dat ik voor het eerst ging roken. Een vriend vroeg mij zijn sigaretten voor hem te bewaren. Mijn ouders inspecteerden mijn jas nooit. Ze hadden er ook geen reden toe. De geur die om mij heen hing was van Jean-Paul Gaultier en geenszins van Marlboro. Ik fietste vanaf mijn middelbare school naar huis, waar ik over het algemeen een kwartiertje over deed. Het pakje brandde in mijn jaszak en ik wilde zo graag weten waarom de eigenaar van het pakje een week huisarrest (als het niet meer was) wilde riskeren voor het roken van een paar sigaretten. Ik kon er alleen achter komen door het te proberen. Voorzichtig haalde ik een sigaret uit het pakje en stak ‘m aan met de aansteker die ook in het pakje zat. Ik inhaleerde diep, heel diep, en dat ontaarde in een enorme hoestbui. Ik voelde mijn longen branden en had meteen spijt.

Ik voelde mijn longen branden en had spijt dat ik niet in kon grijpen. Het moest toch niet zo moeilijk te zijn om emotie te tonen. Mijn gedachten gaven zelf aan dat ik haar moest omarmen en ervoor moest zorgen dat zij zich op haar gemak voelde. Het lukte mij niet. Het deed mij pijn dat ik niet kon doen wat ik wilde doen. Ook werd ik getroffen door pijn, omdat ik dacht dat er iets niet goed was met mij. Het voelde alsof ik niet helemaal in orde was en ik weet wel hoe dat komt

Niet alle kinderen bij mij op school deden vroeger zoals ik. Toen ik ouder werd ontwikkelde ik een ziekelijke drang alles uit mijn hoofd te leren. Naast alles uit mijn hoofd leren moest alles perfect zijn. Het herstructureren en het in paniek raken van veranderingen, ook dat was niet helemaal normaal. Dat werd mij verteld. De artsen noemden het Asperger-syndroom. Ik vond dat ik gewoon beetje gek was. Een groot deel van mijn gedrag was te wijten aan wat de artsen hadden geconcludeerd. Ik was ziek. Niet lichamelijk, maar psychisch. En dan ook weer niet echt ziek, want autisme (waar het syndroom van Asperger een onderdeel van is) dat is iets dat heel veel mensen hebben.

Ik vond het gek dat de dokter het aantal mensen dat een ziekte met zich draagt bepalend acht voor de vraag of het echt een ziekte is. Voor een minuut wilde ik opstaan en weglopen. Deze dokter kon ik niet langer vertrouwen. Als dit echt het punt was wat de doorslag geef in ziek zijn of niet, dan wil dat zeggen dat als je kanker hebt je niet echt ziek bent. Er zijn tenslotte heel veel mensen die kanker hebben.
 
*******************************
De tekening is van Linda Hulshof
Meer informatie op: www.lindahulshof.nl
 
************************
Abonneert u op de Nieuwsbrief.


© 2013 Abdelrachid Khalil meer Abdelrachid Khalil - meer "Het leven zelf" -
Beschouwingen > Het leven zelf
Is dit een syndroom, of niet? Abdelrachid Khalil
1008BS Syndroom
De traan trok een spoor over haar lelieblanke huid. Het deed mij denken aan een druppel kaarsvet die langzaam haar weg zoekt, langs zijn op dat moment nog hardere variant, om op te drogen daar waar moeder natuur het toelaat. Het deed mij pijn om het toe te geven, maar zij was mooier als zij huilde. Vele malen mooier. Ik wilde haar troosten. Mijn arm om haar slanke schouders geeft haar wellicht de kracht om weer door te gaan. Mijn arm kwam niet. Op dat moment leek het of ik aan de grond genageld stond. Ik wilde mijn arm geven, of misschien nog wel meer. Het kon niet. Alles blokkeerde voor enkele minuten. Alles staakte. De chaos van een staking is groot.
 
Ooit was ik in de Franse stad Marseille op een warme zomerdag. Ik stond in een enorme file en voor mij was de eerste drie uur van de file nog niet bekend waarom er überhaupt een file stond. Na drie uur kwam ik erachter. De Franse taxichauffeurs hadden besloten te staken. Een gedeelte van de rechterrijstrook van de snelweg was voor even eigendom geworden van de taxichauffeurs uit één van de crimineelste steden van Europa. Luid toeterend, schreeuwend en joelend hadden de taxichauffeurs hun werk neergelegd. De chaos op en om Marseille was met geen toetsenbord te beschrijven.

De chaos in mijn lichaam was met geen toetsenbord te beschrijven. Ik probeerde mijn best te doen haar te bieden wat zij op dat moment verdiende. Of wat ik dacht dat zij verdiende. Al lukte het denken ook even niet. Ik wilde haar wel troosten. Ik besefte dat mijn emoties niet werkten zoals ze hoorden te werken. Ik wilde haar echt wel helpen. Alleen iets in mij hield dat tegen. Het liefst was ik ook gaan huilen. Ook had ik met een schone zakdoek haar tranen willen deppen. Niet uit liefde, maar uit medelijden. Ik kon er niet tegen haar te zien lijden. De pijn die haar was aangedaan door een jongen. De tranenstroom werd heviger. Steeds meer tranen rolden over haar huid en snikkende geluiden verlieten haar keel. Het medelijden deed mij steeds meer pijn. Elke snik voelde voor mij aan alsof er een steen op mijn maag viel. Dezelfde snikken veroorzaakten dat ik even geen adem meer kon halen. Met hoeveel kracht ik ook de zuurstof mijn longen probeerde in te zuigen, het wilde maar niet lukken.
 
Ik herinnerde mij de dag dat ik voor het eerst ging roken. Een vriend vroeg mij zijn sigaretten voor hem te bewaren. Mijn ouders inspecteerden mijn jas nooit. Ze hadden er ook geen reden toe. De geur die om mij heen hing was van Jean-Paul Gaultier en geenszins van Marlboro. Ik fietste vanaf mijn middelbare school naar huis, waar ik over het algemeen een kwartiertje over deed. Het pakje brandde in mijn jaszak en ik wilde zo graag weten waarom de eigenaar van het pakje een week huisarrest (als het niet meer was) wilde riskeren voor het roken van een paar sigaretten. Ik kon er alleen achter komen door het te proberen. Voorzichtig haalde ik een sigaret uit het pakje en stak ‘m aan met de aansteker die ook in het pakje zat. Ik inhaleerde diep, heel diep, en dat ontaarde in een enorme hoestbui. Ik voelde mijn longen branden en had meteen spijt.

Ik voelde mijn longen branden en had spijt dat ik niet in kon grijpen. Het moest toch niet zo moeilijk te zijn om emotie te tonen. Mijn gedachten gaven zelf aan dat ik haar moest omarmen en ervoor moest zorgen dat zij zich op haar gemak voelde. Het lukte mij niet. Het deed mij pijn dat ik niet kon doen wat ik wilde doen. Ook werd ik getroffen door pijn, omdat ik dacht dat er iets niet goed was met mij. Het voelde alsof ik niet helemaal in orde was en ik weet wel hoe dat komt

Niet alle kinderen bij mij op school deden vroeger zoals ik. Toen ik ouder werd ontwikkelde ik een ziekelijke drang alles uit mijn hoofd te leren. Naast alles uit mijn hoofd leren moest alles perfect zijn. Het herstructureren en het in paniek raken van veranderingen, ook dat was niet helemaal normaal. Dat werd mij verteld. De artsen noemden het Asperger-syndroom. Ik vond dat ik gewoon beetje gek was. Een groot deel van mijn gedrag was te wijten aan wat de artsen hadden geconcludeerd. Ik was ziek. Niet lichamelijk, maar psychisch. En dan ook weer niet echt ziek, want autisme (waar het syndroom van Asperger een onderdeel van is) dat is iets dat heel veel mensen hebben.

Ik vond het gek dat de dokter het aantal mensen dat een ziekte met zich draagt bepalend acht voor de vraag of het echt een ziekte is. Voor een minuut wilde ik opstaan en weglopen. Deze dokter kon ik niet langer vertrouwen. Als dit echt het punt was wat de doorslag geef in ziek zijn of niet, dan wil dat zeggen dat als je kanker hebt je niet echt ziek bent. Er zijn tenslotte heel veel mensen die kanker hebben.
 
*******************************
De tekening is van Linda Hulshof
Meer informatie op: www.lindahulshof.nl
 
************************
Abonneert u op de Nieuwsbrief.
© 2013 Abdelrachid Khalil
powered by CJ2